width and height should be displayed here dynamically

August Sander: meesterwerken en ontdekkingen

De Duitse fotograaf August Sander (1876-1964) is vooral bekend van zijn indrukwekkende en baanbrekende portrettenreeks Menschen des 20. Jahrhunderts, maar hij beoefende nog andere genres dan het portret: zijn oeuvre bevat ook landschapsfoto’s, stadsbeelden, natuuropnames en zelfs objectstudies en architectuurfotografie. Bovendien realiseerde hij niet alleen vrij werk, maar werkte hij als uitbater van een professionele fotostudio vaak ook in opdracht. De tentoonstelling August Sander: meesterwerken en ontdekkingen, die eerder al te zien was in de SK Stiftung Kultur in Keulen en nu in het Fotomuseum Antwerpen loopt, brengt nu voor het eerst al dit werk samen in één grote overzichtsexpo.

De tentoonstelling kan gelezen worden als een beknopte samenvatting van bijna twee decennia onderzoek naar Sanders fotografische praktijk. De SK Stiftung Kultur (waar het Sanderarchief is ondergebracht) speelde daarin een belangrijke rol. Zij initieerde en stimuleerde niet alleen het onderzoek naar Sanders Menschen des 20. Jahrhunderts, maar had ook aandacht voor de minder bekende reeksen, zoals de landschappen uit het Rijngebied en de stadsfoto’s van Keulen. In samenwerking met andere instellingen en musea werden ook andere aspecten van Sanders praktijk geëxploreerd, zoals zijn commercieel begin in Linz en zijn banden met de artistieke avant-garde in het Keulen van de vroege twintigste eeuw. In die zin toont deze tentoonstelling niets nieuws, enkele kleinere portfolios en mappen, zoals Studien – Der Mensch met detailopnames van het menselijk lichaam, buiten beschouwing gelaten. Het welslagen van de tentoonstelling is dan ook volledig afhankelijk van de mate waarin ze de relatie tussen de verschillende praktijken van de fotograaf weet te verhelderen.

De tentoonstelling bestaat uit twaalf delen. De meeste stellen het werk van de fotograaf zelf centraal. Andere staan stil bij zijn leef- en werkomstandigheden, zoals het luik met interieuropnames van zijn atelier in Keulen. Weer andere geven een beeld van de maatschappelijke en culturele context waarin hij werkte, zoals het hoofdstuk gewijd aan zijn reproducties van schilderijen van bevriende kunstenaars (waardoor de toeschouwer meteen een beeld krijgt van de culturele kringen waarin Sander verkeerde). De expo opent met een bondige biografische schets bestaande uit foto’s van de jonge Sander en zijn familie, enkele opnames (portretten en landschapsstudies) die hij in Linz maakte nadat hij er een bestaande fotostudio overnam en zelfportretten op hogere leeftijd. Meteen daarna wordt de stap gezet naar zijn persoonlijk werk, met de ambitieuze reeks Menschen des 20. Jahrhunderts. De overgang is abrupt, maar verhelderend. De nette, burgerlijke portretten die hij in Linz maakte, lijken nauwelijks nog iets gemeen te hebben met de nuchtere, zakelijke beelden die hij gedurende meer dan veertig jaar op eigen initiatief maakte. Sanders stijl wordt minder behaagzuchtig. Zijn blik is scherp zonder onbetamelijk te worden. Hij stelt zich wat neutraler op en registreert aandachtig wat het lichaam zelf voorstelt, kneedt het niet langer opdat het zou voldoen aan de verwachtingen. Daarbij gaat zijn nieuwsgierigheid uit naar de wijze waarop arbeid en sociale gebruiken het lichaam van de geportretteerde hebben gevormd – zo ziet het lichaam van ‘de banketbakker’, ‘de werkloze’ of ‘de schilder’ er dus uit.

Na deze (relatief) ruime presentatie van Sanders hoofdwerk volgt een kleiner deel gewijd aan de portretten die hij in zijn studio in Keulen maakte. Ze worden op een andere manier gepresenteerd, niet elk apart, maar als een cluster. Het lijkt wel bandwerk. Hier wordt Sander als commerciële fotograaf opgevoerd, die op vraag van zijn klanten innemende, maar ook wat conventionele en voorspelbare portretfoto’s maakte. We zien familieportretten, foto’s van huwelijken, verjaardagen enzovoort. De beelden voor het familiealbum worden klein en zonder witte rand afgedrukt. Andere zijn dan weer groter geprint en op stevig karton geplakt, om in te lijsten en op te hangen in het salon. Door de beelden zo te schikken, reduceert de expo ze tot een illustratie van de burgerlijke omgang met het portret. Ze worden niet als inkijkjes in de intieme leef- en denkwereld van individuen bekeken, maar louter functioneel gelezen, als uitdrukking van de aspiraties van een hele cultuur.

Door Sanders portretten te verdelen over drie aparte delen, ontstaat de indruk dat ze het product zouden zijn van drie duidelijk te onderscheiden benaderingen: een 19e-eeuwse, picturalistische, een 20e-eeuwse, moderne en een mondaine, commerciële strategie. Toch zou het verkeerd zijn om deze verschillende portretstrategieën zo radicaal tegenover elkaar te stellen. Dat deed Sander immers zelf ook niet. Hij deinsde er niet voor terug portretten die hij in zijn studio in Linz of Keulen maakte, op te nemen in zijn Menschen des 20. Jahrhunderts. Wat al deze portretten delen, is zijn genereuze aandacht voor het model. Een werkwijze die eerder doet denken aan de trage beschouwing van de 19e-eeuwse portrettist dan aan het snelle ‘aanstippen’ van de moderne fotograaf. Sander is het verbindingsteken tussen de burgerlijke fijngevoeligheid van de 19e eeuw en de bureaucratische zakelijkheid van de 20e eeuw.

De andere door Sander beoefende genres worden minder uitvoerig behandeld. Dit heeft opnieuw tot gevolg dat de samenhang van het oeuvre vertroebeld wordt. Dat valt vooral op bij de landschaps- en stadsbeelden. Wat in de ruimere tentoonstelling die Sanders landschapsbeelden voor het eerst presenteerde (Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur, Keulen, 1999) wel zichtbaar werd en hier veel minder tot uiting komt, zijn de opmerkelijke gelijkenissen met de portretten van de Menschen des 20. Jahrhunderts. Sander benadert de dorpjes en kleine steden met eenzelfde oog voor detail, hij tast ze even nauwkeurig en zorgvuldig af als de lichamen in zijn portretten. Hij legt een bijna fysionomische interesse in het bebouwde landschap aan de dag en leest het – net als het lichaam – als de plek waar een hele cultuur zich manifesteert. Het landschap bepaalt niet alleen de cultuur, maar wordt op zijn beurt door de cultuur getekend. Ook al deelt Sander de fascinatie voor het platteland en zijn bewoners met zijn conservatievere tijdgenoten, zijn fotografische behandeling getuigt in geen geval van nostalgische recuperatie. Dit is geen vererende (en dus verblindende) heimatfotografie, maar een liefdevolle (en dus strenge) bevraging van het landschap.

 

August Sander. Meesterwerken en ontdekkingen, tot 14 februari in FOMU (Fotomuseum Antwerpen), Waalsekaai 47, 2000 Antwerpen (03/242.93.00; fotomuseum.be).