width and height should be displayed here dynamically

Deurle, 6 juli 1997

Een samenwerking van Craigie Horsfield, architect Paul Robbrecht en critici Erik Eelbode en Christoph Ruys leidde in het Museum Dhondt-Dhaenens tot een vreemdsoortige tentoonstelling, vooral wat de samenhang betreft. Vertrekkend van de rotsvaste overtuiging dat een museum een plaats kan zijn om de wereld te concipiëren, waar te nemen en te communiceren, wordt er
– gebruik makend van de hele beschikbare museumruimte – een selectie uit een fotoreeks van Horsfield gepresenteerd in combinatie met een beperkte selectie uit de museumcollectie. Robbrecht voorzag de vierkante ruimten van meer lopende meters muur en variatie door invoeging van twee scheidingswanden en een depot.

Horsfields foto’s behoren tot de serie La ciutat de la gent (‘De stad van het volk’), vorig jaar in de Fundacio Antoni Tapies tentoongesteld. In samenwerking met de Franse criticus Jean-François Chevrier en directeur Manuel Borja-Villel verwezenlijkte Horsfield er een beeld over Barcelona voorbij de Olympische mythe van bloeiende Catalaanse hoofdstad. De catalogusteksten gaan in op de symptomatische terugloop van sociale betrokkenheid vanuit buurtcomités, en op de kwakkelende openbare dienstverlening op het vlak van milieuzorg, openbaar vervoer en huisvesting. Een (socialistische) overheid blijkt er met zijn investeringspolitiek de private sector een gewilliger oor te verlenen dan lagere bevolkingsgroepen. Deze maatschappelijk geëngageerde boodschap klaagt aan dat het mooi vormgegeven Barcelona meer dan verzadigd is van identiteitsversterkende propaganda, consumptieretoriek en toeristische faciliteiten. De door de stad gehanteerde lokroep La ciutat de la gent wordt kritisch belicht. Het beeldmateriaal van Horsfield is ernaar. Malevich’s retoriek van het zwarte vierkant indachtig hanteert Horsfield dit formaat om onmodieus genuanceerde zwart-wit beelden te schieten van volksfeesten, een visverkoopster, krakende gehuchten en postfaciliteiten, of van een afgeborsteld internationaal treinstation en containerterminal. Portretten individualiseert hij met een rechtopstaande rechthoek. Getrouw aan de 19de-eeuwse realisten gebruikt hij de schone kunsten om een andersoortig verhaal te vertellen.

Terwijl in Deurle Horsfields werk centrale plaatsen in de ruimte ten deel valt, krijgen de uitverkoren collectiewerken een assistentierol toebedeeld. Om onduidelijke redenen (esthetisch verfrissend? te burgerlijk? institutionele kritiek?) werden de schilderijen uit hun lijsten gehaald. Ondanks voor de hand liggende thematische verwantschappen met het fotomateriaal treft men geen werk aan van Eugène Laermans, Constantin Meunier, George Minne of Léon Spilliaert. Op de keper beschouwd blijkt de lokale inbreng/presentatie overigens harmonieus landelijk, afgezien van een enkele Ensor. Het zonnetje schijnt, mensen aan het strand of bij de rivier, wat ingetogen vrouwenportretten, ja zelfs een winterlandschap, welke boodschap daarachter schuilgaat, blijft duister. Het plezante en vredige leven in Deurle bevraagt dit project geenszins. Ook blijkt er geen vuiltje aan de lucht over de inrichting van opeenvolgende tentoonstellingen, begeleid door gastcuratoren, die elkaars ideeën aan de lopende band binnenstebuiten keren. Te Deurle klinken de woorden over een verstrekkend historisch, politiek en ideologisch engagement (zoals weergegeven in het gratis beschikbare boekje) dan ook vreemd in de oren.

Net zoals het Barcelona-project wil Deurle, 6 juli 1997 zich inschrijven in een ruimere discussie over Europa en haar ingrijpende veranderingen. Maar naast het tonen van Horsfields werk uit Barcelona lijkt er niet meer aan de hand te zijn, tenzij een lezingendag op 5 oktober daar fundamenteel verandering in brengt. Dan spreken van 14.00 tot 21.00 uur bovenvermelde deelnemers over dit project, Manuel Borja-Villel over het Barcelona-project, Chris Dercon over het nieuwe Boijmans van Beuningen, Bartomeu Marí en Rutger Wolfson over een gepland project in Rotterdam en Dirk Lauwaert over dialoog. Een beeldboek en een tekstenboek zijn tevens gepland.

Nog tot 5 oktober in het Museum Dhondt-Dhaenens, Museumlaan 14, 9831 Deurle (09/282.51.23).