width and height should be displayed here dynamically

Aglaia Konrad. Carrara.

De Oostenrijkse fotografe Aglaia Konrad, die woont en werkt in Brussel, heeft aan haar projecten een nieuw fotoboek toegevoegd: Carrara, gepubliceerd door Roma Publications in Amsterdam. Konrad heeft naam gemaakt met de manier waarop ze naar de stad kijkt en hem artistiek heeft voorgesteld in Elasticity (2002), Iconocity (2005) en Desert Cities (2008). Haar blik is in al deze werken zeer afstandelijk. Dikwijls is dat ook letterlijk het geval: we kijken vanaf grondniveau, met een lege scène vooraan in het beeld, de horizon afgedekt, of vanuit vogelperspectief, zonder horizon. Een specifiek onderwerp wordt niet gekaderd. Het beeld biedt een uitsnede van een soort van stedelijkheid die de voorstelling geheel en gelijkmatig vult. De suggestie is dat deze stedelijkheid, voorbij de randen van het beeld, eindeloos doorloopt. De keuze om in reeksen te werken, die de gelijkaardigheid van de beelden doen uitkomen, benadrukt nog deze oneindige woekering van ‘hetzelfde’. Maar wat precies is deze eindeloze stedelijkheid?

Het is er Konrad niet om te doen het stedelijk leven te betrappen en te portretteren. Ze fotografeert geen situaties of intriges. In haar beelden gebeurt er nauwelijks iets. Geen anekdotes, geen bezigheden, geen sociaal verkeer. Konrad toont wat bestaat. De mensen die soms in beeld komen worden niet geportretteerd, of gevolgd door een reporter: ze bevinden zich op die plek, zonder activiteit. De stad verschijnt niet als ‘milieu’ of als eigen, menselijke habitat, maar als een stapeling van dingen, met de nadruk op de materialiteit. Natuurlijk wordt elke stad gebouwd, en is elk bouwsel, elke toren, elke brug, gewild – dat wil zeggen: door iemand gepland, ontworpen, gemaakt, en betaald. Elk bouwwerk is het resultaat van zeer vele, weloverwogen, kleine beslissingen. De stad is gemaakt als ‘hardware’ voor het functioneren van een maatschappij. Maar Konrad toont hoe de betekenis vervluchtigt en de dingelijkheid verschijnt, wanneer men het handelingsstandpunt tussen haakjes zet, en zeker wanneer (zoals in de Desert Cities in de Egyptische woestijn) het gebouwde nauwelijks gebruikt wordt. Uiteindelijk blijkt de stad op zichzelf niet gepland en gewild, geen instrument of functionele machine, geen geometrie, maar een wirwar, een ‘hoop’. Konrad toont in haar fotografie hoe die hoop, die zich eindeloos uitbreidt, van God en mens verlaten, een geheel zonder architect of ‘auteur’ – in de ruimte – opschuift in de richting van de chaos en – in de tijd – naar de ruïne.

In het nieuwe boek fotografeert Konrad de bergen en steengroeven voornamelijk in zwartwit, staand formaat, en van dichtbij, zodat steen en rots het beeld liefst helemaal vullen, met soms in de hoogte nog een streepje lucht. Geen bomen, geen begroeiing, geen schaal. Geen breedte, geen horizon, geen landschap. Staand omhoogkijkend, van dichtbij, of vanuit de hoogte naar beneden gericht, dikwijls zonder houvast of grond. Eerst lijkt het of Carrara niet over stedelijkheid gaat, maar integendeel over primitieve natuur, over een berg, en misschien over hoe dat stuk natuur door menselijke arbeid opengemaakt en leeggehaald – ecologisten zullen zeggen: aangetast – wordt. Maar dat lijkt alleen maar zo wanneer men voornamelijk de associatie maakt met de geschiedenis en met wat zich in Carrara afspeelt, en niet bij de foto’s of het boek zelf blijft. Wanneer men het fotowerk zelf alle aandacht geeft, merkt men hoe twee bewegingen of twee krachten zich met elkaar meten, en het beeld onder spanning brengen: het is onbeslisbaar of Konrads Carrara toont hoe een stad, geleidelijk, nieuw uit een berg te voorschijn komt, dan wel of een stad traag in een berg verdwijnt.

Tevoorschijn halen is ontdekken: levare. Bouwen is stapelen of toevoegen: porre. De schilder en de bouwmeester komen tot een creatie door toe te voegen. In de steengroeven van Carrara gaat men te werk per via di levare, zoals Michelangelo zegt, niet per via di porre. Een beeldhouwer voegt niet toe, maar hakt het overtollige weg, haalt zo de vorm naar voor die in het marmer slaapt; en wat hij vervaardigt is enerzijds een beeld, en anderzijds puin. In Carrara ontdekt men, onder de berg, een stad, en bouwt dus per via di levare. In haar essay in het boek van Konrad interpreteert Angelika Stepken, meedrijvend met de deconstructionistische theorie, Carrara als een ‘negatieve ruimte’, als een voorstelling van een afwezigheid, als een confrontatie met een ‘rest’. Haar interpretatie wordt gestuurd door wat ze weet over Carrara, meer dan door datgene wat ze ziet. Want dat is niet wat er te zien is. De foto’s van Konrad tonen niet wat er niet is, maar wat begint te verschijnen wanneer men de huid van de berg wegkapt: architectuur. In Carrara legt Konrad een stad bloot. En niet gelijk welke stad, maar ‘de’ stad, zoals Konrad die ook toont in haar oudere werk. Het basisbeeld van die stad, dat onder deze reeks van elkaar overlappende beelden doorschemert, is, zo blijkt in dit boek, Babel. De toren van Babel, de berg van Babel, zoals Pieter Brueghel hem voorstelt op het schilderij in het Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam. Sommigen menen dat Brueghel zich voor zijn schilderij geïnspireerd heeft op het Colloseum, dat in de periode dat Brueghel in Rome verbleef als steengroeve gebruikt werd. Maar met het boek van Konrad voor ogen lijkt het veel waarschijnlijker dat Brueghel ook in Carrara is geweest en dat landschap door zijn hoofd is blijven spoken.

Bij Brueghel toont, in de linkerbenedenhoek, de architect zijn plannen aan de koning, en de koning beslist hoe er gebouwd zal worden. Achter hen rijst de toren op, met de zigzaggende toegangswegen. Wanneer men scherp toekijkt, ziet men overal op de terrassen en onder de arcades minuscule arbeiders lopen, en bemerkt men de kleine hutten en stallingen die ze in en op de toren gebouwd hebben, waar ze wonen, vuurtjes maken en koken. Men bemerkt hun stellingen, ladders en werktuigen. En zo realiseert men zich het kleine verschil dat de mensen maken. Natuurlijk is de wereld (ook) het werk van de mens. Maar terwijl men op de bovenverdiepingen vlijtig verder bouwt, allemaal geheel volgens de plannen en de procedures, worden de onderste lagen alweer aangetast door de tijd. Wat de tijd doet? Eroderen, verweren, losmaken, afvlakken, afronden, verpulveren: de tijd laat de dingen (opnieuw) verdwijnen, de laagste verdiepingen van de toren van Babel lijken opnieuw ‘rots’, of ‘natuur’ te worden.

Konrad toont precies de dubbelheid die ook de Toren van Brueghel kenmerkt. Haar boek is geen natuurfotografie, maar portretteert de primitieve zijnswijze van de stad. Carrara toont natuur: chaos, wildernis, primitieve natuur – waar monumentale geometrie uit naar voor komt: rechte treden, rechte wanden, patronen van rechte lijnen en strepen. Puin en verspreide rotsblokken naast opgestapelde regelmatige blokken marmer; spleten en kloven in de bergwand naast duistere, recht uitgesneden gaten, hoog als poorten, die tot diep in de berg voeren. Dit geheel is tegelijk natuur en bouwwerk. Maar slechts dan, naderhand, precies zoals bij het lang bekijken van het schilderij van Brueghel, ziet men hier en daar een vrachtwagen, een werkkeet, een kabel, of een mens, en beseft men plots de schaal van wat men ziet, de nietigheid van al dat bouwgedoe, de maat van gaten die in werkelijkheid zo hoog zijn als kerken, van treden zo hoog als vrachtwagens, en van die kleine brokken steen die in het rond gestrooid lijken, maar stuk voor stuk een mens kunnen verpletteren. Al tweeduizend jaar lang doen mensen hier, in deze bergen, precies hetzelfde werk – dat is even lang als er gebouwd is aan de Toren van Babel. Carrara is het resultaat, en Konrad laat zien dat het resultaat van deze lange, gestage arbeid per via di levare op hetzelfde neerkomt als wanneer mensen elders steden bouwen per via di porre: niet een grote constructie, niet een gelukte ‘Stad van de Mens’, maar een bouwsel dat kantelt in zijn tegendeel: in ‘natuur’. Het is het principe van alles wat we bouwen en wat we doen: we komen nooit tot een mooi, goed geordend, redelijk geheel, waarin we vervolgens kunnen gaan wonen als in een gedachte. Terwijl we plannen en bouwen, maken we tegelijk cultuur en ‘natuur’. Niet die primitieve, zuivere natuur van de mythe, de natuur die aan de mens voorafgaat, maar dat onbedoeld nevenproduct van de menselijke arbeid, de natuur die met het werk van de mens vanzelf mee ontstaat. Daarom maakt het niet uit of het schilderij van Brueghel en Konrads Carrara de grootheid van de menselijke arbeid, of net integendeel, de almacht van de natuur tonen. De mensen zijn – of ze nu winnen of verliezen – altijd kleiner dan ze denken.

Aglaia Konrad. Carrara, met een tekst van Angelika Stepken, verscheen in 2011 als Roma Publication 162, Roma Publications, Amsterdam (www.romapublications.org). ISBN 978 90 77459 66 9.

• Tot 21 april loopt de tentoonstelling Monolith/life van Aglaia Konrad & Willem Oorebeek in de Sint-Lukasgalerie, Paleizenstraat 70, 1030 Brussel (02/250.11.66; www.sintlukas.be).