width and height should be displayed here dynamically

Diepdruk, vlakdruk, hoogdruk, doordruk. 50 jaar Frans Masereel Centrum, Kasterlee

Het is een merkwaardig verhaal, dat van het Frans Masereel Centrum (FMC) in het Belgische Kasterlee. Het centrum voor grafiek heeft een geschiedenis achter de rug die officieel 51 jaar geleden aanvangt, in 1972. Het FMC geniet zelfs internationale bekendheid: nogal wat buitenlandse kunstenaars kwamen er ooit werken. Maar tegelijk kleeft er een geurtje van Kempense klefheid, van amateurisme en vriendjespolitiek aan. Het FMC is reeds vroeger ontstaan, in de sixties, als een centrum waar kunstenaars gratis konden komen werken én verblijven. Maar tegelijk is het een resultaat van de cultuurpolitiek van de ooit zo machtige CVP-staat. Kortom: het is een vat vol contradicties. En dus is het een bijzonder interessant onderwerp, niet alleen artistiek, maar ook als een uiting van de Vlaamse cultuurpolitiek (of het gebrek eraan).

De onderzoeksgroep KB45 (Kunst in België sinds 1945) van de Universiteit Gent wijdde ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag een dik boek aan het FMC. Eerder dan een boek is het een chronologisch geordende documentatiemap, waarin in hyperdetail de kroniek van het centrum uit de doeken wordt gedaan aan de hand van documenten, verslagen, affiches en dies meer, geïllustreerd met lange en korte artikels en een portfolio. Om dat hele zootje werkbaar te maken, is er flink wat do-it-yourself vereist, en moet de lezer in feite zijn eigen verhaal schrijven. Dat is wat ook ik hier zal doen, met opzet zelfs een tikje karikaturaal. Want uiteindelijk blijkt de opzet van dit boek bediscussieerbaar en verbergt het meer dan het toont, doet het meer níét dan wel.

Wie heeft het Frans Masereel Centrum opgericht? Uiteraard niet de bekende graficus Frans Masereel, die in 1972 overleed en er postuum zijn naam aan verleende. De echte vader blijkt een weinig bekende Turnhoutse kunstenaar, Fons Mertens, die in 1962 begon met het verzamelen van afgedankte drukpersen (Kasterlee ligt vlak bij Turnhout, waar vele industriële drukkerijen gevestigd zijn). Mertens liet ook het karakteristieke ronde gebouw ontwerpen en bouwen door een bevriende architect, Lou Jansen. Dat gebouw staat er nog altijd en het is een merkwaardig symbool voor het dubbele karakter van het centrum: tegelijk door en door een kind van de jaren zestig, maar ook vooruitlopend op hoe men vandaag nieuwe, eco- en communityvriendelijke bouwsels optrekt.

De vooruitziende Mertens behoort tot het soort kunstenaars die het niet gemaakt hebben in de kunstwereld en ‘onderweg’ naar het gewone leven zijn teruggekeerd. Hij verkocht zijn geesteskind al in 1971 en vertrok vijf jaar later naar Tenerife met de drie miljoen Belgische frank die de verkoop aan het Belgische ministerie van Nederlandse Cultuur hem had opgebracht. Zonder dit boek en de gedetailleerde loopbaanbeschrijving door Koen Brams zouden weinigen nog weten wie Fons Mertens was.

De cultuurminister in de periode van 1968 tot 1972, Frans Van Mechelen, komt vaak voor in dit boek, en zijn familieleden trouwens ook, al wordt zijn rol eigenlijk nog een tikje onderschat. Want hij – de man met het eeuwige vlinderdasje – was de werkelijke, wettelijke vader van het FMC. Hij en zijn entourage – en dan vooral de eerste directeur, Paul Verbeeck – zagen een unieke opportuniteit om Mertens’ erfenis uit te bouwen tot een heus Vlaams centrum voor grafiek. Ze hoefden daar niet eens veel voor te doen: Mertens had alles al voorbereid. Alleen de naam, de handtekening en het elan van de overenthousiaste cultuurminister ontbraken. In januari 1972 werd het Frans Masereel Centrum geopend, in het reeds bestaande gebouw en met Mertens’ drukpersen. Het idee werd door Verbeeck samengevat in twee getikte bladzijden (die ook zijn afgedrukt in het boek): een centrum waarin grafische kunstenaars vrij kunnen komen werken, geheel gratis, met als enige tegenprestatie het doneren van één exemplaar van een ter plaatse gemaakt grafisch werk. De minister zorgde voor de kers op de taart: hij liet de tentvormige gebouwtjes optrekken waarin de kunstenaars konden resideren, eveneens gratis. De geboorte van het FMC was wat men vandaag een ‘win-winsituatie’ zou noemen. Voor een luttele drie miljoen frank kocht Vlaanderen zich een kant-en-klaar centrum voor grafiek, vlak bij Turnhout, midden in de kieskring van de minister!

In het boek krijgt Frans Van Mechelen geen afzonderlijk essay toebedeeld, maar slechts één pagina, als eerste in een lange rij Vlaamse cultuurministers. Die heldengalerij is voor een keer op zijn plaats: de facto waren zij immers de directeurs van het FMC, in die mate zelfs dat het centrum het liefst 22 jaar zonder échte directeur stelde! Ambtenaar Willy Juwet fungeerde als de rechterhand van de minister: een paar keer per jaar reisde hij van Brussel naar Kasterlee om wat administratieve zaken te regelen. Het resultaat was een centrum op automatische piloot, dat mooi illustreert dat de rol van directeurs, managers en zakelijke leiders, ook vandaag nog, vaak veel beperkter is dan ze zelf denken.

Voor het realiseren van dit boek zette de onderzoeksgroep KB45 een tweejarig project op, gefinancierd door het FMC zelf. Naast twee onderzoekers, Camille Bladt en Laura Bovsòvers-Carette, die voor het project werden aangeworven, hebben ook andere leden van KB45 aan het project meegewerkt onder leiding van Wouter Davidts. Zoals het ‘postmoderne’ kunsthistorici betaamt, hebben ze de geschiedenis van het Centrum niet opgevat als een opsomming van hoogtepunten en gloriemomenten (twee dingen die inderdaad niet echt bij het FMC passen), maar als een aaneenschakeling van overlappende feiten en gebeurtenissen. Dat wordt weerspiegeld in de opbouw van het boek, waarin de chronologie van het centrum tegelijk als structuur en inhoudstafel fungeert. In zes hoofdstukken worden evenveel decennia behandeld. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met de chronologie van het decennium en een fraai portfolio met grafisch werk uit die periode, samengesteld door de huidige directeur van het FMC, Stijn Maes. Zo wil de redactieploeg een veelzijdig en geschakeerd institutioneel portret schetsen, waarbij het portfolio en de chronologie van het instituut als ruggengraat fungeren, als een stam waaraan de grote en kleine artikels, geschreven door bijna vijftien verschillende auteurs, als versierselen aan een kerstboom zijn bevestigd. Een portret als een lappendeken dus.

Toch hoort daar een serieuze caveat bij. De zeer uitvoerige chronologie van het FMC is een droge en technische opsomming van feiten, verslagen en ontzettend veel namen, en is daarom vervelend en weinig leesbaar. Als pièce de résistance had deze tijdslijn beter op de website van het centrum gestaan, waarop de historiek nu in vijf korte alinea’s wordt samengevat. Bijzonder jammer is bovendien dat de vele namen in de chronologie niet zijn opgenomen in het namenregister, want dat ontsluit alleen de artikels. Wie de naam van een kunstenaar zoekt die in het FMC gewerkt heeft, vindt die dus niet terug in de lijst achteraan, tenzij hij of zij ook in een artikel opduikt.

Een tijdje geleden vertelde Anne-Mie Van Kerckhoven mij dat ze de beste herinneringen had aan haar residentie in het FMC – een verblijf dat grote invloed heeft gehad op haar werk, zoals dat nu huizenhoog te bekijken valt op de gevel van KANAL in Brussel. En toch is het vruchteloos zoeken naar ‘AMVK’ of ‘Anne-Mie Van Kerckhoven’ in het naamregister van dit boek, hoewel ze wel degelijk voorkomt in de chronologie, en er ook een werk van haar in het portfolio staat, namelijk de zeefdruk Washer for Bolt. AMVK blijkt niet alleen in residentie te zijn geweest in het FMC in 2014, er opende meteen ook een tentoonstelling van haar – de eerste in een reeks gestart door Sofie Dederen, de eerste directrice na 22 jaar. Deze tentoonstellingsreeks werd opgestart onder de noemer DOCU-PRESS, een naam die bedacht is door AMVK, wat evenmin in het boek terug te vinden is.

Zo is Diepdruk, vlakdruk, hoogdruk, doordruk een onontgonnen en (zonder pdf) onontginbare schat aan namen van kunstenaars die gewerkt hebben in het FMC. Wanneer dat precies gebeurde, wordt meestal niet gepreciseerd, alsof er de voorbije halve eeuw werkelijk niemand de juiste data van de residenties heeft genoteerd. Er zijn in Kasterlee ontelbare bekende en onbekende kunstenaars gepasseerd sinds 1972 en hun namen vullen bijna acht dicht bedrukte pagina’s. Maar omdat commentaar, duiding of extra informatie ontbreekt, lijkt deze publicatie vaak op een diabolisch telefoonboek zonder telefoonnummers.

Het niet opnemen van de namen uit de chronologie in het register illustreert hoe dit boek een uitvoerige institutionele geschiedenis wil zijn, naar mijn mening een dubieus opzet. De vele interviews, zelfs met de conciërge, zijn best interessant, maar kunstenaars komen nauwelijks aan het woord, hoewel er in de promotionele samenvatting op de website van uitgever Hannibal nog steeds sprake is van ‘interviews met voormalige werknemers en kunstenaars die er resideerden’. Natuurlijk staan er in dit boek belangwekkende artikels over Roger Raveel, Jef Geys of schrijver Daniel Robberechts, maar er is slechts één kunstenaar, de Amerikaan Craig Zammiello, die een eigen interview krijgt, over zijn herhaalde workshops en residenties in de jaren tachtig en negentig.

Het van nature zo utopische en kunstenaarsvriendelijke FMC (een eigenschap die in hoge mate heeft bijgedragen aan het vijftigjarige succes ervan) wordt zo bizar genoeg gevierd met een boek dat kunstenaars lijkt te schuwen. Ze komen slechts als bijzaak aan bod, terwijl het wel en wee van het FMC als administratieve institutie breed uitgesmeerd wordt. Het belangrijkste, de kern van het FMC, wordt gewoonweg vergeten. Dat zijn en blijven de kunstenaars, die er op bezoek komen, die er werken, die er dingen proberen te verwezenlijken, en die soms heel ambitieuze plannen hadden, zoals bijvoorbeeld Raveel.

Als het Frans Masereel Centrum vandaag iets betekent, ligt dat niet aan de vele documenten en verslagen, niet aan de bio’s van ministers, directeurs of van naar Tenerife uitgeweken liefhebbers, niet aan de vele betweters die deze of gene richting uit wilden met het stuurloze FMC. De essentie zijn en waren de kunstenaars – hun arbeid onder elkaar, met het papier, de persen, de inkt, de kunstwerken, goed of slecht. Misschien moet over dat aspect van het FMC, het artistieke, maar eens een ander en beter boek gemaakt worden.

 

Camille Bladt, Laura Bovsòvers-Carette, Wouter Davidts (red.), Diepdruk, vlakdruk, hoogdruk, doordruk. 50 jaar Frans Masereel Centrum, Kasterlee, Veurne, Hannibal Books, 2022, ISBN 9789464386747.