Essays
-
Johannes Vermeer. Geloof, licht en reflectie
Ruth Bernard Yeazell -
Magritte. Een leven
Hal Foster -
Nan Goldin. This Will Not End Well
Liska Brams -
Selling Polaroids in the Bars of Amsterdam
Paul Willemsen -
Seven Logics of Sculpture
Stefaan Vervoort -
Waarom een schilderij werkt
Daniël Rovers -
Lichaam en steen. Essays over film
Dagmar Teurelincx -
And Then it Got Legs. Notes on Dance Dramaturgy
Rudi Laermans -
Albert comme Baronian & Galerie Ronny Van de Velde
Eléa De Winter -
Diepdruk, vlakdruk, hoogdruk, doordruk. 50 jaar Frans Masereel Centrum, Kasterlee
Marc Holthof -
Pastoor van Arskerk Den Haag & OMA’s Kunsthal in Rotterdam
Paul Vermeulen -
Frits Peutz, 1896-1974. Beeldbepalend architect
Herman van Bergeijk -
Vrouwen in architectuur
Alexandra Sonnemans -
Missen als een ronde vorm
Nina de Vroome -
Radical Fashion Exercises
Karen Van Godtsenhoven -
Queer Exhibition Histories
Laura Herman -
Kleine geschiedenis van de boekbespreking
Christophe Van Gerrewey
Besprekingen
-
Nan Goldin. This Will Not End Well
Paul Willemsen -
REBOOT. Baanbrekende digitale kunst
Lynne van Rhijn -
Thomas Schütte. Westkunstmodelle 1:1
Stefaan Vervoort -
Han Schuil. SOLO
Dominic van den Boogerd -
Thea Djordjadze. the ceiling of a courtyard
Pieter T’Jonck -
Yvonne Serruys. Beeldhouwer van de nieuwe vrouw
Malika M’rani Alaoui -
Thierry De Cordier. Passe-montagne
Bart Verschaffel -
The Absence of Mark Manders
Maarten Liefooghe -
The Grid
Christophe Van Gerrewey
-
The Laboratory of the Future
Beatriz Van Houtte Alonso -
WTC A Never-Ending Love Story
Julie Mabilde
-
Selling Polaroids in the Bars of Amsterdam
Paul Willemsen -
Seven Logics of Sculpture
Stefaan Vervoort -
Lichaam en steen. Essays over film
Dagmar Teurelincx -
And Then it Got Legs. Notes on Dance Dramaturgy
Rudi Laermans -
Albert comme Baronian & Galerie Ronny Van de Velde
Eléa De Winter -
Diepdruk, vlakdruk, hoogdruk, doordruk. 50 jaar Frans Masereel Centrum, Kasterlee
Marc Holthof -
Johannes Vermeer. Geloof, licht en reflectie
Ruth Bernard Yeazell -
Pastoor van Arskerk Den Haag & OMA’s Kunsthal in Rotterdam
Paul Vermeulen -
Frits Peutz, 1896-1974. Beeldbepalend architect
Herman van Bergeijk -
Vrouwen in architectuur
Alexandra Sonnemans -
Missen als een ronde vorm
Nina de Vroome -
Radical Fashion Exercises
Karen Van Godtsenhoven -
Queer Exhibition Histories
Laura Herman -
Magritte. Een leven
Hal Foster -
Nan Goldin. This Will Not End Well
Liska Brams
226
november - december 2023
Boeken (2)
Als ik een boek open, biedt het mijn ogen twee heel verschillende manieren om geïnteresseerd te raken. Het boek biedt het alternatief van twee toepassingen van hun functie.
Het kan suggereren een regelmatige beweging te ondergaan die zich communiceert en zich voortzet langs een lijn van woord tot woord, herboren wordt op de volgende regel, na een sprong die van geen tel is, en waarvan de voortgang een hoeveelheid opeenvolgende mentale reacties veroorzaakt met als gemeenschappelijk effect de vernietiging, op elk moment, van de visuele perceptie van tekens, om dat effect te vervangen door herinneringen en combinaties van herinneringen. Elk van deze effecten is de eerste term van een mogelijk oneindige ontwikkeling.
Dat is Lectuur. Een symbool ervan zou een vlam kunnen zijn die zich verspreidt, een draad die van begin tot einde brandt, met af en toe kleine ontploffingen en schitteringen.
Deze opeenvolgende en lineaire modus vereist een helder zicht en het behoud van een helder zicht – een essentiële voorwaarde voor de productie van elementaire handelingen van de hersenen die reageren op de opwinding van het schrijven met virtuele of echte geluiden, met betekenissen.
De leesbaarheid van een tekst is de mogelijkheid van deze tekst om toegeëigend te worden door een duidelijk zicht.
Verwijzend naar het bovenstaande zouden we kunnen zeggen dat leesbaarheid de kwaliteit is van een tekst om de eigen consumptie te voorzien en te vergemakkelijken, net als de vernietiging door de geest, de transsubstantiatie in gebeurtenissen van de geest.
Maar naast en los van de lectuur zelf, is en blijft het aspect van het geheel van al het geschrevene bestaan. Een pagina is een beeld. Het geeft een totaalindruk, presenteert een blok of een systeem van blokken en lagen, van stukken wit en zwart, een stukje figuur en intensiteit, min of meer geslaagd. Deze tweede manier van kijken, niet langer opeenvolgend en lineair en progressief zoals de lectuur, maar onmiddellijk en gelijktijdig, maakt het mogelijk om de typografie dichter bij de architectuur te brengen, net zoals de lectuur voordien aan melodische muziek had kunnen doen denken en aan alle kunsten die de tijd omarmen.
Op die manier bevat het boek, aan de ene kant, wat de beweging stimuleert en begeleidt vanuit het standpunt van een helder zicht – een beweging die intellectuele en onderbroken effecten voortbrengt en die zich stap voor stap langs een lijn in ideeën integreert; aan de andere kant is het boek een object, een geheel van stationaire indrukken, begiftigd met onmiddellijke, onconventionele eigenschappen, die onze zintuigen kunnen behagen of mishagen.
Deze twee manieren van kijken zijn onafhankelijk van elkaar. De bekeken tekst, de gelezen tekst: het zijn totaal verschillende dingen, omdat de ene besteding van aandacht de andere uitsluit. Er zijn heel mooie boeken die zich niet verbinden tot lectuur, prachtige massa’s puur zwart op een heel puur veld, maar deze volheid en dit contactvermogen (verkregen ten koste van de interlinie), die heel gewild lijken in Engeland en Duitsland, waar men aansluiting probeert te vinden bij bepaalde modellen uit de vijftiende en zestiende eeuw, kunnen niet anders dan wegen op de lezer en een beetje archaïsch overkomen. De moderne literatuur kan zich niet huisvesten in deze compacte vormen, die van de karakters lijken te barsten. Er zijn daarentegen zeer leesbare boeken, goed opengewerkt, die zonder gratie zijn gemaakt, smakeloos voor het oog of zelfs ronduit lelijk.
Vanwege deze onafhankelijkheid in de eigenschappen die een boek kan bezitten, is het aan het drukken toegestaan een kunst te zijn. Als het drukwerk enkel wil beantwoorden aan de simpele nood tot lezen, dan heeft het geen nood aan kunstenaars, want de eisen van de leesbaarheid kunnen precies gedefinieerd worden en er kan met even gedefinieerde en uniforme middelen aan worden voldaan. Ervaring en analyse zullen volstaan om te bepalen wat er nodig is voor de letterzetter, de vormgever en de tekenaar om een duidelijke en zuivere tekst te verkrijgen.
Maar zodra de drukker zich bewust wordt van de complexiteit van zijn werk, voelt hij onmiddellijk de plicht om kunstenaar te zijn, want het is het kenmerk van de kunstenaar om te kiezen, en het kiezen wordt bepaald door het aantal mogelijkheden. Alles wat ruimte laat voor onzekerheid vraagt om een kunstenaar, hoewel die niet altijd de ruimte krijgt.
De kunstenaar-drukker wordt geconfronteerd met zijn taak in de complexe situatie van de architect die zich zorgen maakt over de overeenstemming tussen de geschiktheid van zijn constructie en de uitstraling ervan. Het is het lot van de dichter zelf om te strijden tussen vorm en inhoud, tussen zijn ontwerpen en de taal. In alle kunsten – en het is daarom dat het kunsten zijn – kan de noodzaak die een gelukkig volbracht werk moet suggereren alleen maar voortkomen uit willekeur. De rangschikking en de finale harmonie van de onafhankelijke eigenschappen die moeten worden samengebracht, worden nooit verkregen door een recept of een automatisme, maar door een mirakel of gewoon door een inspanning; door mirakels en door gecombineerde vrijwillige inspanningen.
Een boek is materieel perfect als het prettig is om te lezen en heerlijk om over na te denken; wanneer uiteindelijk de overgang van de lectuur naar de contemplatie, en de wederzijdse overgang van de contemplatie naar de lectuur, heel gemakkelijk zijn en overeenkomen met onmerkbare veranderingen in de visuele accommodatie. Dan zijn zwart en wit rustpunten voor elkaar, circuleert het oog moeiteloos in een goedgeregeld domein, waardeert het geheel en de details ervan, en voelt de ideale omstandigheden waarin het kan functioneren. Dit ideaal kan alleen worden bereikt door een samenwerking tussen de letterzetter en de drukker. Uiteindelijk moet alle vorm voortvloeien uit het karakter. Dat moet niet gecreëerd worden vanuit een pure fantasie. De figuur, de volheden en fijnheden moeten afhankelijk zijn van de grootte. Ik sta mezelf toe te denken dat het een vergissing is om dezelfde figuren op verschillende schalen te reproduceren.
De kunst van het drukken is rijk aan subtiele moeilijkheden, aan subtiliteiten die voor de meeste mensen onmerkbaar zijn. Niemand heeft er tot nu toe echter aan gedacht de meesters van deze kunst te verwijten dat ze onverdroten werken om slechts een bijna onmerkbare elite tevreden te stellen. Waar veel mensen bepaalde auteurs verwijten dat ze het vertikken om voor iedereen te schrijven, daar laten ze kunstenaars van een andere soort met alle gemak met rust. […]
Samenvattend: een mooi boek is bovenal een perfecte leesmachine, waarvan de voorwaarden vrij nauwkeurig kunnen worden gedefinieerd door de wetten en de methodes van de fysiologische optica; en het is tegelijkertijd een kunstobject, een ding, dat echter een persoonlijkheid heeft die gemerkt is door een bepaalde gedachte, die de nobele bedoeling van een gelukkige en vrijwillige orde suggereert. Het valt op te merken dat het typografische werk improvisatie uitsluit; het is de vrucht van pogingen die verdwijnen, het object van een kunst die slechts voltooide werken overhoudt, die probeersels en schetsen verwerpt, en die geen enkele intermediaire staat kent tussen zijn en niet-zijn. Het leert ons op die manier een grote en bedreigende les.
De geest van de schrijver kijkt naar zichzelf in de spiegel die het drukwerk hem voorhoudt. Als het papier en de inkt geschikt zijn, als de letter mooi oogt, als de compositie zorgvuldig is, de uitlijning voortreffelijk geproportioneerd, het vel goed gedrukt, dan doorvoelt de auteur opnieuw de eigen taal en stijl. Er doet zich schaamte en trots voor. De auteur ziet zich beloond met eerbewijzen die misschien niet eens terecht zijn. Hij denkt dat hij een stem hoort die veel helderder en krachtiger is dan de zijne, een onberispelijk zuivere stem die zijn uitspraken articuleert en al zijn woorden gevaarlijk losmaakt. Alles wat hij schreef dat zwak, saai, willekeurig en onelegant was, spreekt nu te duidelijk en te luid. Het is een zeer waardevol en zeer bedreigend oordeel om prachtig gedrukt te worden.
Paul Valéry
Deze tekst verscheen eerder onder de titel ‘Les deux vertus d’un livre’ in: Arts et Métiers Graphiques Paris, nr. 1, 1927, pp. 3-8.
Vertaling uit het Frans: Christophe Van Gerrewey