Dagboek ’69
Bij de publikatie van het dagboek ’69 (M 130169/Zo 020369) van Daniël Robberechts: –Waarom nù publiceren?– Omdat deze en de volgende aflevering van “De Witte Raaf” onder andere handelen over het (werk)proces en omdat het dagboek van Daniël Robberechts niet alleen belangrijk is als een “dynamische zelfbeschrijving” en een situering van socio-politieke ontwikkelingen maar ook inzage verschaft in de werkzaamheden van de auteur.
Het hier gepubliceerde dagboek is een onderdeel van een veel uitgebreider werkschrift dat naast aanzetten tot brieven, essays en lezingen ook het manuscript van “Praag schrijven” omvat, het geschrift waaraan Robberechts in die periode werkte. De verschillende delen van het werkschrift zijn meestal goed aangegeven (door het gebruik van verschillende balpennen) maar lopen niet naadloos in elkaar over. Het werkschrift is een gelaagde bundeling van geschriften en notities met verschillende snelheden. Een tekst als “Een verkenning van Christiane H.” (1968) en de boeken “De grote schaamlippen” (1969) en “Praag schrijven” (1975) werden aldus in het werkschrift voorbereid. Ook voor “TOT”, de tekst waaraan Robberechts gedurende de laatste vijftien jaar van zijn leven werkte, werd aanvankelijk het dagboek gehanteerd.
Van Daniël Robberechts verschenen twee dagboeken pur sang: het eerste, een uitgave van Manteau, bestrijkt de periode ’64-’65, het tweede, een uitgave van Kritak, omvat de periode ’66-’68. Daarnaast publiceerde hij ook dagboekfragmenten in tijdschriften, eerst in het Nieuw Vlaams Tijdschrift en de meest recente in De Nieuwe Maand. De eerste postume publikatie van het dagboek gaat gewoon verder waar, op een gegeven moment, een arbitraire streep werd getrokken, en volgens de principes die door Robberechts zelf vooropgesteld werden. Er werd niets geschrapt, en slechts bij hoge uitzondering verbeterd. In tegenstelling tot de twee reeds verschenen dagboeken werd niet geopteerd voor het vertalen van de Franse en Engelse citaten. Zelf schreef Robberechts in het voorbericht van de eerste uitgave van zijn dagboek dat hij de voorkeur gaf aan een postume publikatie van zijn dagboeken, indien niet “een of andere redacteur eerst eventjes zou uitmaken wat de lezers relevant zullen vinden”.
M 130169
Erg moe. Rukwinden uit het zuiden. Bepaald niet normaal. • Emlyn Williams: Beyond Belief: 103: conservatief tendentieus waar hij de afwezigheid oproept van “the parental hand, flexible but firm, pointing out to the questing mind the difference between right and wrong”. Ik vraag me af of het feit dat Myra door haar grootmoeder is opgevoed niet beslissend kan geweest zijn in die zin, dat de sprong over een generatie het bewustzijn moet versterken van al wat arbitrair, sleurs en conventioneel is in de gangbare moraal. – 122: “Professional writers apart, only virgins and generals keep diaries.” Het jammerlijke feit dat Myra’s dagboek (zoals de meeste dagboeken?) een surrogaat is geweest voor medemenselijke omgang. Had ze haar dagboek maar bijgehouden terwijl ze met Ian Brady leefde. Men zou de gewone mensen ervan moeten overtuigen dat elk menselijk leven een avontuur is dat een verslag verdient. – 147: Mijn wantrouwen voor de ‘pornografische’ foto’s: “How to distinguish the pictures from ‘professional’ pornography?… It is the poses in which the features are seen that give away the amateur status: while money-making models tend to an air of sudden resignation (????), these two are keen on their work.” – 179: Overtuigend het gevoelen tegenover de overtreding: “… she should feel shame and remorse, any girl would. But she just doesn’t. Only feels sort of bruised, like after a shake-up, it’s like the naughty pictures only more so, it’s just one o’ those things. You’re in a sort of trance about it.” • Sporadische invallen voor een seminarie over literatuur:
– taal-behaviorisme en -vervlakking
– op zoek naar het functionele schrijven
– brieven
– dagboek
– creatief spel: elke deelnemer schrijft over een door het toeval aangeduide deelnemer. • Hoe jaarlijks het klein landschap voor het huis gewijzigd wordt: dit jaar een hele rij van knotwilgen voor de weide van P.
Di 1401
Wat wel degelijk door de t.v. bedreigd wordt: het niets-doen, de uren van aanvaarde ledigheid waarvan de creativiteit zo al schatbaar dan toch ongeschat is. • Geen post. And I could cry because of it. • Paul Bowles vertaalde de bandopname met het levensverhaal van Drin ben Hamed Charhadi in het Engels, het werd A life full of holes. Iets dergelijks deed een andere schrijver met het levensverhaal van een vrouw uit een Zuidamerikaanse favela. Waarom zou een dergelijk document niet even belangrijk kunnen zijn, uitgaande van een Westeuropeaan, die-het-dan-uiteraard-zelf-kan-schrijven? Omdat het niet exotisch genoeg is? • Neotenie: elke vorm van infantilisme, elk zo geschandvlekt ‘gebrek aan volwassenheid’ houdt evolutief de mogelijkheid in van ‘reculer pour mieux sauter’. Doordat de lei langer onbeschreven blijft, groeit de kans dat er iets werkelijk nieuws wordt op geschreven. • Een verklaring waarom het voor me minder onaangenaam is in De labiele stiltete bladeren dan in Tegen het personage: het eerste werk is veel meer maakwerk, veel meer afstandelijk, veel minder lichamelijke afscheiding; De labiele stilte is een voorstelling, Tegen het personage openbaring-verraad. • In trouble omtrent Praag. Het ogenblik is gekomen om te schrijven over de ‘biografie’ van Kafka en Jan-Emmanuel. Benediktijnenwerk waarvoor ik nu echt niet de fysieke kracht voel. • Dit louter schrijven zou zestienurendagen vullen:
– het boek
– het dagboek; lectuurnotities
– overpennen in het net
– gevraagde gelegenheidsteksten, betogen… brieven
– typen
– vertalen
– laatste correcties van teksten voor ze gedrukt worden. • Schrijven is dingen zeggen. Maar dan zo dat het gezegde bestand blijft tegen een maximale aandacht. En daarom: zeggen met een maximum aan bewustzijn. Schrijven is zo zeggen dat een nauwkeurig onderzoek van het gezegde zo weinig mogelijk beschamend zal worden.
W 1501
Lang uitgestelde (sinds juli ‘68!) notities uit den Haans Een leven als een oordeel : 111: “Dit dagboek (K. Mansfield) en deze brieven zijn voor mij het bewijs dat het leven soms betere boeken schrijft dan de romancier.” – 112: Citaat van E.M. Forster: “The state does not believe in experiments, in the development of human sensitiveness in directions away from the average citizen. The artist does, and consequently he and the state – who will soon be his sole employer – must disagree.” – 156: “Er zijn weinig dingen zo vermakelijk als het meten van de hoogten der deiningen, die ontstaan wanneer iemand schriftelijk vaststelt dat de mens paart.” – 183: Huxley: “The trouble with fiction, said John Rivers, is that it makes too much sense. Reality never makes sense.” – 194: “… in welk een braaf gezelschap zijn we hier verzeild! Het slot van het boek is een orgie van vergiffenis. Ieder is er op uit de ander te vergeven, maar nooit eens met vergif.” – 216: “… bij zoveel uitzichtloosheid kiest Connolly uiteraard positie tegenover de godsdienst. Soms abrupt als: ‘I believe in twofaced truth, in the Either, the Or and the Holy Both.’” – 220: “Logan Pearsall Smith … die literatuur definieerde als ‘the art of making people real to themselves by words’.” – 221: (Connolly:) “Schrijvers zijn of uitgever of redacteur; als ze niet uitgeven of in een redactie zitten dan zijn ze bij de British Council of de B.B.C. Cultuur wordt gemaakt en verspreid door dezelfde mensen. De koe helpt in de melkbar. Het is gemakkelijk negentig procent van de Engelse schrijvers blijde in dezelfde kamer bij elkaar te krijgen omdat ze bijna allen in dezelfde zaak werken. Redacteur-schrijver, uitgever-schrijver, B.B.C.-schrijver, beurtelings de jagers en de gejaagden staan ze in voortdurende communicatie met elkaar.” – 472: “(Mary Mc Carthy) … is zelfs van mening dat het katholicisme bepaald ongeschikt is voor ‘the American laity, in whom it seems to bring out some of the worst traits in human nature and to lend them a sort of sanctification’.” – 473: “Toch is haar werk een bewijs te meer, dat iedere romanschrijver van literaire betekenis zich nooit begeven zal buiten het terrein van zijn eigen… ervaring. De rest arbeidt met marsepeinen illusies – niet literair, maar wel lucratief omdat nu eenmaal miljoenen lezers meer van marsepeinen illusies houden dan van een verbeten streven naar zoveel mogelijk werkelijkheid.” – 553: “stottergeweren” (voor mitraillettes van een gangster) – 575: “(Raymond Chandler) … zegt dan het diepste wantrouwen te hebben tegenover schrijvers, die iedere dag hun aantal regels afleveren, die iedere morgen om zo laat aan hun schrijftafel gaan zitten, bij regen of zonneschijn, met kater, gebroken arm of wat ook, and ‘bang out their little stint…’ … Wel vindt hij dat een schrijver iedere dag een aantal uren tijd moet nemen om te schrijven, maar dan ook niets anders moet doen. Hij behoeft niet te schrijven als hij er geen zin in heeft. Hij kan uit het raam kijken of op zijn hoofd gaan staan of over de vloer kronkelen, maar hij moet niet iets positief anders doen, niet lezen, brieven schrijven, tijdschriften doorbladeren of cheques schrijven. Of schrijven, óf niets. ‘I find it works. Two very simple rules. A. You don’t have to write. B. You can’t do anything else. The rest comes of itself.’” – 610: Virginia Woolf in haar studie over Montaigne: “Once at Bar-le-Duc Montaigne saw a portrait which René, king of Sully, had painted of himself, and asked: ‘Why is it not, in like manner, lawful for every one to draw himself with a pen, as he did with a crayon?’ Off-hand one might reply, not only is it lawful, but nothing could be easier. Other people may evade us, but our own features are almost too familiar. Let us begin. And then, when we attempt the task, the pen falls from our fingers, it is a matter of profound, mysterious, and overwhelming difficulty.” • De goede detective: een verhaal dat zo boeiend is dat de lezer niet eens de tijd neemt om de ware schuldige op te sporen, om zich te ergeren aan de onwaarschijnlijkheden? • Na lectuur van Chandlers The Long Good-Bye: hoe groot heeft de sociale invloed van dergelijke werken niet kunnen zijn. Kunnen: want hij mag dan al wraakroepende feiten verraden hebben, doordat zijn werk tot de fictiebehoorde gaf het de mensen met een goed geweten genoeg voorwendsels om zich niet te laten verontrusten. Neem bijvoorbeeld het gedrag van Captain Gregorius. De brave ziel die uiteraard niet in aanraking is gekomen met dergelijke gerechtsvormen heeft tenminste twee gelegenheden om haar geweten te sussen wanneer ze niets onderneemt: eerst het feit dat Philip Marlowe zich judiciair niet onberispelijk gedraagt; dan de vraag waarom men zich zo sterk zou laten beïnvloeden door een boek dat toch maar een detective is. • 212: Autokritiek van de romanceerder: “I’m a liar. My heroes are eight feet tall and my heroines have callouses on their bottoms from lying in bed with their knees up.” – 225: “Just like a cop. They never tell you why they are doing anything. That way you don’t find out they don’t know themselves.” • Essay van Uyttersprot Rilke’s Weise von Liebe und Tod. Dichtung und Wahrheit. Rilke zal weer het grootst zijn wanneer systematisch al zijn leugens en verdichtsels geopenbaard zullen zijn. Een dichter: hij handelt niet met de taal, hij máákt woorden – wat hij in zijn mond heeft zijn veeleer klinkers en medeklinkers dan woorden. • De leuze van de verkennersgroep op het college was Liever dan de trouw te breken, breken onder de trouw. Als er iets is in mijn leven dat ik liever zou verloochenen, gewoon wegdenken, dan is het wel die verkennerij. En toch, zonder scouting zou ik niet beleefd hebben hoe het fascisme een mens bij de darmen kan grijpen. Ik zal nooit behoren tot de linkse jongens voor wie alle fascistoïde verschijnselen in de eerste plaats belachelijk zijn en knotsgek. Het is juist omdat wij er állen voor gevoelig zijn dat er echt niet mee te lachen valt.
Do 1601
Garage (vergeefs), postkantoor, wassalon (vergeefs), Daniël Van Hecke (vergeefs). • Wie heeft zoal de tekst over de culturele contestatie gelezen: Robben, Steyaert, Van Hecke, Claeys, Daele, Weverbergh, Ganzevoordt, Largeau, Adé, Grammens, Geerts, Auwera, Develing, Kemp, Carette, Enghelberghs, Vanthournout. Alleen Geerts stuurde een reactie. Hieruit blijkt duidelijk hoe onfunctioneel een tekst is m.b.t. een consensus: iedereen leest maar, onthoudt alleen wat hem aanstaat.
V1701
Begin van een tekst: “Van in de eetkamer ziet men de heuvels.” De tekst – het verhaal? de roman? – wordt verder gebouwd op de relatie tussen de eetkamer en de heuvels. • Artikel over Speliers in de Stand d.L.Daarin word ik met Georges en Dirk De Witte geprezen. Een vreemd gevoel, unaniem in de achting te staan bij mensen die zozeer verschillend zijn dat ze elkaar niet kunnen uitstaan: Speliers, Kemp, Weverbergh (“een van de eerlijkste en consequentste creatieve arbeiders” noemt hij me in het jongste nr. van Komma). Wat mag dat betekenen. Alles gebeurt alsof de literaire waarde van mijn werk onbetwist was. Brrr. • In high spirits. Euforisch zelftevreden. Waarover, godantoe? Klieren en vitaminen.
Za 1801
Brussel (14.30 taverne Saint-Georges, wachtend op Achilles Vanthournout). Een mooie jonge vrouw op straat met haar kindje: wapenstilstand van de begeerte. • Voorspelling: hoe meer de aanwezigheid van kleurlingen de blanken in de westerse steden zal hinderen, hoe meer het in de mode zal komen een witte huid te hebben.
Zo 1901
Everbeek, wachtend op Robben en Steyaert. Gister Vanthournout aangetroffen op de hoek van de A. Maxlaan nadat ik een uur bij de Jacqmainlaan had gewacht. Wel een belangrijk gesprek. Hij zou tot de politiek gebracht zijn door… R.M. Rilke! • Uitverkoop in de Engelse boekhandel. Daar een paar woorden gewisseld met Sonneville. Om twintig over zeven rendez-vous met Cee om de film The Thomas Crown Affair te gaan zien. Misschien geen meesterwerk, maar een massa genoegens voor mij:
– een blik op Boston, en daarbij het James-achtige van de intrige
– Steve McQueen als een mengsel van Herwig W. en Jim D.
– de scène voor het schaakspel, wellicht de meest erotische filmscène die ik ooit zag
– een heleboel understatements, underacting enz. • Dat je een kouwe kakker bent wreekt zich in je dromen: vannacht gedroomd dat ik, D.R., ging trouwen met… Fernand Auwera. Slappe lach.
M 2001
Tot vier uur met Cateau doorgebracht. Hadden niet de moed om ze uit het bed te halen na zo’n vermoeiende dag als gister, en ten onrechte. Cee was nog niet weg of ze was klaar wakker. • Dacht een woordje naar Herreman te schrijven over een dagboeknotitie van hem uit ‘53 waarin hij precies onbewust de romaneske benadering van Conrads The arrow of gold beschreef. Ik laat het maar, en alleen om de volgende reden: zelf heb ik hem altijd voor goedig gehouden, en harmless, maar stel dat J.E.D. van het briefje hoorde, hij leek H. echt als een schadelijk en gevaarlijk individu te beschouwen, nooit zou hij die gril van me naar zijn juiste waarde kunnen schatten.
Di 2101
Vital Robben: mét een ongewone intelligentie het aplomb van een imbeciel. Als ik dan al iemand geniaal zou moeten noemen, dan hem. • Dé vraag: is deze depressie niets anders dan neurasthenie, of beantwoordt ze heel trouw aan het onopgesmukte leven.
W 2201
Goed, met te wandelen, te vasten, ophouden met roken, door een stortbad, een fietstocht of tuinierswerk zou de depressie misschien overgaan. Maar ik heb precies geen zin om een van die dingen te doen, het hoort bij de depressie dat ik in een hoekje ineengedoken ga zitten, en hooguit een boek lees. Foetaal: ik wou dat ik ongeboren was? • Virginia Woolf, de allereerste bij wie je dergelijke symptomen aantreft, alleen veel erger. (Leonard Woolf. Beginning again: vooral “…insomnia, and a tendency for the thoughts to race.” (76)). • Vraag: ben je neurasthenisch (gesteld dat neurasthenie werkelijk als een ziekte bestaat) of is het leven werkelijk “un fleuve de merde qu’on traverse à la nage”. Is neurasthenie een ziekte of de natuurnoodzakelijke toestand van iemand die het leven voorgoed, ook op een lichamelijke wijze, doorheeft. Zolang je leeft zou je moeten aannemen dat het leven per definitie prachtig is. Maar dat lijkt dan weer dubieus zohaast je denkt aan de dronkaards, de verslaafden, zohaast je vaststelt hoe slecht zij-die-van-het-leven-houden wel leven (slecht in de zin van: slordig, gewetenloos, onbarmhartig…). • Is een schrijver een Untermensch. Dat iemand zoals Virginia Woolf zich dadelijk gekrenkt voelde door het leven telkens nadat zij een kunstwerk had voortgebracht, het lijkt me haast vanzelfsprekend. Maar ik heb juist afstand gedaan van dit soort van anti-leven-kunst. In hoeverre is het bezoek van zondag een oorzaak? In zo’n sociale omgang verlies ik mezelf, ben ik mezelf niet meer bewust (zonder dat ik het betreur), ga ik volledig in het gezelschap op. Is het schrijven op zichzelf al zo intens sociaal dat er geen kracht meer over blijft voor ongedwongen, medemenselijke omgang? Is een schrijver eigenlijk wel een medemens. En dan weer de andere zijde: in hoeverre is het een kwestie van vermoeidheid, bijvoorbeeld door de verkoudheid van de laatste anderhalve maand. En dan: in hoeverre is het dagelijkse, continue geschrift (Praag) een onmisbare kruk? • De laatste dagen een grote roofvogel bij het huis.
Do 2301
Het jammerlijke van zulk een (van elke?) zelfmoord: de hardhandige betweters, de joviale dikhuiden, de rondborstige verdrukkers voelen zich erdoor in het gelijk gesteld, worden gesterkt in hun onmenselijkheid.
V 2401
Gister bij Van Hecke. • Hoe vanzelfsprekend lijkt de zwaarste melancholie bij iemand die pas maandenlang aan een kunstwerk heeft gearbeid. Maandenlang heeft hijzelf op zijn eentje geheel de rol van ‘het leven’ op zich genomen. Nu wordt hij met zijn neus in de brij van de werkelijkheid geduwd. • Gezagloosheid van de schrijver? Wanneer geheel het publikatie-apparaat op gezag is afgestemd. • Geheel ons communicatie-systeem is erop gericht, van de feiten interpretaties te geven. Maar er is niet eens een communicatie-systeem voor de feiten. • Deserteren van de werktafel. Tot de nood weer dwingend wordt?
Za 2501
Weverbergh over mijn “sensibiliteit… té geraffineerd… om de Vlaamse buffels en vendelzwaaiers te beroeren…” Godantoe. De Hartistieke Gevoeligheid.
Zo 2601
Kom maar eens in mijn plaats staan, leef eens het leven dat ik leef, en je zal tenminste net zo gevoelig zijn. Maar niemand begint eraan omdat niemand gelooft ‘dat hij het zou kunnen’ – d.w.z. dat het hem zou amuseren. • Het feuilleton Wij heren van Zichem van de BRT. De Engelsen hebben het recht om een feuilleton te maken van de Forsythe Saga: ze zijn reeds op een ongevaarlijke afstand verwijderd van die mentaliteit. Maar wij hebben nog niet het recht om met de glimlach naar het Zichem van Ernest Claes te kijken. • De sociale invloed van een schrijver. Willy Roggeman: over een 30-tal jaren – misschien. Hugo Claus? Maar dan moet men aan vedetterij doen; en bewijst zijn autoriteit niet precies dat hij eigenlijk niet zo progressief is als men wel meent? En die invloed blijft dan nog beperkt tot het ongevaarlijkste, passiefste slag van mensen: boekenlezers – die daarbij nog met de dag minder talrijk moeten worden. Dus in een beste geval voor jou: over een 30-tal jaren zien de mensen in dat iedereen het compromitterende schrijven aankan. En ondertussen? Betogende teksten bieden geen hoop, gewoon door de inertie van de lezers. Meewerken aan een team voor een underground-blad? (H.J. Claeys zou eraan denken, zegt Wev.) Maar een dergelijke medewerking aan een team vergt dan weer zoveel van je tijd, van je beslommeringen, dat het gewone schrijven erdoor in het gedrang komt. • De heilige Jules Renard. Het schrijverschap was in die jaren zo verdorven, dat hij heeft moeten aanvaarden een literaire raté te zijn om een medemenselijk leven te leiden, om vrouw en kinderen lief te hebben.
M 2701
Gistermiddag bijeenkomst bij Daniël Van Hecke: Steyaert, Robben, een man uit Ninove, een uit Brussel (Gent?), een uit Brugge, elk met z’n vrouw (behalve de Ninovenaar, leraar moraal). • Als kater: volstrekte sociale radeloosheid. Ergens weet ik nog (instinctief?) dat ik moet schrijven – maar hoe. • Is het menselijkerwijze mogelijk om de gehele werkelijkheid voor ogen te houden.
Di 2801
(Gisteravond:) schrijven tegen beter weten in: omdat er niemand is aan wie men het kan zeggen, of omdat niemand luistert als men het zegt, of omdat niemand verstaat wat men zegt. De spijt van de laatste jaren omdat ik niet uitgegeven raakte blijkt nu een kinderverdriet; alleen door uitgegeven te zijn kon ik vaststellen hoe eigenlijk veel erger het was. Toen ik vroeger besloot ‘zo maar te schrijven, tegen alles in”, bevatte het besluit zo niet de hoop dan toch de mogelijkheid om uitgegeven te worden. Nu ben ik uitgegeven, en ik stel vast dat dit niets betekent dan (eventueel) in het kader van de consumptiemaatschappij. Wanneer ik nu besluit, zo maar te schrijven, dan is dat veel wanhopiger dan in ‘67. • (Vandaag dan, kwart voor elf:) weten dat de radeloosheid van gister recht evenredig was aan het troosteloze weer en aan de psychologische uitputting. Na een goede nachtrust, nu de zon schijnt, blijkt de wanhoop niet meer zo verlammend. • Mijn geschrijf: het leven, de gebeurtenissen, de verschijnselen uitvragen. Een functie ervan: het bewustzijn verruimen, en zo ook het geweten verscherpen. (En komt het daardoor dat de meest positieve reacties van christenen uitgaan? En een gevaar dat ze die geschriften gebruiken.) • Een verklaring voor de stress van een samenkomst: praten is je eigenlijk zo afmattend als paren. En net zoals bij het paren behoorde het praten de netelige vraag op te roepen, of men het bevredigend doet. Het zijn de anderen, de socialen die het paren wel, en het praten niet als iets hachelijks ervaren.
W 2901
Leonard Woolf, Downhill All The Way: 85-86: “The gist of my argument was that, in the modern world, socialism, i.e. the ownership or control of the means of production by the community, is not an end in itself, but an essential means to a prosperous and civilized society, and that the ownership and control should be based not on the state or the organized producers, but on the organized consumers. The sense of the capitalist system is that it produces states of mind in individuals and classes which contaminate society by inducing a profound, instinctive conviction that the object and justification of everyone’s work, trade, profession, in fact of nine-tenths of a person’s conscious existence from youth to senility, are and should be money, i.e. the personal interests of the individual. The machinery of communal economics and production is organized not to produce what the community wants or needs to consume but in order to provide either profit or a salary or wage or just ‘work’ for individuals. Marxist socialists… have unconsciously accepted the psychology of capitalism; both in theory and… in practice, they organize society in the interest of the producers, not the consumers, the economic system being geared to and judged by its ability to provide work, wages, and salaries, competition for the profits between different classes of workers, being substituted for competition between capitalists. This process has, of course, been enormously encouraged because in Europe trade unionists and trade unionism have been a dominating influence in all socialist parties, and the trade unionist, as a trade unionist, is concerned not with what he produces and its consumption but with ‘work’, which the production provides for him, and the amount of money which he can make out of it.
V 3101
Gister en eergister Brussel. Woensdag Kemp opgebeld die razend was na een redactievergadering van D.W. en B. Ik wilde weten welk fragment hij uit Aankomen… zou kiezen om in D.W. en B. te publiceren, maar hij heeft alles voorgelegd, en zal eerst over ca. een maand kunnen weten welk het gekozen fragment is, zodat ik een maand moet wachten om naar andere tijdschriften te sturen. • ‘s Nachts van Hans Plomp gedroomd. Hij ligt languit over mij, zegt uit het hoofd een boek van hem op, ik hou mijn armen om hem heen geslagen, kus hem (en niets meer). • Donderdagmiddag blitzbezoek Vital R. (Op de trap zegt hij dat hij bij een uroloog zal moeten gaan, hij heeft vastgesteld dat hij enkele druppels bloed verloor na het wateren. Dit maakt me huiverig bang, dit vind ik ijzingwekkend.) Praten vooral over mijn tekst omtrent de maatschappelijke rol van de kunstenaar, de dubbelzinnigheid van mijn toestand overduidelijk. • Zie je wat ik bedoel: blauwgrijze wolken tussen dewelke de blauwe hemel als door naden zichtbaar is, waarvan er enkele door de zon geel of roze zijn gekleurd. Dit lijkt geen morgen in januari.
Zo 0202
Gister bezoek van G. M., F. met man C.. Het verbazende is het feit dat mensen die zo weinig weten, van elkaar, van hun toekomst, zich aan zulk een conjunctie wagen. Eigenlijk verwonderlijk dat er niet meer fiasco’s zijn, en gedragsstoornissen. • Koppel roofvogels boven de Trimpont, de jongste dagen. Wouwen? • Vaststelling: de feiten waarvan mij opvalt dat ze in Aankomen in Avignon verzwegen zijn, zijn alle seksueel. Niet te betreuren: hier geldt hetzelfde als wat ik verleden jaar aanmerkte i.v.m. de eerlijkheid-van-elke-seconde voor mijn verhouding tot Cee; dat er zoveel is wat ik wel vergeten heb, maar niet het feit dat ik op die plaats gemasturbeerd heb, of die dag een pseudopornografisch boek gelezen, het is in de eerste plaats een uitwerking van mijn opvoeding; door die ‘verdorvenheid’ van de herinnering nog eens schriftelijk uit te drukken zou ik ze nog maar eens sterken. • De brief van Hugo Claus met zijn uitnodiging doét me heel wat. Daarmee bevestig ik zijn gezag, terwijl ik anderzijds de gezagloosheid van de kunstenaar belijd? Wel ja, wat wil je. Er is het feit dat Claus met Gilliams de meest door mij bewonderde Nederlandse schrijver was; het feit dat hij zichzelf ondubbelzinnig gezag toeëigent, waardoor een uitnodiging zoiets als een vleiende betekenis krijgt; het feit dat ik hem vanaf onze eerste ontmoeting veel meer verwant en aanspreekbaar vond dan ik verwacht had; en dan het feit dat hem uit mijn jongste verklaringen wel duidelijk moet zijn dat ik op allerlei punten erg anders denk dan hij (- ik ben erin geslaagd een hooghartige tegenstander uit zijn hol te lokken?) • Waarom er zoveel dichters zijn die de poëzie afleggen wanneer ze volwassen zijn, een vrouw en kinderen hebben? Omdat de poëzie binnen onze cultuur ook een surrogaat is geworden voor het overigens onderdrukte baltsen. • Vannacht twee seksuele dromen, tenminste een waarbij ik droom dat ik een orgasme heb. Maar geen zaadlozing, mij dunkt: voor de allereerste keer. • Het zeer christelijk meisje Ho G. dat door haar psychiater omzeggens verplicht is om met mannen naar bed te gaan. Wie haar nu ziet met haar man twijfelt niet of ze zou zonder de psychiater nooit aan een man zijn geraakt, en inderdaad geestesziek zijn geworden. Die knappe christelijke moraal toch. Het gangbare christendom is nog net goed voor de dikhuiden die het anders wel al te bont zouden maken, de slimmeriken die zich toch maar voor 1% door het geleuter van de pastoors laten beïnvloeden.
M 0302 Na een paar lente-weken, dikke, rustige sneeuw. • Buikpijn. • Zijn er twee Vlaamse schrijvers die sterker verschillen dan L.P. Boon en Maurice Gilliams? En nochtans hebben ze zich sinds enkele jaren allebei aan eenzelfde soort van werk van lange adem gezet: de ene een geschiedenis van de sociale strijd in Aalst om priester Daens, de andere een geschiedenis van zijn familie. • Dit is de droevigste tijd van het jaar, de bomen zijn kaal, de kleur van het gras is als versleten. Maar zohaast de zon schijnt, zoals vanmorgen, krijg ik de indruk dat de kleuren nog fijner zijn en delicater dan in de lente of de herfst. • Zo: je zou graag een knappe lesbische of biseksuele vrouw intiem kennen. Maar dan moet je voyeur spelen: hoe weet je of een vrouw echt lesbisch is voor je haar gretig bezig hebt gezien. • Toen in het parlement aan minister Vermeylen verklaard werd dat de wet op de gokautomaten niet streng genoeg was, antwoordde hij dat hij zich dat wel bewust was, maar dat het niet goed was de gokautomaten volstrekt te verbieden, omdat de jeugd dan andere vormen van ontspanning zou verkiezen. Zozeer is deze maatschappij om de jeugd bezorgd, dat ze de gokautomaten als een surrogaat gebruikt.
W 0502
Op mijn bewering dat fictie bedrog is (J. Renard: “Wilde, dans sa De Profundis, nous donne le regret de n’être pas en prison”) antwoordt ‘hij’ dat het compromitterende schrijven al te gemakkelijk in zelfbedrog zou stranden. Daar moet men dan op antwoorden dat de modaliteiten van het zelfbedrog per definitie leerrijk zijn en interessanter dan de modaliteiten van de leugen. • Ergens moeten theologie en pornografie literair in precies dezelfde mate symptomatisch zijn. • Veel te veel gedachten, veel te weinig feiten in dit dagboek. Een gedachte, een inval zijn ook zoveel gemakkelijker te noteren; zohaast ze er eenmaal zijn, in mijn hoofd of mijn verbeelding, voel ik me schuldig als ik ze niet neerpen. Een feit eist aandacht, contemplatie, beschrijving door benadering… • Feitjes uit een extraverte dag. Telefoon van Mon S. die helemaal niet opgetogen lijkt over mijn antwoord op zijn brief. Telefoon naar Kemp om uit Aankomen in A. fragmenten te reserveren voor Claus; heeft een crash gehad met zijn auto. Rond twee uur komt Cee met Cateau en Francine die ze in Zottegem hebben gehaald. Ik naar Geraardsbergen, de post, sigarettenwinkel, bazaar waar ik papierklemmen kan kopen (zodat ik de bladzijden aan een schrijfplankje kan hechten dat ik altijd overal bij me zou willen hebben); naar de garage om de ventielen te laten regelen; wanneer Mertens met het werk begonnen is loop ik tot bij Van Hecke, Daan is niet thuis, praatje met Betsy, ontmoediging van Daan voor de reactie van Mon S.; wanneer ik terugkom in de garage is M. precies zo ver als toen ik vertrok.
V 0702
21.30 uur. Na een namiddag in Nukerke. Nog maar eens verbazend hoe we met deze mensen op gelijk niveau kunnen praten. De verschillen zijn wel heel duidelijk. Claus heeft nu eenmaal besloten zich voor een grote mijnheer te laten aanzien. In zijn revolte moet er zoiets zijn als het ressentiment van de man die zeker is dat hij het beter weet en naar wie maar niet geluisterd is. En typisch ook dat hij op een vraag, op een probleem nooit antwoordt dat hij het niet weet of dat hij gelooft [vermoedt] dat… – nee: het is zo. Het zou me niet verbazen als bepaalde mensen zich door hem hooghartig behandeld voelden, als hij bepaalde mensen hooghartig behandeld hééft. Maar ondertussen blijft zijn aanspreekbaarheid nu zijn wakkerheid. Als het dan al misschien niet genoeg is: het is ongewoon veel. En dan hun beider charme. Een van de discussies kwam uit op de vraag: mag men zeggen dat da Vinci onvergelijkbaar anders is dan Eddy Merckx.
Za 0802
Sneeuw met windvlagen. Op de westerkant van de zolder een tiental centimeters dikke laag. • Cee komt te voet terug: de auto is bij Hemelrijk vastgeraakt. Dus eerst de zolder opgeruimd, en dan de 2CV gehaald. Dan tot halfzes een weg gebaand naar de garage. • Memento: aan Claus heb ik het manuscript gegeven van Aankomen in Avignon opdat hij een fragment zou nemen voor de nieuwe Randstad (C, D of F), en van de teksten over seks om zijn mening te hebben. • Daarvoor in De Standaard de melding gezien van een debutantenprijs VBVB-VVL, 20.000 F. Naar de uitgevers geschreven opdat ze 6 exemplaren zouden sturen.
Zo 0902
Claus werkt na. (Ook bij Cee.) Wat wil je: ik geloof dat ik gewoon veel van hem hou. Minder een vader dan een oudere broer. Vertegenwoordigt hij niet op bijna volmaakte wijze mijn adolescentiedromen, waarvan ik de vervulling niet meer kan willen. Zijn distantie die men zo gemakkelijk als hooghartigheid zal ervaren. Beslissend hierin moet zijn ervaring geweest zijn met mensen zoals Andries; het kan bijna niet anders of hij moet werkelijk bestookt geweest zijn door zwermen van modieuze hippe jongens, zodat hij zich hardhandig heeft moeten verzetten. Zelf vertelde hij dat zijn vriendelijkheid t.o.v. bepaalde mensen nu (onlangs?) bij diezelfde mensen bittere, agressieve reacties wekte: is dit niet gewoon de reactie van een beschaamde verering? Iets dergelijks is gebeurd in de mensen die nu verklaren dat L.P. Boon met de gemeenschap spot. En dan zijn er nog zoveel aanleidingen tot misverstand. Hij zei bvb. zelf dat hij zijn publieke uitspraken bewust beperkte tot enkele topics die eigenlijk onbelangrijk zijn. Ander voorbeeld: nadat we het eens zijn over het principe “dat iedereen behoort betaald te worden om te doen wat hij wil”, zegt hij: “Dan zou ik toch eisen dat ik zoveel verdien als de eerste minister.” Mijn reactie: “Dan saboteert u de hele boel.” Maar kort daarvoor had hij precies gezegd dat eerst iedereen precies hetzelfde behoorde te verdienen, met eventueel een kleine marge ten behoeve van hen die niets kunnen uitrichten zonder winstbejag. • En hoe onzeker voel ik me niet voor mw. Claus. Eerst dacht ik: high-brow modieus snobisme. Nu blijkt meer en meer: een leven zoals men het zelf verstaat, zonder naar de anderen om te kijken. Misschien ligt een bron van misverstand in dit verzuim om rekening te houden met de indruk op de anderen: hoe kan je hen doen inzien dat je ‘excentriciteit’ niet betekent [inhoudt] dat je hen misprijst? Mw. C. doet me nog het meest aan Marie-Paule denken. • Nuchter erkennen wat C. met J.P.P. gemeen heeft. • Revelerend voor mij is weer eens hoe ik ‘me geef’ in zo’n gesprek. Ik treed ongeveer letterlijk ‘buiten mezelf’. Nu lijkt me de vergelijking met het baren beter te passen dan die met het orgasme. • Wat is eigenlijk het verschil tussen grandezza en folie des grandeurs. • Telefoon Vital R. Tussen 1102 en 1103 mogen ex-dienstplichtigen bezwaar maken tegen hun wederoproeping. Blijkbaar is er nog niemand op de hoogte. In geheel Vlaanderen schijnen tot nu toe maar een vijftal mensen geïnteresseerd. • ‘s Avonds t.v.-film over Berkeley. Hier ergens in huis een vergaderruimte maken.
wordt voortgezet
Met dank aan de erven Daniël Robberechts
In het najaar verschijnt bij uitgeverij Kritak “Nagelaten werk. TOT”, de onvoltooide totaaltekst van Daniël Robberechts. Het adres: Diestsestraat 249, 3000 Leuven, 016/23.01.31.