width and height should be displayed here dynamically

De Nijl Architecten

“Taal is een karakteristiek bestanddeel van een groep bezigheden. Als we huizen bouwen, praten en schrijven we.” Kernachtiger kan de samenvatting van het werk van De Nijl niet zijn. De tweede zin van dit citaat van Ludwig Wittgenstein is de titel van ‘de autobiografie’ van De Nijl Architecten uit Rotterdam, tot 1 november te zien in het Nederlands Architectuurinstituut en gepubliceerd bij NAi Uitgevers. Bouwen, praten en schrijven lopen bij De Nijl, bestaande uit de maatschap Ben Cohen, Henk Engel, Jos van der Steen en Endry van Velzen en een tiental medewerkers, naadloos in elkaar over. Naast een architectuur- en stedenbouwpraktijk kent het bureau een lange onderzoeks- en onderwijspraktijk. De in het boek opgenomen werkenlijst (van 1978 tot 1998) is bepaald ongebruikelijk voor een architectenbureau. Publicaties, lezingen, seminars en studiereizen, redacteurschappen en tentoonstellingen staan tussen interieurverbouwingen, stedenbouwkundige studies en -supervisies, meubelontwerpen en woningbouwprojecten.

Met het boek en de tentoonstelling heeft het bureau echter meer willen doen dan een overzicht presenteren. Het wil zich vooral uitspreken over de belangrijkste thema’s in hun werk. De linkerwand van de balkonzaal in het NAi is behangen met stroken met citaten en afbeeldingen. De meest fundamentele vraagstukken worden gepresenteerd aan de hand van werk van onder meer Wittgenstein, Durand, Rossi, Loos, Hilberseimer, Oud en Berlage: over het wezen van de architectuur, over de verhouding tussen verbeelding en representatie, tussen traditie en vernieuwing, de gevel en het interieur, architectuur en de stad, de open en de gesloten stad. Al te vaak worden citaten gebruikt om gemakkelijk en snel diepgang te suggereren, maar in dit geval zijn de filosofische en architectuurtheoretische contemplaties uiterst zorgvuldig gekozen en zijn ze onlosmakelijk verbonden met de getoonde ontwerpen. Analyse en ontwerp hebben hetzelfde kennisdoel, lezen we in een van de eerste citaten. “Daarom wordt de architectuur gedefinieerd door haar eigenschap ‘constructie’ te zijn. Met andere woorden, ze is een ‘methode’ die volgens een logische reeks van keuzen te werk gaat” (Giorgio Grassi).

Met dit kennisdoel voor ogen is De Nijl in eerste instantie altijd op zoek naar continuïteit – vandaar hun grote interesse in typologie en de architectuurgeschiedenis – en pas daarna naar de noodzakelijke veranderingen en aanpassingen. Hun ontwerpen, vrijwel altijd voor de bestaande stad, zijn daarbij richtinggevend voor het onderzoek.

Twee voorbeelden van stedelijke herstructurering zijn op de tentoonstelling uitgelicht: een ontwerp voor Hillesluis in Rotterdam (de gesloten stad) en voor het zuidwestkwadrant Osdorp in Amsterdam (de open stad). Tussen beide maquettes in huist een interieur: twee banken op een vloerkleed. Vanaf de ene bank leest de bezoeker het citaat van Adolf Loos over de grootstedelijke architectuur: “Het huis dient naar buiten toe te zwijgen, binnen behoort het zijn volle rijkdom te openbaren”. Het modernistische ideaal dat de gevelwand een afspiegeling moet zijn van het interieur wordt door De Nijl verlaten. Het interieur is immers juist het domein dat persoonlijk in beslag wordt genomen. Dat kan af en toe met behulp van een architect, zoals te zien is vanaf de andere bank, met uitzicht op zorgvuldige binnenhuisontwerpen gemaakt door De Nijl. Maar met een reeks foto’s van bewoners in hun volgestouwde eikenhouten territorium, die als een continue ‘bovenstroom’ over de volle lengte van de zaal hangen, wordt duidelijk gemaakt dat de architect de grenzen van zijn discipline moet kennen en deze moet accepteren. Heeft De Nijl een voorliefde voor dit soort feitelijke constateringen, tegelijkertijd is het een uitgesproken idealistisch bureau. Want de architectonische discipline wordt met een consequente nauwgezetheid steeds opnieuw verkend, bestudeerd en uitgevoerd. “Een volgehouden oefening,” aldus Durand.

 

• De Nijl architecten. Als we huizen bouwen, praten en schrijven we tot 1 november in de balkonzaal van het Nederlands Architectuurinstituut, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00). De gelijknamige catalogus is uitgegeven door NAi Uitgevers, Rotterdam.