Collection d’Art anno 1969 in Amstelveen
De Amsterdamse galerie Collection d’Art begon in december 1969 in een piepkleine ruimte in de Heisteeg, tussen de Singel en het Spui. Aanvankelijk was het een winkel voor antieke zilveren objecten, gedreven door Cora de Vries (1944-2010), die haar zaak combineerde met een baan als onderwijzeres. De start van de galerie werd ingegeven door de bescheiden kunstverzameling van de galeriste en haar echtgenoot Hans de Vries; vandaar de naam van de galerie. In het Cobra Museum loopt nu een tentoonstelling met werken uit de verzameling, die door de jaren heen gestaag groeide en tal van raakpunten heeft met de collectie van het museum. Het museum in Amstelveen heeft bijvoorbeeld sinds 2006 een langdurig bruikleen uit die collectie, een groot landschap van Eugène Brands, die jarenlang tot de vaste stal van de galerie behoorde. Daarnaast zijn enkele werken van Karel Appel, Theo Wolvecamp en anderen uit de collectie van het museum aan de expositie toegevoegd.
Collection d’Art was actief in een tijd waarin de kunstwereld tal van veranderingen doormaakte, maar daar is in het Cobra Museum weinig van te merken. Cora de Vries ging volgens het museum op zoek naar ‘individualisme in kunstenaars, een herkenbare signatuur en diepgang in het kunstwerk. Het ging om ‘blijvende’ kunst, werk van kunstenaars die zich duidelijk van elkaar onderscheidden, niet geïnfecteerd door de waan van heersende trends.’ De Vries koos voor kunst van uiteenlopende stromingen die zich in de voorgaande jaren al bewezen had en had weinig of geen oog voor de nieuwste ontwikkelingen. Ze bracht Cobra-kunstenaars als Karel Appel en Constant, naast voormalige Nulkunstenaars als Jan Schoonhoven, Jan Henderikse, Henk Peeters en Armando, nieuwe figuratie van Alphons Freijmuth, en realistische schilderkunst van Co Westerik en Herman Gordijn. De jongere kunstenaars die ze liet zien, werkten ook vaak in deze tradities. Vanaf de jaren tachtig presenteerde Collection d’Art ook werk van Duitse expressionisten als Georg Baselitz, A.R. Penck en Markus Lüpertz. Ook bracht de galerie werk van kunstenaars Max Ernst en Joan Miró, maar de nadruk ligt in het Cobra Museum toch op Nederlandse kunst vanaf de jaren vijftig.Aanvankelijk was De Vries zeer onder de indruk van De Stijl en vooral van Bart van der Leck, maar het verhandelen van diens werk lag buiten haar mogelijkheden. In plaats daarvan kwam ze voor een van de allereerste tentoonstellingen bij Dick Cassée uit, in wiens werk De Vries een zekere verwantschap met Van der Leck zag. Later organiseerde De Vries groepstentoonstellingen met Lou Loeber, die zich verdiept had in het werk van Mondriaan en Van der Leck, en van Cesar Domela, voormalig lid van De Stijl. Opmerkelijk genoeg zijn er slechts twee vrouwelijke kunstenaars op de tentoonstelling in Amstelveen. Naast Lou Loeber is er nog Sheila Hicks, die in december 1981 bij Collection d’Art een ‘site specific’ textielwerk maakte, dat gezien de alomtegenwoordigheid van de schilderkunst in de galerie nogal uit de toon moet hebben gevallen.
Als aankondiging voor nieuwe tentoonstellingen stuurde Cora de Vries vouwbladen rond met de titel editie ‘collection d’art’. Het waren uitnodigingen ‘voor een sherry’ op de opening en ze bevatten tegelijk teksten, biografieën en andere informatie over de betreffende kunstenaar – steevast geschreven zonder hoofdletters.
Cora de Vries liet zich leiden door haar persoonlijke en artistieke betrokkenheid, die ze combineerde met schrander zakelijk inzicht. In 1972 organiseerde ze een reeks tentoonstellingen met de titel Kritiek in praktijk, waarvoor de beginnende galeriehoudster Nederlandse kunstcritici van tijdschriften en kranten vroeg om hun favoriete kunstenaars te presenteren. Een slimme zet, want daardoor zette De Vries haar nog jonge galerie in één klap op de kaart. De naamsbekendheid nam nog toe nadat een meningsverschil tussen Lambert Tegenbosch en Rudi Fuchs over de opzet van de tentoonstelling in de Volkskrant werd uitgevochten. In de daaropvolgende jaren zou Cora de Vries diverse critici vragen om teksten te schrijven voor haar edities.
In 1974 verhuisde Collection d’Art naar de Keizersgracht en vestigde zich in het pand van de voormalige boekhandel Schröder & Dupont, dat in 1932 volgens de opvattingen van de Nieuwe Zakelijkheid was verbouwd door architect Alexander Bodon. In de smalle, maar diepe zaak werd veel ruimte gecreëerd voor de kunst, met een vide, met galerijen langs de wanden en meerdere verdiepingen. Het was een toegankelijke galerie waar de drempel bewust laag gehouden werd. De galeriehoudster was bijna altijd zelf aanwezig, maar hield haar clientèle op afstand en probeerde geen verkooppraatjes te beginnen. ‘Ik ben allergisch voor winkeliers die op hun klanten aanstormen en ze in de nek blijven blazen tot ze weer de deur uit zijn’, aldus Cora de Vries.
Collection d’Art richtte zich vooral op de nationale kunstmarkt. Zoals de meeste galeries in de jaren zeventig en tachtig bestond de klantenkring voornamelijk uit Nederlandse privéverzamelaars. Er werd weliswaar werk van buitenlandse kunstenaars verkocht, maar de galerie had geen internationale ambities, zoals Art & Project, Riekje Swart en Helen van der Meij in deze periode wel hadden. Een enkele keer kreeg De Vries het voor elkaar om een grote internationale naam te strikken. Een onverwacht bezoek van Jasper Johns aan de galerie in 1970 resulteerde een jaar later tot een paar bescheiden werken van de Amerikaanse kunstenaar in de galerie. In 1973 en 1976 vonden solotentoonstellingen van Willem de Kooning plaats. In samenspraak met diens New Yorkse galerie Xavier Fourcade organiseerde De Vries in 1982 opnieuw een expositie met De Kooning. Daarvoor koos ze op basis van een dia een schilderij bij Fourcade. Dat werk bleek echter niet gesigneerd, waarop De Vries vanuit Nederland met het schilderij naar het atelier van de schilder op Long Island reisde om het persoonlijk te laten signeren. Of dit verhaal, dat wordt vermeld in de publicatie bij de tentoonstelling, gaat over het schilderij East Hampton VI op de tentoonstelling, wordt evenwel niet duidelijk.
• Collection d’Art anno 1969, tot 19 april in Cobra Museum voor moderne kunst, Sandbergplein 1, 1181 ZX Amstelveen (020/547.50.50; www.cobra-museum.nl).