width and height should be displayed here dynamically

Braco Dimitrijevic

“Geschiedkunde is een impressionistische wetenschap.” Objectieve waarheden van historische en kunsthistorische aard bestaan niet voor Braco Dimitrijevic (Sarajevo, 1948). Zijn oeuvre is er dan ook op gericht om deze mythe te doorprikken. In de jaren ’70 gebeurde dat hoofdzakelijk door de nadruk te leggen op de toevalsfactoren bij het ontstaan van het kunstwerk en de carrière van een kunstenaar. De foto van een toevallige voorbijganger werd op billboardformaat opgetrokken en publiek geafficheerd. Een andere passant kreeg een bronzen monument. Op de obelisk van het Berlijnse kasteel van Charlottenburg schreef hij: “Dit zou een dag van historische betekenis kunnen zijn.” Banale plaatsen kregen het opschrift: “Dit zou een plaats van historische betekenis kunnen zijn.” “Er bestaan geen historische vergissingen,” zegt Dimitrijevic, “de geschiedenis zelf is een vergissing.”

Zijn Tractatus post historicus (1976) is een aanval op de musea en de kunstgeschiedenis, die de formele ontwikkeling van stijlen laat afhangen van politieke machtsstructuren. “Stijlen zijn ficties van de heersende klasse.” De ware geschiedenis bestaat uit veel verschillende mogelijkheden en interpretaties. Deze worden in het posthistorische tijdperk van Braco Dimitrijevic ernstig genomen. Sindsdien maakt hij hoofdzakelijk nog drieluiken die hij naar voor schuift als een alternatief voor de geïnstitutionaliseerde cultuurwaarden. Hij noemt ze Triptychos post historicus. Ze bestaan steeds uit een geconsacreerd kunstwerk, een gebruiksvoorwerp en groenten of fruit. Door de a-hiërarchische ordening biedt de conventionele classificatie (eeuwige schoonheid, triviale cultuur en vergankelijke natuur) plaats voor nieuwe, posthistorische interpretaties. Tevens reageert hij tegen de fetisjistische behandeling van het kunstwerk. In de context van een posthistorische triptiek komen andere leeslagen gemakkelijker bovendrijven. De kunstenaar legt de nadruk op andere waarden en andere betekenissen. Zijn eerste triptiek met historische schilderijen van klassieke meesters realiseerde hij in 1978 in het Gentse Museum voor Schone Kunsten. Hiervoor kon hij gebruik maken van schilderijen van Bosch, Hals, Rubens en Van Dyck. Voor de tentoonstelling Kunst in Europa na’68 voorzag hij het schilderij Le Balcon de Manet van Magritte van een paar cowboylaarzen en zeven eieren. “Het Louvre is mijn atelier,” zegt hij, “de straat mijn museum.”

Sind de jaren ’80 introduceert hij ook levende dieren in zijn installaties. Hun elegantie en hun waardigheid worden verbonden met hun symboolwaarde en bepaalde noties van schoonheid en vergeestelijking binnen de kunst en cultuur. Evenals de groenten en het fruit in de vroegere posthistorische triptieken, staan ze voor de vergankelijkheid, maar zegt Dimitrijevic: “Ik heb deze werken met dieren gemaakt om de mens beter te kunnen begrijpen. Hegel zegde reeds dat de natuur geen geschiedenis heeft, ik zeg dat de natuur behoort tot het posthistorische.”

Volgens Dimitrijevic is er geen verschil tussen het Louvre en de dierentuin. Alles is er op dezelfde fragmentarische manier geclassificeerd. Met zijn werk wil hij deze klassieke orde verstoren. “Ik wil leeuwen zien lopen in het Louvre.” Vandaar zijn belangstelling voor de grotten van Lascaux waar zowel schilderijen als wilde dieren konden bestaan in dezelfde ruimte. De prehistorie en de posthistorie liggen volgens hem dan ook zeer dicht bij elkaar. “Het is de wereld waarin men de relatie ziet tussen schilderijen en vogels, tussen vruchten en gebruiksvoorwerpen, tussen de smid en de sterren.”

In de dierentuin van de Parijse Jardin des plantes toont hij nu twintig installaties met levende dieren. Het project is meer dan tien jaar oud. Zolang heeft het geduurd om de verantwoordelijken van de oudste dierentiuin ter wereld, geopend in 1793, te overtuigen. En toch is Braco Dimitrijevic niet de eerste kunstenaar die hier gewerkt heeft. Zijn illustere voorgangers luisteren naar namen als Delacroix, Daumier en Rodin. Ondanks het aantrekkelijke discours is de realisatie niet altijd optimaal. De kunstwerken verplaatsen naar een dierentuin is niet hetzelfde als de dieren integreren in een kunstwerk. De werken hangen of staan in een kooi omdat anders de dieren gaan lopen of gaan vliegen. Een beeld of een schilderij in een kooi wordt snel belachelijk. De context is niet deze van de kunst, maar deze van de vrijetijdsbesteding. Terwille van het publieke zijn de associaties wat aan de gemakkelijke kant. De schilderijen van de fauvisten hangen bij de wilde dieren. Eenvoudiger kan het niet, maar wat erger is, is het feit dat het hier niet gaat om echte schilderijen, maar om reproducties. Dat Dimitrijevic bereid is om op het vlak van de interpretatie van zijn werk toegevingen te doen, tot daar aan toe. Dat hij toegevingen doet bij de realisatie, is net een brug te ver.

 

• Braco Dimitrijevic nog tot 10 november in het Musée National d’Histoire Naturelle, Ménagerie du Jardin des Plantes, Rue Cuvier 57, 75005 Paris 01.40.79.37.94).