David Claerbout in Wiels. De tijd die blijft.
De tentoonstelling van David Claerbout in Wiels past in een lange reeks die in 2007 startte in het Centre Pompidou en daarna vervolgde in verschillende grote instellingen voor hedendaagse kunst verspreid over het noordelijk halfrond. Elke presentatie vertrekt van een andere selectie, die afhangt van de plaats en van het moment. Bij Wiels verandert die selectie zelfs tijdens de tentoonstelling. Claerbout maakt ook nieuw werk en voegt het toe als het af is.
Totaal effect, totale controle. Het is een mogelijke samenvatting van de tentoonstelling. Dat gevoel van effect en van controle zit zowel in de werken als in de presentatie. De selectie bij Wiels is zeer ruim, ze omvat een twintigtal werken die over twee verdiepingen werden verspreid: een zwarte en een witte. De eerste verdieping is volledig verduisterd en op de grond ligt een vuistdik zwart voltapijt. Het slorpt al het licht op. De andere wordt opgelicht door een even dik wit tapijt, dat het licht reflecteert. Die tapijten bepalen niet enkel het licht in de ruimte, ze dempen ook het geluid van de bezoekers.
Twee werken openen de tentoonstelling. Het eerste, Kindergarten Antonio Sant’Elia, 1932, is van 1998. Het tweede, The Algiers’ Sections of a Happy Moment, is van 2008. Beide werken tonen een momentopname, allebei in zwart-wit. Naast elkaar tonen ze een evolutie. Het eerste vertrekt van één gevonden foto. Die werd gemaakt in 1932 en toont spelende kinderen in een functionalistisch vormgegeven tuin – het soort moderne architectuur waar Claerbout zo van houdt en die regelmatig terugkeert in zijn werk. In de foto werden de blaadjes van de jonge boompjes in beweging gezet. Dat zorgt voor een bevreemdend effect. Het tweede werk vertrekt van niet minder dan 50.000 foto’s. Elk van die foto’s toont een ander facet, standpunt, fragment van hetzelfde moment. Daaruit werden 600 foto’s geselecteerd. Het resultaat is een videoprojectie waarin we een beeld vanuit alle mogelijke richtingen bekijken. Na deze totale immersie is niets in dit beeld ons nog vreemd. Misschien zit daar wel een andere mogelijke samenvatting van deze tentoonstelling: van de magie (het unheimliche, de afstand) naar het doorbreken (het ontrafelen, het toe-eigenen) ervan.
Het oudste werk in de tentoonstelling dateert van 1996: Cat and Bird in Peace. Het recentste is van 2011: Orchestra. Het zijn twee statische beelden: telkens één standpunt en geen montage. Het eerste is een video, te zien op een ouderwetse monitor, van een kat en een vogel die vredig naast elkaar zitten. Het tweede is een foto op een lichtbak van een dirigent en een publiek die recht in de lens kijken. Je ogen hebben tijd nodig om zich aan te passen aan de duisternis. Daardoor duurt het even voor je de foto kan zien. In het eerste beeld zorgt de afwezigheid van beweging – die tussen de kat en de vogel – voor spanning, in het tweede de natuurlijke beweging van het oog dat zich aanpast aan de duisternis.
Sommige werken lijken zich te ontwikkelen rond een narratief. Voor Bordeaux Piece (2004) schreef Claerbout met Josse De Pauw heuse dialogen. Ze inspireerden zich op de verhaallijn van Le Mépris, de film van Jean-Luc Godard. En ook in andere werken als Riverside (2009), Long Goodbye (2007) of Sunrise (2009) lijkt zich iets te ontwikkelen als een verhaal. Maar eigenlijk gaat het ook hier steeds om momenten. Er is geen echt einde en geen echt begin (of zoals bij Godard: niet noodzakelijk in die volgorde). Alles loopt gewoon door zoals het was voor en na de video. Geen inleiding, geen conclusie, altijd een open eind. Daarmee passen deze narratieve werken perfect in de lijn van de niet ingeloste beloftes in de andere werken: bewegingen die er geen zijn, spanningen die nergens heen leiden.
Diezelfde misleidende beweging zit vervat in de titel van de tentoonstelling. De tijd die blijft is een bijna letterlijke vertaling van de titel van een tekst van Giorgio Agamben. Daarin schrijft de Italiaanse filosoof over de messianistische tijd, het moment waarop de tijd voor even stilstaat. De tijd wordt beeld, gecompliceerd door het proces van haar realisatie, de generatie die haar weer in beweging zet. Zo ontstaat een niet-lineair begrip van de tijd, een tijd waarin herhalingen, verschillen, pauzes en gelijkenissen zorgen voor rimpels op het oppervlak.
Ook al wordt die referentie aan Agamben nergens expliciet gemaakt, toch is dit gedachtegoed wel degelijk terug te vinden in dit werk en in deze tentoonstelling. Het probleem is alleen dat het verdwijnt in de overdaad. Dat zorgt voor nog een mogelijke samenvatting van deze presentatie: te veel wordt te weinig. Te veel werk van Claerbout bij elkaar geplaatst, maakt de tekorten ervan zichtbaar. Het verlegt de aandacht van de poëzie (het werk in het beeld) naar de techniek (het werk voor het beeld).
Wat echt duidelijk wordt na deze tentoonstelling is dat Claerbouts werk het best functioneert in kleine dosissen: één werk met een keer. Op die manier is het geregeld ook te zien in groepstentoonstellingen, vaak met tijd als thema. Recent maakte zijn werk deel uit van Out-of-sync in het Mudam, van Territories of time bij Meessen-De Clercq of, iets langer geleden, van Anachronism bij argos. Op deze momenten gaat het werk in dialoog met het werk van de andere kunstenaars en met de toeschouwers. Er ontstaat een proces. Dit werk gaat niet enkel over tijd, men moet er ook de tijd voor nemen. Dat is tijd die de toeschouwer moet fabriceren en investeren. Hier bij Wiels – met twintig werken tegelijk – komt de toeschouwer altijd tijd te kort. De tijd die blijft, wordt dan de geprefabriceerde tijd; de technische tijd van de kunstenaar. De tijd van de toeschouwer, die verdwijnt. Hij gaat zappen, loopt heen en weer tussen verschillende schermen, bekijkt twee schermen tegelijkertijd, gaat op zoek naar een systeem in het werk om het sneller te begrijpen en het proces te omzeilen. Die zoektocht, dat systeem, maakt het kijken uiteindelijk overbodig.
De beelden die in deze presentatie het best werken, zijn dan ook de simpelste. Het zijn de beelden waarin de aandacht het minste wordt afgeleid door de techniek. Het zijn de beelden die de toeschouwer laat werken. De spanning tussen de kat en de vogel? Die zit tussen de oren van de toeschouwer. Die van het orkest? Wordt gerealiseerd door de ogen van de bezoeker. Het is kiezen voor die werken, of regelmatig terugkeren en kijken in fragmenten: één werk met een keer.
• David Claerbout, De tijd die blijft, tot 15 mei in Wiels, Van Volxemlaan 354, 1190 Brussel (02/340.00.50; www.wiels.org).