width and height should be displayed here dynamically

Biennale de Lyon 2007

L'histoire d'une décennie qui n'est pas encore nommée

De negende biënnale van Lyon vormt het sluitstuk van een trilogie rond het thema tijd. Thierry Raspail, directeur van het Musée d’art contemporain te Lyon en oprichter en artistiek leider van de biënnale, hamert in ‘zijn’ biënnales telkens op dezelfde stelling: tentoonstellingen kunnen een rol spelen in de productie van geschiedenis. In 1993 was het de ambitieuze inzet om een synthese van de 20ste eeuw te maken. Nu is de niet minder ambitieuze opdracht een archeologie te presenteren van het huidige decennium, een decennium dat overigens nog in volle gang is. De eerste twee delen van de trilogie heetten C’est arrivé demain (2003) en L’expérience de la durée (2005). Met zijn keuzes voor curatoren lijkt Raspail aansluiting te zoeken bij de huidige tentoonstellingspraktijk in de hedendaagse kunst. In 2005 benoemde hij het duo Nicolas Bourriaud en Jérôme Sans van het Palais de Tokyo, voor deze biënnale werden Hans Ulrich Obrist en Stéphanie Moisdon aangezocht – ook niet de eerste de besten in de hedendaagse kunstwereld. Daarnaast ging de biënnale van Lyon dit jaar een alliantie aan met de biënnales van Istanbul en Athene. Onder de vrolijke noemer Très Bienn presenteerden de tentoonstellingen zich gezamenlijk op de Biënnale van Venetië, Documenta 12 en Art Basel.

 Obrist en Moisdon vulden hun niet geringe opdracht in met een ingewikkeld tentoonstellingsconcept. Allereerst trachtten ze te definiëren wat voor hen geschiedschrijving is, waarbij ze een lineair model van de (kunst)geschiedenis verwierpen. De nadruk ligt op pluralisme en ‘polyfonie’. Zowel tentoonstelling als catalogus is opgevat als een historische roman over het huidige tijdperk, een roman die door meerdere auteurs wordt geschreven. Tegelijkertijd is de tentoonstelling gemodelleerd als een spel dat bestaat uit twee kringen. De eerste kring wordt gevormd door 49 veelal jonge tentoonstellingsmakers. Hen werd opgedragen een kunstenaar te kiezen die de essentie van het huidige decennium vertegenwoordigt. De veertien spelers in de tweede kring zijn kunstenaars, vormgevers, schrijvers, denkers en een choreograaf, die de opdracht kregen een werk te leveren dat gaat over het huidige decennium. In deze kring vinden we onder anderen Michel Houellebecq, die zijn nihilistische wereldbeeld met veel pathos liet visualiseren in filmdecors met wassen poppen, gemaakt door Rosemarie Trockel en Thea Djordjadze.

In de tentoonstelling valt meteen op dat de naam van de curator bijna even prominent op de tekstborden prijkt als die van de kunstenaar. Onder de namen leest men een biografie van de kunstenaar, vervolgens een van de curator, dan volgt een citaat uit de catalogustekst, geschreven door de curator en meestal zonder duidelijk verband met het werk dat men voor ogen heeft. Pas helemaal onderaan staat in kleine letters de titel van het kunstwerk. In de catalogus springt dan weer de alfabetische ordening op naam van de curatoren meteen in het oog. De focus in het tentoonstellingsconcept op de persoon, niet enkel van de kunstenaar, maar dus ook van de curator, leidt de aandacht van het kunstwerk af. Zo is het vruchteloos zoeken naar de motivatie van de keuze voor dat ene werk waarmee de kunstenaars uit de eerste kring slechts gerepresenteerd worden. Waarom bijvoorbeeld van Brian Jungen de totems van golftassen kiezen en niet zijn bekendere, zelfs meer exemplarische maskers, gemaakt van sportschoenen of baseballhandschoenen?

Het spel van Obrist en Moisdon zou ‘wie is de curator?’ kunnen heten. Obrist is elders wel de jongste zoon van Harald Szeemann genoemd. Misschien is hier sprake van vadermoord, want Szeemanns idee van het dubbele auteurschap van de tentoonstelling (kunstenaar en curator) wordt in deze biënnale dolgedraaid. Het meervoudige auteurschap leidt tot een kakofonie. Niet alleen delegeerden Obrist en Moisdon het curatorschap aan 49 anderen, menig kunstenaar uit de tweede kring neemt op zijn of haar beurt óók de rol aan van curator. Zo liet Saâdane Afif zijn plek over aan de Zoo Galerie uit Nantes, die een retrospectief van haar kunstenaars toont. Rirkrit Tiravanija programmeerde een selectie films van andere kunstenaars. Pierre Joseph vroeg aan tien piepjonge kunstenaars een reactie op zijn oeuvre. Dit levert een minitentoonstelling op met een zeer jonge iconografie, vol superhelden, skateboards, televisiereclames en installaties gebaseerd op faits divers uit de afgelopen jaren. In de scenografie van deze biënnale wordt niet duidelijk gemaakt met welke ‘kring’ men vandoen heeft. Alles is in witte ruimtes en door elkaar gepresenteerd. Het tekstbord wordt daarmee van groot belang, maar slordigheden lijken erop te wijzen dat de tentoonstellingsmakers soms zelf ook niet meer wisten wie tot welk onderdeel van het spel behoorde. De negende biënnale van Lyon is een spiegelpaleis van het curatorschap. En hoewel zij zelf het begrip ‘tijdgeest’ verwerpen, past de kaleidoscopische historische roman van Obrist en Moisdon bijzonder goed in deze tijd.

En de kunstwerken? Er is een prachtige tijdloze en poëtische installatie van Liu Wei, een bouwwerk van hout en glas met in het midden een ontoegankelijke, verlaten schoolklas. Shilpa Gupta betrekt de bezoeker in een humoristisch interactief schaduwspel. Keren Cytter legt in een videoloop van slechts enkele minuten een van de oerverschillen tussen man en vrouw bloot. James Webb presenteert een indrukwekkende geluidsinstallatie, The Black Passage, een zwarte tunnel met het geluid van een dalende lift in een goudmijn bij Johannesburg. Noemenswaard is vooral ook het werk van Jennifer Allorma en Guillermo Calzadilla, Clamor, een betonnen bunker met een orkest van onzichtbare koperblazers, die een medley van strijdliederen uit verschillende culturen blazen. De namen van de bijbehorende curatoren vergeet men overigens zeer snel weer.

• Biennale de Lyon 2007 – L’histoire d’une décennie qui n’est pas encore nommée tot 6 januari in La Sucrière, Musée d’art contemporain de Lyon, Institut d’art contemporain de Villeurbanne, Fondation Bullukian in Lyon (04/72.01.41.41; www.biennale-de-lyon.org).