Charif Benhelima
Het polaroidprocedé is een wat vreemde loot aan de boom van de fotografie. Bij het ‘normale’ analoge proces ondergaat het beeld na belichting in het verduisterde binnen van de camera nog een hele reeks bewerkingen in de donkere kamer. De polaroidcamera levert daarentegen een instantbeeld af. Een druk op de knop en even later is het beeld klaar. Deze directe band tussen het beeld en de realiteit maakt de polaroid bij uitstek geschikt als testbeeld: de polaroid is niet het echte werk, eerder een voorbereidende studie (van licht, compositie, kadrering, kleur enzovoort). Dat maakt de polaroid aantrekkelijk voor professionele fotografen, maar het maakt er tegelijk ook een wegwerpproduct van. Bij het brede publiek had de polaroidcamera dan weer vooral succes omwille van het sociale vertier waartoe de techniek aanleiding zou geven. Als compact en licht instantbeeld gaat de polaroid immers makkelijk van hand tot hand. Het vraagt meteen om een reactie: de polaroid is een druk becommentarieerd beeld dat de tongen losmaakt. Niet het beeld zelf is hier belangrijk, wel de verhalen die het opwekt. Ook in die zin is het beeld in zekere zin waardeloos: nadat het sociale rumoer errond is verstomd, is het nog louter restmateriaal.
En toch, hoe ‘waardeloos’ en ‘lichtzinnig’ ook, de polaroid fascineert. Het polaroidprocedé zorgt voor een betoverend beeld omdat het ‘maken van’ en het ‘kijken naar’ elkaar zo snel opvolgen. Wat daarnet nog vol leven en beweging was, zit nu al onwrikbaar vast in de emulsie van dat papieren beeld. Het bijna in elkaar schuiven van deze twee momenten zorgt ervoor dat de energie van dat moment nog nazindert in het verstilde beeld (en door de snelle circulatie ervan ook opnieuw wordt geactiveerd). De polaroid is echter ook een magisch beeld omdat het procedé de chemische aard van het hele fotografische productieproces zo genadeloos aan de oppervlakte brengt. Het chemische karakter van het procedé wordt vooral duidelijk in de nu eens intense, dan weer fletse kleuren die het produceert. Altijd voelen de kleuren kunstmatig aan, lijken ze ‘onecht’, geconstrueerd, chemische preparaten afkomstig uit een dolgedraaid laboratorium. De extreme gevoeligheid van de polaroidcamera voor temperatuurschommelingen versterkt dit artificiële kleureffect nog en maakt de techniek moeilijk te controleren. De polaroid verrast telkens weer, ook dat maakt deel uit van zijn charme.
De emotionele impact van dit kleine, kwetsbare, unieke beeld, met zijn onberekenbaar kleurenpalet, is zo overweldigend dat het alle andere reacties dreigt te overwoekeren. Zich tot deze techniek wenden is dan ook niet zonder risico: klef sentimentalisme ligt voortdurend op de loer. Alhoewel de vier polaroidreeksen van de Belgische fotograaf Charif Benhelima (°1967) zich duidelijk verzetten tegen een al te sentimentele lectuur, gebruiken ze wel de affectieve lading van de polaroid om de relatie tussen kijker, beeld en werkelijkheid onder spanning te zetten. De polaroid weigert hier te functioneren als een simpele geleider tussen kijker en wereld: het is niet langer de plaats waar contact wordt gelegd, maar waar afstand wordt gearticuleerd. De oudste reeks, Harlem on my mind – I was, I am, die de fotograaf tijdens een drie jaar durend verblijf in Harlem, New York maakte, vat het programma samen. Grotendeels samengesteld uit zwart-witpolaroids, aangevuld met enkele helrode beelden, presenteert de reeks een afstandelijk relaas van de buurt waar de fotograaf toen verbleef. Telkens stoten we op een barrière, botst onze blik op een blinde muur. Mensen verschijnen als spiegelbeeld of als schichtige schimmen, uitgevlakt door een verblindend licht. En zelfs de dieren kunnen geen troostende aanwezigheid zijn (er duiken twee katten op in de reeks: de ene is dood, de andere op asfalt getekend). Nergens wordt de kijker (en dus evenmin de fotograaf?) een warm onthaal bereid.
Ook de drie andere reeksen – Roots, Black-Out en Semites – worden gekenmerkt door dit spel tussen aan- en afwezigheid, tussen intimiteit en afstandelijkheid. In Black-Out zorgt een toevloed aan flitslicht dat het gefotografeerde voorwerp oplost in een vage kleurzweem of gereduceerd wordt tot een kaal staketsel. De polaroid bereikt hier een hoge graad van abstractie en laat het aan de verbeelding van de kijker over om in de onbestemde, vaak geelachtige kleurvakken iets herkenbaars te vinden (een stoel, een auto, een lantaarnpaal…). InRoots wordt de camera gericht op uitheemse planten en struiken, maar ook deze beelden doen niet meer dan aanstippen. De in zachte pasteltinten gedrenkte beelden tonen vooral de fragiliteit van de vastgelegde natuur, die wordt omgetoverd tot een suggestieve, spookachtige verschijning (een lichtgevende tulp bijvoorbeeld). Semites, de vierde en radicaalste reeks, voert de afstandelijkheid nog op. De polaroids zijn hier een reproductie van een bestaand beeld (eerder gemaakt door de fotograaf zelf of aan hem geschonken door diegene die erop afgebeeld staat). De flits van de polaroidcamera brandt de herkenbare individualiteit van het ge(her)fotografeerde gelaat weg. Een anoniem gezicht is alles wat rest. De polaroid, het beeld van de onmiddellijkheid, van het intieme contact, wordt hier ingezet om een onherleidbare afstand te poneren. Telkens weer die vaststelling: elke polaroid is toch weer dat afscheid, dat gemankeerde contact (met de wereld, de natuur, de mensen). Het polaroidbeeld wordt hier opgevoerd als een (melancholische?) materiële rest van twee lichamen die elkaar voortdurend mislopen.
• Charif Benhelima. Polaroids 1998-2012, nog tot 18 november in Bozar, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel (02/507.82.00; www.bozar.be).