width and height should be displayed here dynamically

Le plaisir au dessin

Carte blanche à Jean-Luc Nancy

Wat hebben plezier en kunst met elkaar te maken? Hoewel plezier in verhandelingen over kunst vaak van ondergeschikt belang is, is het essentieel bij de totstandkoming en beleving van kunst. Filosoof Jean-Luc Nancy kreeg carte blanche en bouwde in Lyon een tentoonstelling op rond plezier in de kunst.

Plezier beperkt zich volgens Nancy tot het aangename noch tot genot, en ook kan het niet bevredigd of gestild worden. Het is dynamisch, een beweging, een elan dat zich constant vernieuwt en juist in zijn eigen beweging plezier schept – een beweging zonder einde. Plezier is van het lichaam, in het lichaam, en het neemt bezit van de hand die tekent of van het oog dat de beweging van de getekende lijn volgt. Het meest direct is plezier aanwezig in de tekenkunst. Het plezier van het tekenende lichaam vindt zijn neerslag in de lijn, die altijd ook het spoor is van het gebaar van de kunstenaar. De titel benadrukt dat het Nancy niet gaat om het plezier van de tekening of van het tekenen, le plaisir du dessin, maar om le plaisir au dessin. Deze formulering refereert zowel aan het plezier dat men schept in het tekenen, als aan het plezier dat men ervaart bij het kijken. Ook kan het worden vertaald als het plezier dat zichzelf aan het tekenen zet. Kunst, voor Nancy, is in de eerste plaats het omzetten van dat plezier in een handeling, een tewerkstelling van het verlangen om vorm en presentie te geven aan dat wat alle vorm, alle presentie overstijgt.

Voor de tentoonstelling bekeek Nancy twee jaar lang tekeningen in collecties van een groot aantal prentenkabinetten in Frankrijk. Hij werd bijgestaan door twee kunsthistorici. Deze grondige voorbereiding levert een ongemeen rijke en intelligente selectie van 150 tekeningen op. De tekeningen dateren van de 16de eeuw tot heden en zijn van de hand van Michelangelo, Raphaël, Ingres, Delacroix, Daumier, Seurat, Picasso, Matisse, Fautrier, Penone, Orozco en Hybert, om slechts enkele namen te noemen. Sommige tekeningen zijn zelden of nooit eerder getoond. Mogelijk is dat te wijten aan het schetsmatige karakter van veel van de geselecteerde werken – de schets en de tekening die onaf is tonen bij uitstek het plezier van het gebaar. Toch zijn de tekeningen van een grote kwaliteit en de tentoonstelling nodigt, bedoeld of onbedoeld, uit tot bevraging van een schoonheidsconcept dat de tot voltooiing gebrachte vorm vooropstelt.

De tentoonstelling is opgedeeld in tien secties. Het parcours volgt de gedachtegang van Nancy, een gedachtegang die niet lineair is maar die zich steeds verder vertakt. De secties zijn verkenningen van de relatie tussen tekenkunst en plezier. Elke sectie bestaat uit een vijftiental tekeningen van verschillende kunstenaars uit verschillende tijdperken. Nancy benadrukt dat zijn ideeën zijn ontstaan tijdens het bestuderen van de tekeningen, dat hij niet is uitgegaan van een vooropgesteld idee. Die bescheidenheid is voelbaar in de tentoonstelling: de secties zijn eerder suggesties dan afgesloten thema’s of opdelingen. De eerste sectie verkent de lijn, de basis van de tekenkunst en de eerste ‘incisie’ in het papier, die ruimte creëert of voelbaar maakt. Er zijn vluchtige schetsen te zien van bijvoorbeeld Andrea del Sarto, Corot, Matisse, en lijntekeningen uit de moderne kunst, van Miró, Arp, Penone, Marden of Orozco. De lijn is prominent aanwezig, ze opent de ruimte, de gedachte én de tentoonstelling. Vervolgens worden de basiscomponenten van de tekening verder verkend: de belegering van de ruimte door de lijn, de sensaties opgeroepen door verschillende materialen of technieken. De tentoonstelling verkent ook het plezier als onderwerp in de tekenkunst. De vierde sectie toont het gebaar van de kunstenaar als onderwerp van de tekening; de tekenaar zelf wordt hier getekend, met werken van Parmigianino via Le Brun tot Picasso. Er is een sectie die de getekende hand centraal stelt en een sectie met andere lichaamsdelen: benen, gezichten, torso’s, bustes, oren, evenzovele zones die door emoties kunnen worden bevangen. Deze omslag naar de representatie van vormen van plezier, plezier in de kunst en plezier van het lichaam, wordt verder uitgewerkt in de volgende secties. Een sectie toont scènes die lichamelijk plezier verbeelden, onderverdeeld in de rubrieken Eros, Dionysos,Musique, DanseToucher (drapé), Extase. De meest indringende sectie is getiteld Soutenir l’insoutenable, waarin geslachtsorganen en kadavers emblemen zijn voor het verlangen om vorm te geven aan het meest onverdraaglijk vormloze, aan dat wat tegelijkertijd aantrekt en afschrikt. Een laatste gedachtegang verkent de manieren waarop de vorm zichzelf kan zoeken in de tekenkunst. De tekenaar aarzelt, houdt in, haalt door of herneemt.

De tentoonstelling eindigt met enkele ‘suggesties’ over hoe de tekening buiten zijn oevers treedt en alomtegenwoordig is in de kunst: een video van Pipilotti Rist, waarin de lijn het beeld bepaalt, een ‘lijn’ van Richard Long, een installatie in glas en neon van Mario Merz. Deze suggesties zijn nogal vrijblijvend en weinig overtuigend. Voor het overige is de tentoonstelling zeer geslaagd. Nancy betoont zich een even intelligent en bescheiden kunstbeschouwer als filosoof. Zijn ‘stem’ klinkt zacht naast de tekeningen, die in al hun breekbaarheid en suggestief potentieel een prachtig geheel vormen.

• Le plaisir au dessin. Carte blanche à Jean-Luc Nancy tot 14 januari in Musée des Beaux-Arts de Lyon, 20 place des Terreaux, Lyon (04/72.10.17.40; www.mba-lyon.fr).