width and height should be displayed here dynamically

Collectiepresentatie in het Rijksmuseum: New Realities. Fotografie in de 19de eeuw

Toen François Arago in 1839 de uitvinding van de fotografie aan de Franse Senaat presenteerde, prees hij vooral de mogelijkheden die de techniek voor de wetenschap en de handel zou kunnen bieden. En hoewel er vanaf het begin ook kunstenaars mogelijkheden zagen voor artistieke experimenten, was fotografie de eerste zestig jaar voor het grote publiek vooral een manier om een nieuwe, handzame blik op de wereld te bieden, van ver en dichtbij.

Pas honderd jaar na Arago’s toespraak zou er een eerste fototentoonstelling komen in een kunstmuseum, het New Yorkse Museum of Modern Art. Kunstmusea en verzamelaars hielden de techniek lang op een afstand. Pas in 1989, ter gelegenheid van de honderdvijftigste verjaardag van de fotografie, organiseerde het Amsterdamse Rijksmuseum háár allereerste fototentoonstelling, onder de titel Fotokunst 19de eeuw. Kort daarop werd begonnen met het officieel opzetten van een eigen fotoverzameling. Het betekende de voltooiing van een emancipatieproces waarbij, volgens de organisatoren, ‘de foto’s als kunstwerk getoond werden’ en de ‘artistieke intentie en de originaliteit van visie bij de kunstenaar’ doorslaggevend waren. In 1996 vond een tweede fototentoonstelling plaats, voor het eerst van de eigen negentiende-eeuwse collectie, waarbij de canon van Nederlandse en internationale kunstfotografen werd gepresenteerd. Vandaag is het tijd voor een andere benadering van die – inmiddels uitgebreide – verzameling. Nu foto- en kunsthistorici zich steeds meer interesseren voor niet als kunst bedoelde beelden, verbreedt ook het Rijksmuseum de blik.

New Realities, de huidige tentoonstelling van de eigen negentiende-eeuwse fotocollectie, wil nagaan ‘hoe fotografie functioneerde, gebruikt werd en werd bekeken, en haar weg vond in de negentiende eeuw’. De introductie in de eerste zaal belooft dat alle toepassingen waardoor de fotografie ‘een revolutie in de beeldcultuur ontketende’ aan bod zullen komen in de tentoonstelling. Evident is dat niet: de collectie, van in totaal zo’n 150.000 foto’s, is met het vooruitzicht van deze tentoonstelling weliswaar aangevuld en uitgebreid, maar het fundament ervan bestaat uit verzamelingen kunstzinnige, esthetische en soms fototechnisch interessante foto’s; zeker niet alle soorten fotografie zijn erin vertegenwoordigd.

De expositie opent met een verrassing. ‘Anna’ staat er in grote letters op de muur van de eerste zaal. Anna, dat is Anna Atkins, de ‘eerste vrouwelijke fotograaf’, die vanaf 1843 tot 1853 werkte aan haar twintig boeken met blauwdrukken van algen, stuk voor stuk unica. Het Rijksmuseum kocht onlangs een mooi exemplaar. Als een relikwie ligt het opengeslagen op een willekeurige, helderblauwe pagina met de afdruk van een alg; de 306 andere platen zijn gereproduceerd en hangen naast elkaar aan de wand. Een beknopte wandtekst verhaalt over Atkins’ interesse in botanie en haar streven om een nieuw verschenen handboek te illustreren met de pas ontwikkelde blauwdruktechniek. De blauwdrukken zijn beeldschoon… maar wat is er zo bijzonder aan die algen, wie kreeg de foto’s in handen, wat omvatte dat pas geschreven handboek precies? Op die vragen betreffende het ‘gebruik’ en ‘functioneren’ van fotografie blijft de tentoonstelling het antwoord schuldig. Ze spoort ons enkel tot adoratie aan.

Ook in de volgende zalen houdt de esthetische, haast mystieke benadering van de foto’s de overhand. Bij de ‘Portretten’ heeft het museum prachtige kastjes gemaakt die de van nature sterk spiegelende daguerreotypieën ontspiegeld tonen. Nog nooit waren deze portretten zo mooi uitgelicht. En dat is juist het probleem. De spiegelende metalen plaatjes waarop het beeld werd afgedrukt waren om te koesteren, jezelf in te spiegelen, want alleen onder een bepaalde hoek verscheen de beeltenis. Nu zien we de foto’s zoals de negentiende-eeuwer de objecten zeker nooit te zien kreeg. Hoe dat wonder op die gevoelige plaat ontstond, blijft eveneens een mysterie voor de bezoeker: over de materiële werkelijkheid van de fotografie – technische materialen, camera’s en chemicaliën – verneemt hij niets.

In de grote zalen met ‘Functionele fotografie’ en ‘Rond de wereld’ worden we overstelpt met toepassingen en verschijningsvormen van de fotografie in de negentiende eeuw. Een ingeplakte foto van een geweer in een catalogus van een wapenfabrikant uit 1867, prachtige foto’s van bouwwerkzaamheden en nieuwe constructies zoals de brug bij Culemborg, en foto’s van de oppervlakte van de maan uit 1900, soms van bekende, soms van onbekende namen, ze zijn er allemaal; maar ze worden steevast gepresenteerd als unieke kunstwerken in smetteloze vitrines en passe-partouts, zeker niet als gebruiksvoorwerpen.

In de zaal ‘High and low’ gaat de collectietentoonstelling ten slotte helemaal in de fout. Zoals Ann McCauley duidelijk heeft gemaakt in haar boek Industrial Madness (1994) groeide de commerciële fotografie in Parijs tussen 1848 en 1871 exponentieel. Boven de toonbank kocht de negentiende-eeuwse liefhebber portretten, landschappen, stereofoto’s en academische naakten, ónder de toonbank en aan de huisdeur was er een levendige handel in erotica. Een onderwerp om over uit te pakken in dit deel van de tentoonstelling, ware het niet dat het Rijks nauwelijks erotische (stereo)fotografie bezit, dat paste niet in de keurige verzamelingen. In plaats van het hiaat te dichten of minstens te vermelden, toont het museum hier alleen een paar academische naakten, en schrijft dat fotografische pornografie in de negentiende eeuw ‘streng werd vervolgd’. Alsof het daarom niet zou bestaan. Een anonieme stereofoto van een masturberende vrouw is, als eenzame vertegenwoordiger van een van de grote toepassingsgebieden van fotografie in de negentiende eeuw, alleen in de catalogus te zien.

Bij de afsluiting met ‘Snapshots’ is het museum weer op bekend terrein. Deze zaal vertoont qua inhoud en benadering raakpunten met de eerdere collectietentoonstelling over de fotografie van de twintigste eeuw, Modern Times (2014-2015). Zeldzame foto’s, gemaakt door kunstenaars en schrijvers met hun eerste eigen camera’s: het is een gebied waar het museum zich op zijn gemak voelt. De zo stellig omarmde revolutie in de beeldcultuur is voor het Rijks nog steeds vooral een revolutie van de kunstminnende elite.

 

New Realities. Fotografie in de 19de eeuw, 17 juni – 17 september, Rijksmuseum, Museumstraat 1, 1071 XX Amsterdam (020/674.70.00; rijksmuseum.nl).