width and height should be displayed here dynamically

Akram Zaatari in WIELS.

This Day at Ten in WIELS is de eerste tentoonstelling in België van de in Beirut gevestigde Libanese kunstenaar Akram Zaatari (°1966, Sidon). Hij werkt in hoofdzaak met film- en fotobeelden, zowel eigen opnames als archiefbeelden, maar daarnaast ook met diverse archiefstukken. Daarmee creëert hij documentaires en documentaire installaties die de mentale impact van de oorlogen in het Midden-Oosten, en meer in het bijzonder de Libanese burgeroorlog (ca. 1975-1991), onder de loep nemen. Zaatari is ook actief betrokken bij de Arab Image Foundation (AIF) die alle beelden die met die oorlog samenhangen wil archiveren. In zijn werk komt de vraag naar de betekenis van oude media als analoge fotografie en 16mm-film naar voren, en naar hun verhouding tot recente technologische omwentelingen.

Het centrale werk op de tentoonstelling is Letter to a Refusing Pilot, dat in 2013 nog te zien was in het Libanese Paviljoen op de Biënnale van Venetië. Een HD-videoprojectie (ca. 30 min) en een korte 16mm-film die in loop gemonteerd is, vormen de basis ervan. De setting is echter niet zonder belang. De HD-film staat tussen muren met voetlichten. De ruimte heeft zo de allure van een ouderwetse cinema, ondanks de harde cilindervormige zitjes. Die indruk wordt nog versterkt wanneer bij de ‘entr’actes’ de voetlichten aanfloepen en Françoise Hardy’s Comment te dire adieu (1968) weerklinkt. De 16mm-film daarentegen wordt geprojecteerd op de wand van een kleine kubus. Er staat slechts één oude pluchen theaterstoel voor.

De twee films verschillen sterk van elkaar. De 16mm-film is eigenlijk een pseudofilm: de camera tast in extreme close-up een foto af van een plek bij Sidon (Saida) in Libanon, getrokken op 6 juni 1982. De bomexplosies op de achtergrond verschijnen daardoor onverwacht, wellicht even onverwacht als ze zich in werkelijkheid voordeden, tijdens de toenmalige Israëlische inval. Deze helft van de installatie, met de oude projector, de korrelige foto en de oude stoel, ensceneert de schaarse bronnen waar de Libanezen (waaronder de 16-jarige Zaatari) op voortgingen om het conflict te vatten.

De andere helft toont daarentegen de poging om post factum de gebeurtenissen te begrijpen. Dat gebeurt op diverse manieren. Een eerste reeks beelden laat een man zien die, als een archivaris met handschoenen, oude familiekiekjes en een oude editie van Le petit prince van Antoine de Saint-Exupéry schikt op een lichtbak. Daarbij gaat telkens het ‘zaallicht’ aan. Meer documentaire beelden uit het verleden worden betrokken uit oude fotoboeken. Het zijn zwart-witbeelden van een nieuwe stadswijk. Diezelfde wijk, maar dan onherkenbaar verbouwd en vertimmerd, duikt op in de tweede reeks filmbeelden. Die documenteert het dagelijkse leven in een wijk van Sidon, en dan vooral rond de middelbare school: leerlingen op weg naar de klas, leerlingen die papieren vliegers werpen, een tuinman, wriemelende mieren, maar ook een merkwaardige sculptuur in de schooltuin van Alfred Basbous. Een derde reeks beelden is zuiver fictie: een evocatie van de jonge Zaatari die de klank van jachtvliegtuigen opneemt of een beeld van bommen die doelloos in zee gedropt worden.

Een hand die papieren vliegtuigjes, het beeld van Basbous en de school zelf schetst, illustreert de herinneringsarbeid die de verschillende beeldreeksen verbindt. Een nog belangrijker verbindend element is echter een lokale urban legend over een Israelische piloot die de opdracht had om de school te bombarderen, maar dat weigerde, omdat hij het gebouw herkende als een school. Hij gooide zijn bommen in zee. Jaren later kwam aan het licht dat dat verhaal geen verzinsel was, en ontmoette Zaatari de man ook. Dat verhaal ontdek je vooral dankzij korte tekstfragmenten. De beeldreeksen en schaarse teksten zijn echter zo gemonteerd dat de puzzel slechts langzaam in elkaar past, met als gevolg dat je lange tijd in het ongewisse verkeert over het hoe en waarom van wat je ziet.

Die complexe montage van nieuwe en oude filmbeelden, analoge foto’s en digitale beelden van het internet, komt ook terug in de veel langere film This Day at Ten uit 2012, die trouwens een kleine overlapping vertoont met Letter to a Refusing Pilot: ook hier duikt bijvoorbeeld de foto op die in Letter… tot ‘pseudofilm’ bewerkt werd. De strategie achter deze ongewone, want eerder verwarrende dan duidende aanpak moet, vermoed ik, tastbaar maken hoe ontregelend, zelfs ondoorgrondelijk, de Libanese werkelijkheid rond 1982 was vanuit het perspectief van iemand die zich in het midden van de strijd bevond. In dat opzicht is de parallel met het werk van Walid Raad, die trouwens met Zaatari samenwerkte binnen de AIF, treffend. Ook Raad probeert steeds weer vat te krijgen op de gebeurtenissen die zich toen afspeelden.

Het verschil is echter even markant. Bij Raad treden oorlog en terreur op als virussen die de werkelijkheid zelf aantasten, tot er alleen fantasma’s overblijven. Zaatari stelt het individu, in zijn volle, zij het kwetsbare integriteit, als referentiepunt voorop. Dat leidt tot een al bij al humanistische kijk, die niet altijd van sentiment gespeend is. Dat blijkt niet enkel uit de verwijzing naar Antoine de Saint-Exupéry. Ook het soort beelden dat hij maakt illustreert dat. Zijn camera verwijlt vaak lang bij dingen en mensen. Ze cirkelt bijvoorbeeld eindeloos traag rond het beeld van Basbous in de tuin van de school. Dat is een retorische figuur: ze evoceert volgens een beproefd procedé de intense emotie bij het weerzien van een plek. Uit de vele verwijzingen naar dagboeken in zowat elke film en installatie op de tentoonstelling blijkt overigens ook dat Zaatari een echte cinefiel is. Zijn cinematografische keuzes zijn dus allerminst toevallig.

Dagboeken en brieven – voor de toekomstige lezer – staan in deze tentoonstelling trouwens centraal. Er is een foto van een bomhuls die een brief bevat (en een film die de opgraving van die huls documenteert) of een foto van een gelijkaardige, in plastic verpakte brief. De Simulation of a Time Capsule Kassel (2012) toont een betonkolom waarin een brief werd ingewerkt. Op een tafel zijn bladen uit een dagboek met profetische en strijdbare gedachten over de Arabische wereld gepresenteerd. Telkens weer is er het vertrouwen dat de stem, de wanhoopskreet of de oproep tot verzet ooit weerklank zal vinden. Tot nader order lijkt die tijd echter niet aangebroken. Recente berichten uit het Midden-Oosten stemmen alvast niet optimistisch. Zaatari benadrukt, tegen beter weten in wellicht, toch de menselijkheid, en spreekt het doemdenken tegen.

 

• Akram Zaatari, This Day at Ten, tot 27 april in WIELS, Van Volxemlaan 354, 1190 Brussel (02/340.00.53; www.wiels.org).