width and height should be displayed here dynamically

Essays

139

mei-juni 2009

Antwerpen (p.s.)

Twee nummers geleden besteedde De Witte Raaf aandacht aan de manier waarop de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens zichzelf en de stad Antwerpen ‘communiceert’. In dit nummer gaan we in op een tentoonstelling die in 2008 plaatsvond in de 35m3-kubus in deSingel: De Janssens Werken, geconcipieerd door architectuurtheoretici Gideon Boie en Matthias Pauwels, beter bekend onder de naam BAVO. Op de wanden van de kubus hingen posters van gebouwen opgeleverd onder Janssens’ bewind, waar de naam PATRICK in handgeschreven kapitalen op was aangebracht. Een gids maakte architecten duidelijk hoe zij hun steentje konden bijdragen aan het Antwerpse stadsproject. Het project van BAVO kon moeilijk anders worden gelezen dan als een persiflage op Janssens’ gebruik van architectuur als citybranding. Dat werd door de makers bevestigd. ‘We stellen ook vragen bij de architectuurpolitiek van de stad’, liet Matthias Pauwels in De Standaard optekenen. ‘Ze is vooral op symboolprojecten gericht. Door de kaart te trekken van publiek-private samenwerking, speelt ze ook te veel in op de marktwaarde in de bouwsector.’ In de discussie waarmee dit nummer opent, gaan vier panelleden – Gideon Boie, Maarten Schmitt, Pieter Uyttenhove (moderator) en Bob Van Reeth – in op de kritische strategie van BAVO en komt Janssens’ merkwaardige acceptatie (of was het recuperatie?) van De Janssens Werken aan bod. De burgemeester liet immers spoedig weten ‘geen probleem te hebben met dergelijke kritiek’. Tevens wordt ingegaan op het Antwerpse stadsproject van de burgemeester en transregionale projecten rond de stad zoals de Oosterweelverbinding. Twee zaken springen daarbij in het oog. Ten eerste zijn de architecten onder de panelleden erg te spreken over de aanpak van Janssens… En ten tweede stelt Gideon Boie De Janssens Werken, verrassend genoeg, voor als een constructief project: ‘Wij wilden iets positiefs doen. Onze ambitie sloot aan bij wat Tom Barman met de muziek heeft gedaan, door muzikanten te mobiliseren en te engageren voor het stadsproject van Antwerpen.‘ Dan toch geen ironie? Of berust de strategie van BAVO minder op ironische affirmatie dan op geprogrammeerde verwarring?

Een heel andere kijk op urbanisatie spreekt uit het diepte-interview dat Jean-Michel Botquin van de Luikse kunstenaar Jacques Charlier afnam over één project: La Zone Absolue, tentoongesteld in de Association pour le progrès intellectuel et artistique de Wallonie (Luik, 1970). Charliers meedogenloze persiflage op het architectuurbeleid van Luik richt zich voornamelijk op de bouwwoede van de toenmalige bewindvoerders, die in de eerste plaats wordt uitgedrukt door een tomeloze liefde voor beton, dé materialisering van een ongeremd vooruitgangsgeloof in stedenbouw en architectuur. Ook in Wouter Davidts‘ bijdrage over schaalvergroting in het werk van Richard Serra gaat de kunst – met name Serra’s sculpturen voor de publieke ruimte – de confrontatie aan met de realiteit van architectuur en stedenbouw.

De nieuwe aflevering van de ’biografie in interviewvorm‘ van televisiemaker Jef Cornelis sluit nog op een andere manier op de openingsdiscussie aan: ze gaat dit keer over Het gedroomde boek (1980), een filmessay over het werk van Maurice Gilliams die zijn hele leven een haat-liefdeverhouding jegens Antwerpen koesterde. In de marge vindt u enkele fragmenten van Gilliams over Antwerpen, alsook documenten en brieven (aan Gilliams) van scenarist Georges Adé die de ontstaansgeschiedenis van de film verduidelijken.

Verder in dit nummer een gesprek met Matt Mullican over samenwerkingsprojecten en een bespreking van een recente vertaling van Brief aan de Romeinen van Karl Barth door Serge Delbruyère.