Bex & Byars in Boijmans
Gedurende zijn gehele leven heeft James Lee Byars een onstuitbare stroom poststukken de globe rondgestuurd. Byars was een nomade. Hij trok de wereld rond en verbleef de meeste tijd bij kennissen en vrienden, galeristen en verzamelaars. Vanuit het adres van een gastheer of -vrouw verstuurde hij post naar de adressen waar hij voordien had verbleven. Met vele van de geadresseerden had Byars ook een professionele relatie. Lag er een concreet project in het verschiet, dan schoot het debiet van de correspondentie de hoogte in.
Aan twee zulke vriendschappelijke en professionele correspondenties wijdt het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen een tentoonstelling: de briefwisseling van Byars aan Wies Smals (1939-1983), oprichter en directrice van De Appel in Amsterdam van 1975 tot 1983; en de poststukken die de Amerikaanse kunstenaar stuurde naar Flor Bex (1937), directeur van het I.C.C. in Antwerpen van 1972 tot 1983 en van het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen van 1987 tot 2002. Naar aanleiding van de expositie zijn drie vouwbladen gepubliceerd met teksten van curator Els Hoek en Flor Bex.
Bex & Byars
Flor Bex maakte in 1969 kennis met James Lee Byars naar aanleiding van diens eerste Europese tentoonstelling in de Wide White Space Gallery (Antwerpen). Bex woonde op dat moment in de Schildersstraat, schuin tegenover de galerie van Anny De Decker en Bernd Lohaus. Hij bezocht de vernissages in de W.W.S. en was ook te gast toen Byars de performance met de pink silk airplane opvoerde. Hiervan zijn ook bewijzen. Zowel op de foto’s van Rudolf Walscharts als in de documentaire van Jef Cornelis, Geert Bekaert en Walter Van Dyck is Bex te zien, gezeten in het roze vliegtuig.
De correspondentie tussen Byars en Bex begint omgeveer een jaar later, tijdens of na 1970. Het eerste poststuk is een datumloze set van elf losse velletjes. Op elk velletje is een woord geschreven. Samen vormen ze de zin ‘Mr and Mrs Bex Thank You For The Pig Night’. Met deze boodschap wilde Byars het echtpaar Bex bedanken voor hun uitnodiging om een door Bex georganiseerde vertoning bij te wonen van de scabreuze film Bodil Joensen. A Summerday July 1970 van Shinkichi Tajiri. [1] In totaal zou Bex een honderdtal brieven en postkaarten van Byars ontvangen. Naar eigen zeggen bezorgde Bex ook vaak brieven aan de Amerikaanse kunstenaar. In de tekst die hij schreef naar aanleiding van de tentoonstelling, vraagt Bex zich terecht af ‘waar al [zíjn] brieven gebleven zijn’.
Boijmans
Een tentoonstelling van brieven is niet evident, maar als Byars de afzender is, is zulks bij uitstek zinvol. Elk door de Amerikaanse kunstenaar verzonden stuk ziet er bijzonder uit. Hij experimenteert werkelijk met alle mogelijke vormelijke aspecten. De ene ‘brief’ bestaat uit vier vellen zwart papier, met wit potlood beschreven; een andere bestaat uit acht driehoeken van dun zwart papier beschreven met bruin potlood; nog een andere bevat gedroogde bloemblaadjes die in een strook dun wit papier zijn ingepakt, 23 centimeter breed, 242 centimeter lang. Byars bespeelt in zijn correspondentie alle zintuigen van de geadresseerden. Het uitpakken moet een plezier zijn geweest voor ogen, oren, neus en handen. Byars bedient zich bovendien van een eigen ‘font’ – een idiosyncratisch lettertype, versierd met getekende sterretjes. Het gaat niet te ver om te stellen dat het ontcijferen van de teksten aan ons vijfde zintuig appelleert: de smaakzin. Sommige woorden kunnen immers enkel worden begrepen door de letters figuurlijk in de mond te nemen en na te gaan welk woord al kauwend en malend ontstaat.
De meeste van die zintuiglijke ervaringen staat de opstelling in Boijmans niet toe om begrijpelijke redenen van behoud en beheer. Haast alle brieven zijn achter glas te bewonderen in de twee zalen die het museum voor de brieven van Byars aan Bex heeft gereserveerd; enkele stukken zijn ingekaderd en hangen aan de muren. Omdat het lezen van de brieven achter glas een nog heikeler klus is dan wanneer je ze gewoon ter hand kan nemen, was het wenselijk geweest dat van alle brieven transcripties ter beschikking stonden. Jammer genoeg zijn slechts van een handvol brieven schriftelijke kopies gemaakt. Deze afschriften vormen echter het bewijs dat het overschrijven van de brieven zinvol is. Niet alleen de vormelijke kanten van de poststukken zijn interessant, ook de inhoud, die nu eens als hoofs kan worden gekarakteriseerd, dan weer als grappig. Sommige brieven bevatten zeer relevante passages over Byars’ wedervaren in de kunstwereld. In een brief van 1984 doet de Amerikaanse kunstenaar in uiterst scherpe bewoordingen zijn beklag nadat een werk van hem beschadigd is geraakt in het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris. Hij roept Bex, de curator van de tentoonstelling, op om mee actie te ondernemen tegen Suzanne Pagé, de directrice van het museum: ‘Come on Flor fight for a better treatment for artists.’ Zowel de brieven die eerder galant van aard zijn als de epistels die kunsthistorische informatie omvatten, zijn het waard om volledig voor het publiek toegankelijk te worden gemaakt. Meer duiding – bijvoorbeeld omtrent voornoemd incident – was eveneens wenselijk geweest. De videoschermen in de vitrines waarop fragmenten uit een interview van curator Els Hoek met Flor Bex en diens echtgenote Lieve De Deyne worden vertoond, zijn een stap in de goede richting, maar uiteindelijk had elke brief apart moeten worden gecontextualiseerd. Alleen al omwille van het vormelijke festijn is de indrukwekkende poststukkencollectie van Bex echter een bezoekje waard.
Noot
1 Deze informatie heb ik ontleend aan het interview van Els Hoek, de curator van de tentoonstelling, met Flor Bex en Lieve De Deyne, dat op 3 december 2015 plaatsvond ten huize Bex-De Deyne.
De tentoonstelling van de brieven van James Lee Byars aan Flor Bex en Wies Smals is nog tot 29 mei te zien in het Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18-20, 3015 CX Rotterdam (010/44.19.400; boijmans.nl). Van 18 juni tot 25 september loopt in hetzelfde museum een tentoonstelling van werken van James Lee Byars uit de collectie van Carlos Becerra.