Essays
-
Blind voor Sade
Over de Sade-interpretatie van Annie Le Brun
Marc De Kesel -
Kennen en beheersen
Wederwaardigheden van de instrumentele rede
Marcel Hénaff -
Der Geringste Widerstand
Verlichtingskritiek in het werk van Fischli & Weiss in de jaren 80
Stefaan Vervoort -
Frankfurter Slapstick
De Amerikaanse stille filmkomedie bij Adorno, Benjamin en Kracauer
Steven Jacobs -
Van Goghs ‘begin’ in de Borinage
Lieske Tibbe -
Eenvoud, ontdekking en… volle maan
Over de totstandkoming, de inzet en de omkadering van de tentoonstelling Kunst in Europa na '68 (Museum van Hedendaagse Kunst, Gent, 1980)
Koen Brams
Besprekingen
-
Faces Now
Steven Humblet -
Gilbert Fastenaekens in Le Botanique
Steven Humblet -
Wout Vercammen. A Well Considered Idea of an Exhibition in 3 Parts
Stefan Wouters -
Panamarenko Universum
Maarten Liefooghe -
Paul Thek
Mariska Beljon -
Anthropocene Observatory in BAK Utrecht
Gijs van Oenen -
Stedelijk Museum Bureau Amsterdam – Ruti Sela
Daniël van der Poel -
Collection d’Art anno 1969 in Amstelveen
Kees Keijer -
Alibis: Sigmar Polke 1963-2010
Dries van de Velde -
Magnificent Obsessions: the artist as collector
Dries van de Velde -
Kasper Andreasen – The Place of Writing
Steven Humblet -
Nicoline van Harskamp. A Romance in Five Acts and Twenty-One Englishes
Steyn Bergs -
HISK Show in Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond, Amsterdam
Laurence Scherz
-
Konstantin Grcic. Panorama
Zsuzsanna Böröcz -
Plastic: Promises of a Hand-made Future
Rana Ghavami -
Africa: Big Change, Big Chance
Paoletta Holst -
Atlas of the Functional City: CIAM 4 and Comparative Urban Analysis
Rixt Woudstra
174
maart-april 2015
(Ratio en) geweld
Waarom lezen we Sade? Waarom zijn we zo gefascineerd door geweld? Dat vraagt Marc De Kesel zich af in de openingstekst van dit nummer, een bespreking van de recente tentoonstelling Sade. Attaquer le soleil (Musée d’Orsay, Parijs, 2014-2015). De Kesel bekritiseert de reducerende en moraliserende manier waarop curator Annie Le Brun de sadiaanse wreedheid leest, namelijk ‘exclusief als een metafoor voor het ‘oneindige’ dat het verlangen kenmerkt en dat tot vandaag verdonkeremaand blijft.’ Hij betoogt dat Sade niet zozeer de scandaleuze, wrede waarheid over het verlangen reveleert. Sade wil met zijn eindeloze opeenstapeling van wreedheden juist bewijzen dat er ‘geen wreedheid, geen kwaad en geen lijden is’. Hij ontkent het tekort en verwijlt in de bevrediging ervan. Gelukkig, zo besluit De Kesel, lezen wij Sade niet als een levensfilosofie of een moraal, maar als ‘kunst’ – kunst die ons, door het wrede voorwerp van ons verlangen te tonen, daarvan afhoudt.
De tweede tekst, een vertaling van een hoofdstuk uit het onlangs verschenen boek Violence dans la raison? Conflit et cruauté van Marcel Hénaff, vertrekt van het boek dat de klassieke westerse tegenstelling tussen rede en geweld als geen ander heeft onderuitgehaald: Dialectiek van de Verlichting (1946) van Max Horkheimer en Theodor W. Adorno. Aan de hand van twee literaire personages (Homeros’ Odysseus en Markies de Sade’s Juliette) betogen Horkheimer en Adorno dat de westerse rede wordt gekenmerkt door een destructief geweld dat rechtstreeks uitmondt in het industriële kapitalisme, de oorlogen en uitroeiingskampen van de 20e eeuw. Hénaff daarentegen stelt dat Sades roman ‘een nieuwe vorm van geweld’ aankondigt, die het Verlichtingsproject te buiten gaat. Hij karakteriseert dat geweld als volgt: ‘Terreur als openlijk bestuursplan, als wettelijk bekrachtigd instrument van de vrijheid en vooral als praktijk van een wreedheid die hele populaties treft.’ Adorno & Horkheimers Verlichtingskritiek staat ook centraal in een bijdrage van Stefaan Vervoort over het Zwitserse kunstenaarsduo Fischli & Weiss. Vervoort toont dat hun werk van de jaren 80 als een allegorie van de Verlichtingskritiek à la Horkheimer & Adorno kan worden gelezen, maar dat de kunstenaars ook verder gaan: ze zoeken naar ‘een nieuwe of andere vorm van kritiek, die uitgaat van de ongrijpbaarheid en meerduidigheid van betekenis.’
Steven Jacobs & Hilde D’haeyere exploreren een minder bekend thema in het werk van drie denkers van de Frankfurter Schule, met naast Adorno ook Walter Benjamin en Siegfried Kracauer. Wat blijkt? Deze genadeloze cultuurcritici bleken opvallend positieve woorden over te hebben voor de Amerikaanse slapstick; alsof ze het over avant-garde hadden, betoogden ze dat Chaplin & co de ‘irrationele keerzijde van de rationalisering’ blootlegden.
Lieske Tibbe bespreekt de tentoonstelling Van Gogh in de Borinage. De geboorte van een kunstenaar (BAM, Mons, 2015). Naar aanleiding van een andere tentoonstelling – Collectieonderzoek III: Kunst in Europa na ’68 in het S.M.A.K. – gaat Koen Brams in op de eerste grote internationale manifestatie van Jan Hoet als directeur van het Museum van Hedendaagse Kunst, de voorloper van het S.M.A.K.: Kunst in Europa na ’68 (1980). Brams besteedt onder meer aandacht aan de idiosyncratische selectieprocedure van de tentoonstelling, de impact van selectiecommissielid Piet van Daalen op Hoet, en de ontbolsterende voorliefde van de Gentse conservator voor volkse activiteiten ten bate van de kunst.