width and height should be displayed here dynamically

Essays

179

januari-februari 2016

Traditie (3) / esthetische opvoeding

Tradities worden doorgegeven van generatie op generatie. Volgens Alain Badiou wijst een symptoom van ons hedendaagse onbehagen – door hem de ‘groeiende verwarring van onze zonen’ genoemd – er evenwel op dat ‘de symbolische organisatie’ van die overdracht spaak gelopen is. Badiou stelt vast dat de ‘wet van de Vader’ – die traditioneel de overgang van de adolescentie naar de volwassenheid regelde – vervangen is door de anonieme, ‘asymbolische’ en alles gelijkmakende ‘wet van de markt’, die zich overigens duidelijk manifesteert in de relatief recente ‘figuur’ van de jeugdbende. De enige volwassenwording die ‘onze zonen’ nog is toegestaan, bestaat erin zich als een ‘verdienstelijk lichaam’ [corps méritant] aan die markt te onderwerpen. Wie dit weigert, rest twee illegitieme initiatievormen: het ‘persverse lichaam’ (dat zichzelf van de volwassenwording afsluit) en het ‘geofferde lichaam’ (bij uitstek belichaamd door de terrorist). Op drastische en uiterst actuele wijze – denk aan de recente aanslagen in Parijs én de collectieve seksuele aanrandingen in Duitsland – ondergraaft Badiou onze illusie als zouden wij ‘verdienstelijke’ burgers niets met ‘jongerenbendes’ of ’terroristen’ te maken hebben. Badiou stelt ook een alternatieve initiatievorm voor: ‘Tegen het verdienstelijke lichaam dat kennis gebruikt om zijn carrière op te schroeven, kan het subject een echte vrije intellectuele uitvinding in stelling brengen, de belangeloze vreugde van wetenschap en kunst, de idee die zich weigert te onderwerpen aan het financiële universum van de techniek.’

Timmy De Laet stelt in zijn bijdrage over de verhouding tot de traditie in de hedendaagse dans vast dat de wijd verspreide mythe van een ’traditie zonder traditie’ – die onder meer de ‘Vlaamse golf’ van de jaren tachtig omgaf – sinds de jaren negentig vervangen wordt door een toenemende aandacht voor traditie. Onder meer via drie voorstellingen van Jérôme Bel toont hij een verschuiving aan van een afstandelijk-ironische naar een lichamelijke relatie. Zou dit verlangen naar belichaming van de traditie een symptoom kunnen zijn van het onbehagen dat Badiou analyseert?

Hermann Pitz reflecteert over zijn ‘iconoclastische’ verhouding tot traditie (hij is geboren in 1956), zijn omgang met traditie in het kunstonderwijs (als docent aan de Akademie der Bildenden Künste München) en over de manier waarop jongere kunstenaars met tradities omgaan. Hoewel de band met de traditie losser wordt, is er van een afwijzende houding ten aanzien van het verleden bij jongere kunstenaars geen sprake meer, integendeel: de laptop- en internetgeneratie blijkt gek te zijn op analoge technieken. Christophe Van Gerrewey bespreekt de overzichtstentoonstelling 1887-2058 van de negen jaar jongere Dominique Gonzalez-Foerster (DGF) (°1965) in Centre Pompidou. Die blijkt bol te staan van verwijzingen naar Marcel Duchamp. Een bewijs van liefde voor de traditie? Die liefde blijkt paradoxaal te zijn: door Duchamps project voort te zetten bekent DGF zich immers tot de ‘moderne traditie van de breuk met het traditionele kunstwerk’. Steyn Bergs gaat in gesprek met Riet Wijnen (°1988), die een bijzondere fascinatie koestert voor de ‘constructie van de geschiedenis’ en voor de vooroorlogse abstracte kunst. Wijnens verlangen om zich met deze traditie te identificeren gaat zelfs zover dat ze bij wijze van kunstwerk een historisch tijdschrift heeft heruitgebracht! Tot slot analyseert Fieke Konijn een (lucide) voorbeeld van de kunsthistorische trend om Landmark Exhibitions ’tot leven te wekken’: Auf der Suche nach 0,10 – Die letzte futuristische Ausstellung der Malerei (Fondation Beyeler, Riehen/Basel, 2015-2016) over de mythische 0,10-tentoonstelling van de Russische avant-garde (Petrograd, 1915-1916).