China verandert jou.
Het lijkt lang geleden dat Rem Koolhaas de collectieve verontwaardiging van zijn Nederlandse vakbroeders over zich afriep, omdat hij mee zou werken aan de onderdrukking van de Chinezen toen hij de opdracht voor de CCTV toren in Beijing aanvaardde (2002). De Nederlandse bureaus KCAP en MVRDV volgden kort daarna. Vanaf 2005 beproefden ook jonge architecten hun geluk. Eind 2011 verschenen ongeveer tegelijkertijd twee publicaties van Nederlandse architecten over hun ervaringen. Eerder al analyseerde Harry den Hartog de Chinese zoektocht naar een nieuwe identiteit. De drie boeken samen geven een gedetailleerd en soms onthutsend beeld van de kansen en de onmogelijkheden voor westerse architecten in China. Ze tonen aan dat er in China sindsdien niet veel is veranderd. Vier op de tien boeren hebben hun akkers verlaten ten gunste van nieuwe bouwprojecten. Een kwart daarvan ontvangt geen enkele vergoeding, tweederde een bedrag dat ver onder de werkelijke waarde ligt. In de steden gaat het er niet veel anders aan toe. Ook zijn er grote milieuproblemen. En cijfers van ongevallen met bouwvakkers zijn er niet. De meeste bouwvakkers staan niet geregistreerd en werken illegaal.
Maar de Nederlandse bureaus zien kansen. In China wórdt tenminste gebouwd. Het NAi speelde daar in 2009 op in met een Matchmakingprogramma dat erop gericht is Nederlandse architecten te koppelen aan lokale Chinese architecten en ontwikkelaars om samen te werken aan goede woningbouwprojecten. ‘Nederlandse architecten behoren tot de wereldtop, maar hebben het in ons land op dit moment als gevolg van de crisis niet makkelijk. Mede dankzij het NAi kunnen zij nu in China hun creativiteit kwijt – een schoolvoorbeeld van hoe je van een probleem een kans kunt maken’, aldus de Nederlandse staatssecretaris van Cultuur, Halbe Zijlstra. Het eerste concrete bouwblok, ontwikkeld door ontwikkelaar VANKE, wordt dit jaar gebouwd. Die dingen gaan snel in China.
Hoe snel alles evolueert wordt duidelijk in How the city moved to mister Sun. Journalist Hulshof en architect Roggeveen beschrijven, betrokken maar neutraal, China van binnenuit. Ze doen dat vanuit het perspectief van ondernemers, van woningzoekenden, of van de rechteloze migrantenwerkers en boeren die in de stad werken zonder toegang tot onderwijs, zorg of officiële huisvesting. Ze schetsen het leven van Mr. Sun, een boer die voor 300 dollar werd uitgekocht omdat er een golfbaan op zijn land gepland stond. Van dat geld bouwde de man een huis van 3 verdiepingen. Maar de stad raasde voort en ook dit huis moest wijken. Nu woont hij in een anoniem appartement in een van die nieuwbouwtorens. Er is het verhaal van Mr. Deng die een restaurant heeft in een tijdelijke stad rond een woontoren in aanbouw. Aan de voet ervan is door de aanwezigheid van het grote aantal arbeiders een complete informele stad ontstaan met huizen, winkels en kraampjes, restaurants, een bioscoop, een dokter en slaapcontainers. Als de toren af is, verdwijnen de werkers naar de volgende toren. Ze werken van zonsopgang tot zonsondergang en komen het terrein niet af. Ze hebben vaak geen contract en krijgen vrijwel altijd te laat betaald. Ze dromen van terugkeer naar hun geboortegrond. Er is het verhaal over Wang Lei, de mid-twintiger die een keuze probeert te maken uit honderden identieke woningen in Xi’an; over ontwikkelaar Ma Yapang, die de architect gebrek aan creativiteit verwijt; of over Zhao Zuanchao, architect, die klaagt dat opdrachtgevers alleen concepten willen, geen ontwerpen.
Shanghai New Towns van Harry den Hartog richt zich weliswaar alleen op de metropool Shanghai, maar is in de probleemstelling tot op zekere hoogte representatief voor heel China. In een grondige analyse van de hedendaagse stad vanuit de geschiedenis zoekt Den Hartog naar de bindende factoren in de uitdijende metropolis. De Chinese overheid speelt een belangrijke rol, door de woningbouwmodellen te bepalen die geschikt zijn voor de Chinese behoeften. Naar goed Chinees gebruik hanteren overheden en ontwikkelaars bestaande modellen uit het Westen, die ze vervolgens aanpassen aan lokale omstandigheden en culturele behoeften. Den Hartog beschrijft een aantal projecten waarin het de Chinese bouwers is gelukt om samen met westerse ontwerpers wijken te maken die aanknopingspunten bieden voor een nieuwe identiteit, een eigen verschijningsvorm.
Het meest openhartige boek is zonder meer Je kunt China niet veranderen, China verandert jou van John van de Water. Het Chinese filiaal van NEXT Architects blijkt zeer lucratief, maar is ook een slangenkuil. Na een paar jaar heeft het bureau honderdduizenden vierkante meters bij elkaar getekend, maar in cultureel opzicht is Van de Water het land nauwelijks genaderd. Hij heeft veel geleerd en veel vrienden gemaakt, maar ook handen vuilgemaakt, met zijn voeten in de klei gestaan en zijn eigen waarden verloochend in zijn alles overheersende wil om de Chinese cultuur te begrijpen. Van dat proces doet hij op fascinerende wijze verslag. Het is de zoektocht van een westerling in het culturele gedachtegoed van de Chinese maatschappij, waarin alles anders is en niets is wat het lijkt. Van de Water hecht als westerse architect aan context, gebruiker, innovatie, visie, zoekenderwijs condities formuleren en ratio. In de Chinese maatschappij draait alles om confucianisme, feng shui, kopieerpraktijken en prijsvragen waarin ‘tussentijdse suggesties’ van de opdrachtgever heel normaal zijn. De Chinezen met wie hij samenwerkt, zijn ondoorgrondelijk voor hem. Door het opstellen van een waarderingssysteem lijkt de communicatie beter te verlopen: zijn projecten zijn ‘good’, ‘very good’, of ‘very very good’. Veel langer duurt het voor hij beseft dat Chinezen zijn open ontwerphouding in het geheel niet begrijpen. Zij hebben hem ingehuurd als westerse deskundige en ze verwachten van hem dat hij weet wat goed is.
De drie boeken schetsen een veelzijdig beeld van de bouwpraktijk in China, maar laten vooral zien hoe ingewikkeld het is om vanuit een westerse context iets te begrijpen van de Chinese cultuur, waarin een andere geschiedenis, andere waarden, ideeën en prioriteiten aan de orde zijn. De vraag stelt zich daarbij of het eigenlijk wel zin heeft. Kunnen al die Nederlanders iets bijdragen aan de ontwerpkwaliteit van bijvoorbeeld woningbouwprojecten in China? Op de schaal van de afzonderlijke projecten willen de auteurs dat graag geloven. Maar is dat inderdaad de vreugdevolle werkelijkheid? Of is het een vorm van westerse arrogantie. Of hebben we hier simpelweg te maken met architectuur als exportartikel aangepast aan Chinese waarden? Het is op dit moment noch vanuit de Nederlandse, noch vanuit de Chinese context met zekerheid te zeggen. Maar dat deze boeken bijdragen aan het zoeken naar antwoorden op die vragen is een feit. Al zijn het ontzettend westerse vragen, vermoedelijk.
• Michiel Hulshof & Daan Roggeveen, How the city moved to Mr. Sun, China’s new megacities, verscheen in 2011 bij SUN architecture, Prinsengracht 747, 1017 JX Amsterdam (020/521.89.39; www.sunarchitecture.nl).
• Harry den Hartog et al., Shanghai New Towns, Searching for community and identity in a sprawling metropolis, verscheen in 2010 bij Uitgeverij 010, Watertorenweg 180, 3063 HA Rotterdam (010/433.35.09; www.010.nl).
• John van de Water, Je kunt China niet veranderen, China verandert jou, verscheen in 2011 bij Uitgeverij 010 (idem).