Architectuurbiënnale Rotterdam – De zondvloed
Zware stormen zullen grote stukken Nederlandse kust wegslaan, waardoor delen van Nederland onbewoonbaar worden. Heel Den Haag zal onder water komen te staan. Een filmscenario voor de verre toekomst? Toch niet, volgens een rapport van het Amerikaanse Pentagon uit 2004 gaat dat gebeuren in 2007. Tegen 2020 zullen ook andere grote Europese steden dat lot hebben ondergaan.
Iedereen weet dat er wereldwijd sprake is van klimaatveranderingen. Iedereen weet dat bodemdaling, een stijgende zeespiegel en de opvang, berging en afvoer van water in Nederland een steeds groter probleem worden. Dit gegeven schijnt voor buitenlandse multinationals al een reden te zijn om zich niet meer in Nederland te vestigen. Maar maken de mensen in Nederland zich zorgen? In het geheel niet. De titel van de Architectuurbiënnale in Rotterdam luidt De Zondvloed, maar zelfs curator Adriaan Geuze lijkt niet erg ongerust. “Nadat we de historie hebben bestudeerd, is bij ons de stellige overtuiging gegroeid dat er uiteindelijk maar één traditie is: die van de collectieve benadering van het water.” Maar die is wel aan een nieuwe impuls toe. “De technocratische oplossing voor het waterprobleem, door dijken en kades steeds maar verder op te hogen, is niet langer reëel. […] Hoe hoog je een dijk ook maakt, er is altijd een kans dat het misgaat – en het zal ook een keer misgaan. Met de almaar stijgende waterstand kunnen we dat risico niet meer nemen. Op grond van economische en politiek-maatschappelijke motieven zeggen we dus: stop met het bouwen in zo’n diepe polder. Dat is niet pragmatisch, te duur en te gevaarlijk – terwijl er zulke slimme steden zijn te maken door een combinatie van landfill en kustversterking. Daar woon je veel mooier en je hebt en passant een probleem opgelost.” (Adriaan Geuze in een interview met Piet Vollaard in de catalogus bij de Biënnale) Het harmonische huwelijk tussen waterstaatkunde, ingenieursvakmanschap, ruimtelijke ordening en ruimtelijk ontwerp is in de naoorlogse periode verloren gegaan. Verkwanseld door “een miljoen zelfgenoegzame en volvette babyboomers” die zich – tenzij het Pentagon gelijk krijgt – vanaf 2007 in een “collectief vervroegd pensioen [zullen] wentelen. Zij hebben de polders de rug toegekeerd en verkneukelen zich op een permanent bestaan in hun tweede huizen elders, ver genoeg weg van de dichtbevolkte Delta met haar lelijke suburbaniteiten en goedkope horizon, weg van de overvolle wegen en de akelige stedelijke sfeer”, aldus Geuze in de publicatie Polders! Ziedaar zijn ambities voor deze Biënnale: een grondig begrip bijbrengen van de geschiedenis van Nederland en het water, het spiegelen van de Nederlandse traditie aan die in het buitenland, het opstellen van een nieuwe wateragenda en het bepleiten van een hernieuwde symbiose tussen waterstaattechnische en esthetische ingrepen in het landschap. Hij doet dat met vijf tentoonstellingen, twee dikke boeken en een groots opgetuigd flankerend programma van lezingen, workshops en debatten. De meer op ontwerp en concept gebaseerde tentoonstellingen Mare Nostrum (over de ontwerpopgave die het massale, wereldwijde kusttoerisme met zich meebrengt) en De Hollandse Waterstad (over verleden en toekomst van watersteden in Nederland en het buitenland) zijn inmiddels voorbij, maar in het NAi zijn nog drie tentoonstellingen te zien.
Polders – Een theater van land en water biedt een grondige analyse van 15 van de in totaal 3500 Nederlandse polders. De achterliggende gedachte is dat kennis van de poldergeschiedenis de waardering en het begrip voor polderlandschappen zal verhogen. Een polder is niets meer en niets minder dan een door dijken omgeven gebied waar het waterpeil kunstmatig wordt gereguleerd. Aan de hand van 15 polders komen diverse thema’s aan bod. Dat naast kunde en techniek soms uitgesproken esthetische uitgangspunten werden gehanteerd, is een van de verrassingen van deze tentoonstelling. De Beemster bijvoorbeeld, drooggelegd tussen 1608 en 1612, is verkaveld volgens een raster van vierkanten. Dit ordeningsprincipe is afgeleid van Simon Stevins ontwerp voor de ideale stad. Het vierkant staat daarbij symbool voor hechtheid en vastheid. In prachtig historisch kaartmateriaal is te zien hoe in een grid van vierkanten stolpboerderijen, herenhuizen, lusthoven en burgerhuizen een plaats kregen. In jongere polders zijn hele steden met agrarisch ommeland gebouwd, zoals Almere en Lelystad. Niet elke drooglegging werd een succes. Soms maakt de blijvende aanwezigheid van zout kwelwater een polder onbruikbaar voor agrarische doeleinden. Zo werd het Naardermeer van een polder weer een meer. Momenteel wordt erover gedacht om de inmiddels bewoonde Horstermeerpolder, met een soortgelijke problematische geschiedenis, opnieuw onder water te zetten, bij wijze van waterberging. Hoewel de Biënnale nadrukkelijk geen doembeeld wil oproepen, is de symboliek op de citatenwand duidelijk. Toekomstscenario’s en reflecties op de huidige stand van zaken zijn te lezen op een zeeblauwe wand achter een dijk. Alsof alle plannen hier worden ingehaald door de realiteit van een ondergelopen land.
Dat het maken van polders geen typisch Nederlandse aangelegenheid blijkt, is een tweede verrassing. In de expositie Three Bays analyseren drie gastconservatoren ieder een baai: in Amsterdam (Maarten Kloos), Tokio (Hidenou Jinnai) en Venetië (Marino Folin). Zo uitvoerig wordt de geschiedenis van de drie steden getoond, dat de conclusie van sterke historische verwantschap ook een beetje teleurstelt. Al dat prachtige materiaal, speciaal gemaakt of ingevlogen uit musea en collecties over de hele wereld, dient vooral om overeenkomsten aan te tonen. Voor de aandachtige bezoeker zijn er echter ook nuances. In Tokio is door massale demping van de grachten tijdens de voorbereidingen van de Olympische Winterspelen in 1964 nauwelijks nog iets te zien van de waterstaatkundige geschiedenis, maar sinds kort worden plannen gemaakt om de historische grachtenstructuur opnieuw zichtbaar te maken. In Venetië wordt de lagune, ooit het economisch hart van de regio, ingesloten door de ontwikkeling van de Venetiaanse agglomeratie. En Amsterdam, als een windvaan de economische voorspoed volgend, was ooit op het oosten gericht (op de Zuiderzee waarover de VOC-schepen aankwamen), na aanleg van het Noordzeekanaal vooral westwaarts, en nu – met de komst van IJburg en de oriëntatie op Almere – lijkt de stad zich weer oostwaarts te ontwikkelen. In deze tentoonstelling wordt nadrukkelijk de relatie gelegd tussen economische voorspoed, culturele bloei en technische prestaties. Misschien is dat op te vatten als een stil verwijt: waarom hebben ‘de babyboomers’ het economisch hoogtij van de jaren ‘90 niet gebruikt om nieuwe oplossingen te bedenken voor de waterproblematiek in Nederland?
De derde tentoonstelling in het drieluik, Flow, houdt zich vooral bezig met de visie van ontwerpers op de waterproblematiek, en met mogelijke oplossingen. Het zijn maar negen projecten, maar het is hier dat de huidige ontwerpmogelijkheden in Nederland worden belicht. Het plan van Mark van Beest is een heel bescheiden ingreep in de ecologische omstandigheden. Het verstrijken van de tijd doet het eigenlijke werk. Ronald Rietveld poneert met Deltawerken 2.0 een plan waarin enorme hoeveelheden Rijn- en Waalwater kunnen worden opgevangen in een bekken van 42 bij 20 kilometer in de omgeving van Deventer. De huizen staan op terpen in de leegte – totdat het water komt. Heel vernuftig is ook Wavegarden van Yusuke Obushi die een membraan heeft ontworpen dat energie kan opwekken uit golfbewegingen.
En zo leidt Geuze de bezoeker via de 17de-eeuwse ingenieurskunst, waarin de eenheid van landschap, techniek en esthetiek vanzelfsprekend is en de collectieve Nederlandse traditie centraal staat, en via nog andere historische voorbeelden, naar mogelijke ontwerpen voor de toekomst. Het collectief belang benadrukkend, weet hij het valse sentiment toch te vermijden. De Rotterdamse Biënnale is vooral – zeker in combinatie met de twee boeken die in dit verband zijn verschenen – een grootse waterstaatkundige geschiedenisles met de nadruk op het vergaren van kennis, het leggen van verbanden en het kweken van begrip. Een beetje saai, met weinig digitale opsmuk, en vlak vormgegeven als het Nederlandse landschap zelf, maar wel doortastend en gedegen. Als een hedendaagse Hansje Brinker levert Geuze met al deze informatie een stevige basis voor een nieuwe generatie met nieuwe ambities en een nieuw elan. Tenzij het water er eerder is…
• Polders – een theater van land en water en Three Bays (tot 4 september), Flow (tot 21 augustus) in het NAi, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00; www.nai.nl). Het boek Polders! Gedicht Nederland van Adriaan Geuze en Fred Feddes verscheen bij NAi Uitgevers (www.naipublishers.nl); Atlas van de Nederlandse Waterstad van Fransje Hooimeijer, Han Meyer en Arjan Nienhuis verscheen bij Uitgeverij Sun (www.uitgeverijboom.nl).