width and height should be displayed here dynamically

De Buffalo Grain Elevators

Architecten hebben een haat-liefde-verhouding met ingenieurs. Enerzijds worden ingenieurs gezien als techneuten wier werk gespeend is van alles wat architectuur tot een kunst maakt, anderzijds worden ze als een variant op de nobele wilden beschouwd, die de bouwkunst juist door een zuiver utilitaire benadering vooruit hebben gebracht op het moment dat architecten zichzelf verloren in het doolhof van de historische stijlen en typologieën. Zo schreef de Pruisische bouwmeester Karl Friedrich Schinkel tijdens zijn reis door Engeland in 1826 vol ontzag over Manchesters katoenfabrieken: “Ungeheure Baumassen von nur Werkmeistern ohne Architektur und fürs nackteste Bedürfnis allein aus rotem Backstein ausgeführt”. De architectuurloze functionaliteit oefende een grote aantrekkingskracht uit, maar Schinkel had terdege oog voor de schaduwzijde van de moderne tijd. Zijn dagboeknotities bevatten ook opmerkingen over de belabberde woonomstandigheden van de arbeiders en de schizofrene situatie dat duizenden arbeiders werkloos waren terwijl het werkzame deel werd uitgeput met een 16-urige werkdag.

Nog geen eeuw later was de strijd van het socialisme kennelijk gestreden, want van tegenstrijdige gevoelens was bij de nieuwe architecturale voorhoede geen sprake. De nieuwe iconen van de moderne architectuur, reusachtige graansilo’s met een capaciteit van wel een miljoen liter, worden door Le Corbusier in Vers une architecture op juichende toon vergeleken met de piramides en het Parthenon. Deze iconen stonden natuurlijk niet meer in Engeland maar in de Verenigde Staten, en wel aan de oever van de Buffalo, waar graan van het Middenwesten naar de Oostkust werd verscheept. Ook bij deze graansilo’s was het weer de ongenaakbare functionaliteit die de architecten overrompelde. Maar anders dan Schinkel waren Walter Gropius (die reeds in 1913 foto’s van de silo’s publiceerde in het jaarboek van de Deutsche Werkbund) en Le Corbusier slechts geïnteresseerd in de bouwwerken als abstracte composities van volumes. Schinkel laat in zijn bekende tekening van de katoenfabrieken de geometrische blokkendozen scherp afsteken tegen de kringelend rokende schoorstenen en rommelig opeengepakte woonhuizen en werkplaatsen. Op de foto’s van Gropius en Le Corbusier is geen bedrijvigheid te bespeuren. Een enkele kraan en spoorrails in onbruik verraden dat er normaliter een drukte van schepen en treinen moet zijn, maar de bedoeling is dat we ons concentreren op het abstracte spel van primaire vormen: rechthoeken, kubussen en de zo typische rijen cilinders.

Aangezien dezelfde foto’s keer op keer gebruikt zijn, onder meer in de architectuurgeschiedenisboeken van Giedion en Scully, werden deze zwart-wit abstracties belangrijker dan de gebouwen zelf. Die werden vergeten totdat in 1986 architectuurhistoricus Reyner Banham tot zijn verbazing ontdekte dat de silo’s, die in de jaren ’60 hun functie verloren hadden, nog steeds like a row of mighty tombs op de oevers van de Buffalo te zien waren. Banham bestudeerde hun geschiedenis die hij publiceerde in A concrete Atlantis (MIT Press, 1986). De foto’s die hij maakte, waren nieuw, maar verschilden weinig van hun historische voorgangers en waren bovendien weer zwart-wit.

Architectuurfotograaf Gerrit Engel maakte recentelijk nieuwe foto’s. Ze zijn gepubliceerd in het boek Buffalo Grain Elevators (1997) met een inleiding van Winfried Nerdinger en tot 11 oktober te zien in het Nederlands Architectuurinstituut. Nerdinger beweert in zijn inleiding dat Engel afrekent met het bestaande clichébeeld. We zouden deze overbekende gebouwen nu met completely different eyes bekijken. De silo’s hebben op Engels foto’s eindelijk kleur en materialiteit gekregen en een enkele keer verlaat hij inderdaad de gebaande paden, bijvoorbeeld met de foto Cargill Pool, Lake Erie, waar recreatiebootjes vrolijk dobberend de voorgrond domineren, of de opname van de in puin liggende binnenruimtes. Maar op de meeste foto’s heeft ook Engel zich laten meeslepen door de monumentale abstractie van de bouwmassa’s. Het persbericht van het NAi spreekt dan ook van een bevestiging van de esthetische kwaliteit die Gropius en Le Corbusier reeds zagen. Maar of dat nu een tentoonstelling waard is?

 

• Ikonen van de moderne architectuur: De Buffalo Grain Elevators. Architectuurfotografie van Gerrit Engel tot 11 oktober in de bovenzaal van het Nederlands Architectuurinstituut, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00).