width and height should be displayed here dynamically

Beyond the picturesque

De eerste installatie waarop de bezoeker stoot op zijn weg door de tentoonstelling zet meteen de toon: het onderwerp is het landschap, maar eerder nog de manier waarop het tot beeld wordt en hoe wij – het publiek – met dat beeld omspringen. De installatie is het werk van het kunstenaarsduo Monica Studer en Christoph van den Berg. In eerste instantie lijkt ze uiteengevallen in brokstukken die niets met elkaar te maken hebben: ruimtelijk van elkaar gescheiden zien we rechts een nagebouwde rotspartij en links een digitaal geconstrueerd berglandschap dat tegen de muur is geplakt. Diep verscholen in de rotspartij hangt een camera. Pas in het synthesebeeld dat op een scherm boven de rotspartij verschijnt, blijkt alles plotseling naadloos samen te vallen en ziet de bezoeker zichzelf ontvoerd naar een Alpenlandschap. De teneur is meteen gezet: het landschap is een technisch geconstrueerde ruimte die we enkel nog als beeld kunnen ontmoeten.

De ‘ver-beelding’ van de natuur tot landschap (letterlijk: het tot beeld maken van de natuur) is een proces dat in de westerse cultuur relatief precies te dateren valt. Ze is verbonden met de opkomst van de pittoreske sensibiliteit in de 18de en 19de eeuw. Eerst werd de natuur zelf, naar analogie met een bestaand beeld, tot landschap gekneed, later volstond het om de ruwe natuur door een technisch kijkinstrument te jagen (camera obscura of fotocamera) om diezelfde spectaculaire transformatie te realiseren. Even verderop, in de centrale laan die de twee helften van de tentoonstellingsruimte met elkaar verbindt, kan de bezoeker enkele voorbeelden van deze pittoreske landschapskunst van naderbij bekijken. De in vitrines uitgestalde reeks geïllustreerde boeken toont landschappen getekend volgens de esthetische codes van het pittoreske landschap. Ze waren bestemd voor, en even vaak ook de vrucht van de Europese adel die zich graag verlustigde in de golvende en gevarieerde landschappen van Zuid-Europa. Deze beelden, die de amateurschilder de gelegenheid boden zijn virtuositeit te etaleren, nodigen de kijker nadrukkelijk uit op te gaan in het verbeelde landschap. Het pittoreske landschap is een beeld dat niet enkel het oog aanspreekt, maar dat het hele lichaam wil activeren.

De tentoonstelling traceert de manier waarop deze pittoreske sensibiliteit doorwerkt in de actuele representatie van het landschap. In een verhelderend essay onderscheidt Steven Jacobs – samen met Frank Maes curator van de tentoonstelling – in de hedendaagse artistieke omgang met het landschap een drietal karakteristieken die ook de pittoreske sensibiliteit van weleer kenmerken. Net zoals toen beklemtoont het neopittoreske landschap zijn beeldkarakter, hebben de makers ervan vooral oog voor het gevarieerde landschap en refereren ze expliciet aan eerdere landschapstradities. Dit laatste gebeurt soms zeer letterlijk, zoals in het herfotograferen van het Amerikaanse westen door Mark Klett. De herhaling van hetzelfde landschap, gefotografeerd vanuit eenzelfde perspectief als het oorspronkelijke beeld, maakt niet alleen de ondertussen verstreken tijd zichtbaar, maar geeft ons ook cruciale informatie over standpunt en intenties van de oorspronkelijke fotograaf.

Andere fotografen zoeken het neopittoreske landschap vooral in de ongedefinieerde tussenruimte, op die plaatsen waar stad en platteland ongemakkelijk tegen elkaar aanschuren of waar heden en verleden in een gespannen verhouding tot elkaar staan (Joel Sternfeld). Maar het overgrote deel van de hier verzamelde installaties en beelden stellen scherp op het beeldkarakter van het landschap. Soms gebeurt dat nogal expliciet, zoals in de digitale beeldconstructies van Studer en Van den Berg of de Google paintings van John Timberlake, soms eerder subtiel, zoals in de analoge foto’s van Marc De Blieck. Door in zijn panoramische beelden aan het tijdsverloop een prominente rol toe te kennen, stelt De Blieck de transparantie van het fotografische beeld in vraag. Het panoramische beeld is samengesteld uit vier delen die ruimtelijk naadloos op elkaar aansluiten, maar die temporeel duidelijk van elkaar verschillen: de opnames zijn niet onmiddellijk na elkaar gemaakt, maar met uren vertraging. Zowel de tonaliteit als de verdeling van licht en schaduw is duidelijk anders in de vier beelden. Die veranderende lichtomstandigheden leiden tot een verbrokkeld beeld, waarin de naden van de montage duidelijk zichtbaar zijn. Onze haperende blik ziet geen landschap, maar een landschapsbeeld dat zijn geconstrueerd karakter uitdagend presenteert.

En precies hier manifesteert zich de fundamentele breuk met de pittoreske sensibiliteit van weleer. Het pittoreske landschap ontstond in een cultuur waarin de beeldlust hoogtij vierde: de transformatie van een brok natuur tot een verbeeld landschap was een spectaculair en gretig beoefend tijdverdrijf. Het neopittoreske landschap daarentegen duikt op in een cultuur die gekenmerkt wordt door een quasi principiële argwaan tegenover beelden. Dit wantrouwen is in veel installaties voelbaar en is meteen de reden waarom deze tentoonstelling misschien eerder moet worden gelezen als een afscheid van het landschap – als de verbijsterende vaststelling dat het landschap vandaag letterlijk en figuurlijk onvoorstelbaar is geworden. Het beeldoppervlak, zo leest men hier tussen de lijnen, is niet langer de plaats waar het landschap verschijnt, maar waar het onzichtbaar wordt gemaakt.

De intrigerende installatie van Oliver Lutz vat dit hele proces op een indrukwekkende manier samen. Met een op het eerste gezicht monochroom zwarte triptiek, drie kleine monitoren en het technische vernuft van een infraroodcamera ensceneert hij landschap, beeld en publiek tot een wrange komedie vol misverstanden en mislukte ontmoetingen. Landschap, beeld en publiek zitten hier nog wel samen in eenzelfde ruimte maar miskennen elkaars aanwezigheid.

 

Beyond the Picturesque tot 23 augustus in het S.M.A.K., Citadelpark, 9000 Gent (09/221.17.03; www.smak.be). Een catalogus begeleidt de tentoonstelling. ISBN 978-907567-933-5