Candice Breitz. Foreign Agents
De Amerikaanse ambassade in Den Haag is bevrijd, niet van terroristen, maar van de Amerikaanse overheid. Nadat de ambassade onder ambassadeur Pete Hoekstra naar Wassenaar verhuisde, werd het gebouw ontdaan van het metershoge hekwerk voor de deur, de meeste tralies voor de ramen en al die andere veiligheidsmaatregelen waarvoor het vaste adjectief draconisch luidt. Met hulp van een culturele projectontwikkelaar heeft West Den Haag haar intrek genomen in wat nu ‘Onze Ambassade’ heet. Het eerste kunstwerk dat zo gepresenteerd wordt, is het gebouw van Marcel Breuer zelf. De wanstaltige betonklomp die jarenlang het Korte Voorhout en Lange Voorhout ontsierde, is bij nader toezien een monument van de moderniteit. De robuuste gevel bestaat uit rechthoekige en trapeziumvormige platen muschelkalk, en wordt verder geritmeerd door trapeziumvormige en smalle rechthoekige vensters – zeer verwant aan de Rotterdamse Bijenkorf, die Breuer in dezelfde tijd ontwierp. Het gebouw is ook aan de binnenkant het aanzien waard, met name door het gebruikte materiaal: de trapleuningen zijn van teakhout uit Birma, de muren van cristallino uit Zwitserland en op de vloeren ligt Noorse leisteen. Het State Department vereffende door dergelijke materiaalbestellingen in het buitenland een aantal oorlogsschulden. De beloften die het gebouw bijna zestig jaar geleden deed, met name de openheid en generositeit die de Amerikanen hun bondgenoten voorhielden, komen weer een stuk dichterbij met de nieuwe invulling. De indrukwekkende bibliotheek is net als in de aanvangsdagen publiek toegankelijk, en in de compacte theaterzaal met zijn betonnen rasterplafond worden weer films getoond. Een utopische ervaring – juist omdat tastbaar wordt hoe snel zo’n utopie in haar tegendeel kan omslaan.
Blikvanger bij de opening was een tentoonstelling met de toepasselijke titel Foreign Agents van Candice Breitz. Zij toonde videowerk in verschillende ruimtes in het gebouw, veelal kleinere, benauwende kamers met systeemplafond. Op de begane grond was Love Story (2016) te zien, waarin de acteurs Julianne Moore en Alec Baldwin korte fragmenten uit vluchtelingenverhalen vertolkten. Ze acteerden professioneel, maar verre van naturel. De hele opzet was bewust kunstmatig. De werkelijkheid, suggereerde Breitz, moest oneindig veel complexer zijn dan deze Amerikaanse vertolking ervan. ‘People are more interested in movie stars, than what happens in Africa,’ zo herhaalde Alec Baldwin op een gegeven moment de woorden van een Afrikaanse vluchteling.
De echte werkelijkheid van de vluchtelingen was te zien in de volgende kamers. Daar vertelden mannen en vrouwen uit onder meer Syrië, Venezuela en Zimbabwe hun verhaal op een tv-scherm. Ze spraken over hun vluchtroute naar Duitsland, de gevaren waar ze aan waren blootgesteld in Venezuela, de vreselijke scheldpartijen die ze te verduren kregen in Zuid-Afrika, het land waar Breitz zelf vandaan komt. De video’s werden afgespeeld in kleinere ruimtes, het leken verhoorkamers, soms met de veiligheidstralies nog intact. Toch konden deze verhalen evenmin overtuigen. Dat was niet de schuld van de vluchtelingen, die in een hun veelal vreemde taal (het Engels) hun verhaal moesten doen, maar van de filmmaker. Breitz was er niet in geslaagd, misschien omdat ze te veel ontzag had voor wat ze te horen kreeg, om boeiende interviews samen te stellen. Love Story liet tamelijk lange monologen zien waar mensen nogmaals het verhaal vertelden dat ze al vaker hadden verteld: over dat overvolle station in Boedapest, het potenrammen in Caracas, de onmogelijkheid om een geslachtsverandering te ondergaan in een patriarchale samenleving. Nu is het zeker géén wetmatigheid dat mensen meer in filmsterren zouden zijn geïnteresseerd dan in dergelijk documentair materiaal – zeker niet in de context van een centrum voor hedendaagse kunst. Maar dan moet de maker wel voor verrassende invalshoeken zorgen, en aan de hand van scherp gemonteerd materiaal te denken geven. Behalve dat opmerkelijke optreden – hé, dat is echt Julianne Moore! – ontbraken verrassingen in deze plichtmatig en mak aandoende vorm van geëngageerde documentaire kunst.
Op de eerste verdieping werd Breitz’ werk Factum (2016) vertoond. Hierin vertelden eeneiige tweelingen – en één drieling – op afzonderlijke videoschermen hoe het was en is om tweeling – of drieling – te zijn. De opstelling werkte enorm goed. De tweeluiken (en het drieluik) van de staande schermen hadden hun pendant in de twee trapeziumvormige Breuer-ramen die elke kamer telde. De deuren stonden open, dus hoorde je van buiten een kakofonie van (Engelstalige) stemmen komen, wat deed denken aan de tijd dat dit nog een drukbezette ambassade was.
In tegenstelling tot Love Story, waar de vluchtelingen uitgebreid hun verhaal konden doen, monteerde Breitz in Factum de vertellingen fragmentarisch door elkaar. Zo ontstond steeds een scherp en geestig portret van de voor de gelegenheid identiek geklede tweelingen, die met elkaar in dialoog gingen, zelfs al vertelden ze hun eigen verhaal. Het duurde wel even voordat ze zich überhaupt een individu kon noemen, gaf een van de leden van de drieling toe. En ze vond het nog altijd lastig om alleen op pad te gaan. Bij een oudere tweeling – twee vrouwen – ging het nadrukkelijk over de zeer verschillende band die ze met hun vader hadden. De een gaf huilend te kennen dat haar vader haar moeder slecht behandelde, terwijl de ander bijna verliefd beschreef hoe goed ze het met haar vader kon vinden. Maar over hun zeer preutse opvoeding hadden ze dezelfde mening: nooit hadden ze elkaar naakt gezien, laat staan dat ze elkaar ooit hadden aangeraakt, zoals je soms in de experimentele puberfase met vriendinnen of vrienden doet.
Wat Love Story en Factum gemeen hebben is het verschuivende perspectief dat ze op de wereld werpen. Zodra er twee versies van een gebeurtenis bestaan, dient zich de vraag aan wat er nu in werkelijk is gebeurd. Je zou kunnen zeggen dat er ook twee versies van het ambassadegebouw van Marcel Breuer bestaan. Ten eerste de heldere, laatmodernistische architectuur die zelfbewust te kennen gaf dat er een nieuwe wereld mogelijk was – en die met de openstelling weer in haar oude glorie zichtbaar geworden is. Ten tweede het zwaarbeveiligde gebouw dat vanaf de jaren zeventig, toen het personeel van de naburige Franse ambassade door een Japanse terreurgroep werd gegijzeld, steeds meer een fort werd. Na elf september 2001 kwamen de bunkerachtige kwaliteiten van het gebouw volledig tot hun recht. De reputatie van Amerika kelderde in de loop van de laatste decennia tot dat van een politiestaat. Bij de openstelling van ‘Onze Ambassade’ werden er zelfs vergelijkingen getrokken met het Haus der Kunst in München (gebouwd door de nazi’s) en een tot museum getransformeerd hoofdkwartier van de Stasi in voormalig Oost-Duitsland.
Het is lang niet zeker of West Den Haag beloond wordt voor haar inspanningen en in de voormalige ambassade mag blijven. Ook een hotelondernemer (die de beschermde gevel wil ontmantelen) en het Eschermuseum maken aanspraak op deze locatie, en er wordt onderzocht of er een debatcentrum zou kunnen komen. De meervoudigheid zet zich voort in de toekomst. Op de intimiderend hoge voordeur heet de wapenspreuk van Amerika de bezoeker welkom: E pluribus unum, uit velen één.
• Candice Breitz. Foreign Agents liep van 16 februari tot 12 mei in West Den Haag, Lange Voorhout 102, 2514 EJ Den Haag.