width and height should be displayed here dynamically

Albert comme Baronian & Galerie Ronny Van de Velde

Uitgeverij Ludion, ondertussen zelf meer dan vijfentwintig jaar oud, vierde in 2022 het jubileum van twee Belgische galeries met een boek. Ronny Van de Velde (1953) is al sinds het einde van de jaren zeventig actief als galeriehouder in Antwerpen; Albert Baronian (1946) opende zijn eerste galerie in Brussel in 1973. Hij maakt echter in Albert comme Baronian al in de eerste zin duidelijk dat dit boek geenszins zijn memoires bevat, en dat het ook niet verschijnt ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van zijn galerie. De publicatie bevat de neerslag van een reeks gesprekken die in de loop van 2020 en 2021 plaatsvonden tussen Baronian en een van zijn trouwste compagnons de route: kunsthistoricus en directeur van het Musée de la Photographie in Charleroi, Xavier Canonne. Van hun conversaties werd een alfabetboek gemaakt van 128 pagina’s.

Aan de hand van een reeks vragen spreekt Baronian zich uit over verschillende thema’s. Wat hij zegt is alfabetisch gerangschikt (‘A comme Argent’, ‘M comme Mark Rothko’, ‘R comme Réseaux sociaux’), in tekstfragmenten variërend van één zin tot drie pagina’s. Van enige interactie met Canonne als interviewer is geen sprake, of de historicus komt alleszins niet aan het woord. Het resultaat is een aaneenschakeling van meningen, verhalen, herinneringen en anekdotes vanuit Baronians vertelperspectief. Een onderscheid lijkt te zijn gemaakt tussen twee categorieën: onderwerpen die met kunst te maken hebben en onderwerpen waar dat nauwelijks of niet voor geldt.

Naast overpeinzingen van de galerist over in totaal 65 verschillende lemma’s bevat het boek foto’s van Baronian als kind, van zijn ouders Sissag en Élise Baronian, actief als diplomaten, van de galeriehouder met Keith Haring in Knokke rond 1987, van koningin Paola staand voor een werk van Sophie Whettnall aan het eind van de jaren negentig, van Baronian met zijn vrouw Francoise op het filmfestival van Cannes in 2010, van een briefje van Gilbert & George met felicitaties voor zijn toelating tot de ridderorde in 2018, van zijn kat en van het nationale genocidemonument van Armenië, het land dat zijn ouders ontvluchtten.

Met het abecedarium verschijnt een man die gepassioneerd blijkt door wielrennen, Cubaanse sigaren (van kleinere merken) en katten. Over levensthema’s zoals geloof, dood, en sociale of politieke kwesties deelt Baronian ook zijn mening. Hij legt uit wat voor hem het verschil is tussen mannelijke en vrouwelijke vriendschappen en hij spreekt zich uit tegen het financiële kapitalistische systeem, dat schade toebrengt aan de omgeving en waarmee hij zelf een vreemde relatie heeft.

Baronian is kritisch over de ontstaansgeschiedenis van Amerika, gestoeld als die is op genocide en slavernij, maar ook over de voorbije covidcrisis – de periode waarin de meeste interviews voor dit boek hebben plaatsgevonden. Minder kritisch is hij over zijn eigen soms conservatieve kijk en zijn gedachten over bijvoorbeeld vrouwelijke representatie in de kunst. In een lemma over gelijkheid (‘P comme Parité’) beaamt hij dat vrouwen om politieke en historische redenen buiten de kunstmarkt zijn gehouden en bevestigt hij dat de hedendaagse kunstscene inderdaad erg blank en westers is. Toch ziet hij het tonen van kunst gemaakt door vrouwen en minderheidsgroepen – ‘alles wat niet mannelijk, blank en hetero is!’ – als een modeverschijnsel. Het hanteren van quota door musea en galeries om meer werk van vrouwelijke kunstenaars aan te kopen en te presenteren, doet hij af als politieke correctheid in het spoor van het ‘extremisme van Amerikaanse musea’. Baronian stelt zich de vraag waar we naartoe gaan als we kwaliteit in naam van gelijkheid zouden weigeren. Wat volgens hem wat vaker gezegd zou mogen worden, is dat ‘wanneer [vrouwen] van school komen, ze trouwen, kinderen krijgen en soms andere dingen gaan doen’.

Niet alleen vrouwen, maar ook andere spelers en aspecten van de brede kunstwereld komen aan bod. De kunstenaar, de criticus, de kunstbeurs, de kunstmarkt tot en met de verzamelaar: allemaal hebben ze een eigen hoofdstuk. Critici zijn aardige mensen, maar het zijn vaak freelancers zonder kunsthistorische kennis, om niet te zeggen ratés sympathiques. Verzamelaars zijn op hun beurt geëvolueerd van kunstliefhebbers tot specialisten, die vooral de beurs en de smaak van de dag volgen en meer op het gehoor dan op het oog kopen. Met zijn bijna vijftig jaar ervaring heeft Baronian geleerd om kunstenaars, die galeriehouders geregeld ‘slapeloze nachten’ bezorgen door ‘astronomische bedragen te spenderen aan onmogelijke materialen voor het tentoonstellingsontwerp’, niet langer op een voetstuk te plaatsen en te mythologiseren.

Het grote probleem met de kunstwereld, die volgens de galeriehouder uit vele opportunisten bestaat (‘O comme Opportuniste’), belicht hij in ‘H comme Humour’, dat uit twee zinnen bestaat. De eerste zin maakt duidelijk dat Baronian personen zonder gevoel voor humor verafschuwt. De tweede zin stipuleert dat ‘deze omgeving’ (waaronder dus het galeriewezen en de kunstmarkt waarmee Baronian dagelijks in aanraking komt) net als ‘deze wereld’ ‘gecorrumpeerd zijn door mensen die zichzelf te serieus nemen’. Zichzelf beschouwt de Brusselse galerist vooral als een benaderbare en loyale figuur, die in een sterk veranderde economische markt en samenleving vooral goede kunst probeert te tonen en daar gewoon zijn brood mee wil verdienen.

Het tweede boek, getiteld Galerie Ronny Van de Velde. Fragmenten uit leven en werken telt meer dan duizend pagina’s – acht meer, om precies te zijn. Het heeft als doel een portret te schilderen van de gelijknamige kunsthandelaar aan de hand van ongenummerde pagina’s met zwart-witfoto’s van installatiezichten, tentoonstellingsbeelden, uitnodigingen, affiches en krantenknipsels. De reproducties zijn min of meer chronologisch gerangschikt – het boek bevat geen inhoudstafel – en tonen het parcours van de Antwerpse galerie, eerst met tentoonstellingen in de vestiging aan de Amerikalei, daarna aan de IJzerenpoortkaai (in een gebouw van architect Georges Baines uit 1988-89) en in antiquariaat Rossaert in de Nosestraat, en tot slot, in de eerste decennia van deze eeuw, in andere tentoonstellingsruimten, zoals het voormalige Zwart Huis van Huib Hoste in Knokke, het SMAK in Gent en het MARTa in Herford.

De periode waarin Van de Velde begon als handelaar in strips, antiek en grafiek, in een winkel in de Antwerpse Volksstraat, komt niet aan bod. Het boek vangt aan met enkele hoofdstukken gewijd aan andere plekken en gebeurtenissen, waaronder de galeries Ad Libitum en de Wide White Space Gallery, het alternatieve kunstencentrum A 37 90 89 en het tijdschrift Happening News. Enkele pagina’s over Galerie Vacuum, opgericht door Luc Deleu in zijn eigen huis aan de Cogels-Osylei, bevatten ook een artikel over een solotentoonstelling van Van de Velde in 1971. De onderschriften bij de beelden zijn erg karig: blijkbaar wordt verwacht dat de lezer al deze plaatsen en gebeurtenissen al kent, en ook weet wie erbij betrokken waren. Wellicht moeten deze eerste beeldenreeksen inzicht geven in de personen, galeries, tentoonstellingen en artistieke gebeurtenissen die Van de Velde gevormd hebben, en hem deden besluiten om zelf ook een leven als kunsthandelaar uit te bouwen. John Trouillard, oprichter van galerij Ad Libitum samen met zijn partner Jacqueline Reydams, is te zien op foto’s bij een opening in 1969 van de duotentoonstelling van het echtpaar Niki de Saint Phalle en Jean Tinguely. Onvermeld blijft dat Trouillard Van de Veldes leerkracht was aan het Stedelijk Instituut voor Sierkunsten en Ambachten in Antwerpen, en dat hij het was die de jonge Ronny in contact bracht met kunst.

Met uitzondering van het project Museum to Scale 1/7, een installatie van Wesley Meuris met honderd minimuseumzalen uitgewerkt door Belgische kunstenaars die langs Brussel, Florida, Rotterdam en Locarno reisde en een permanente plek heeft gekregen aan de Universiteit van Antwerpen, zijn de hoofdstukken nergens voorzien van een duidende tekst. Ze worden enkel aangekondigd met een titel (de naam van een tentoonstelling of plek), een locatie en een datum. Talloze foto’s tonen verzamelaars en kunstvrienden uit het netwerk van de galerie op al even talloze vernissages. Hun namen worden vermeld, maar daar blijft het bij. Iedereen wordt verondersteld te weten dat Linda en Guy Pieters en Sylvio Perlstein verzamelaars zijn, dat Bram Hammacher een kunstcriticus is, dat Hans Sonnenberg en Isy Brachot galeristen zijn, dat Leona Detiège voormalig burgemeester van Antwerpen was, en dat Charly Herscovici de oprichter is van de stichting die de nalatenschap van Magritte beheert. Bij de installatiebeelden, waaronder foto’s van de retrospectieven van Marcel Duchamp (1991), Francis Picabia (1993), Man Ray (1994) en Léon Spilliaert (1998-99), of van accrochages in de groepstentoonstelling About Collecting (1991), met werken uit de verzamelingen van Lieven Declerck, Reinhard Onnasch, Saltseller en Sylvio Perlstein, staan zelden de titels van de kunstwerken, iets wat voor vele mensen, nu of later, nochtans waardevol zou zijn geweest.

De inleidende tekst van auteur en antiquair Jan Ceuleers, compagnon de route van Van de Velde zoals Canonne dat voor Baronian is, verduidelijkt de opzet van dit boek niet. Naast enkele anekdotes, onder meer over een macrobiotische lunch waaraan zowel Ceuleers, Van de Velde als John Cage aanschoven, gaat de tekst summier in op het ontstaan van de galerie. Ceuleers prijst de galerist als hardwerkend persoon die het geluk heeft over ‘het oog’ te beschikken, met een sterke vrouw aan zijn zijde, en wiens leven volledig gewijd is aan kunst. Zelden neemt hij een dag vrij, en als gevolg daarvan slaagde hij erin naast een antiquariaat ook een galerie op te bouwen die incontournable werd in de stad Antwerpen.

Zowel Van de Velde als Baronian gaven mee vorm aan de naoorlogse kunstgeschiedenis van België. Naast intense samenwerkingen als galerist en handelaar met kunstenaars als Gilberto Zorio, Gilbert & George en Panamarenko, kwamen kunstwerken via hun bemiddeling terecht in de openbare collecties van publieke museale instellingen. Beide persoonlijkheden zijn verweven met een netwerk van kunstenaars, handelaars en verzamelaars uit alle hoeken van de kunstwereld. Dat duidelijker en explicieter in kaart brengen: het zou een fascinerende netwerkanalyse opleveren. Het gebrek aan context in beide boeken, net als het gebrek aan logica en structuur – het boek van Baronian is een assemblage van anekdotische gedachten en meningen, het boek van Van de Velde een uitdijende, chaotische fotogalerij – maakt dat de relevantie van deze privé-initiatieven, binnen maar ook buiten het Belgische en internationale kunstenlandschap, onderbelicht blijft.

Het is nochtans mogelijk om goede boeken te maken over galeries. In 1996 verscheen Wide White Space. Behind the Museum 1966-1976 onder redactie van Yves Aupetitallot, met een vrijwel volledige geannoteerde chronologische documentatie van alle kunstenaars en kunstwerken in de tentoonstellingen en projecten die plaatsvonden in de Antwerpse avant-gardegalerie van Anny De Decker en Bernd Lohaus. Het historisch overzicht wordt verrijkt door een register, door interviews met de oprichters en protagonisten, en door reproducties van recensies, illustraties van de uitnodigingskaarten, en affiches en foto’s van de tentoonstellingsopeningen. In 2006 vierde de Antwerpse Galerie Zeno X haar vijfentwintigjarige bestaan met een groepstentoonstelling en een goed gedocumenteerde catalogus, net als de herdruk van een gesprek dat in 1996 verscheen in Kunstforum International tussen galerist Frank Demaegd en de Zwitserse kunstcriticus Hans Rudolf Reust, samen met een tweede conversatie tussen beiden, maar dan tien jaar later. In 2016 verscheen een tweede, gelijkaardig volume (Zeno X Gallery. Antwerp 35), ditmaal met een korte tekst over het ontstaan en de geschiedenis van de galerie door de Antwerpse kunstcriticus Jos Van den Bergh. Voor een dergelijke onderneming moeten (kunst)historici, kunstenaars, journalisten of schrijvers bereid zijn om de geschiedenis van een galerie te bestuderen en te beschrijven, maar ze moeten ook het nodige vertrouwen krijgen van de protagonisten zelf, om archiefmateriaal te kunnen onderzoeken en om het verhaal met enige afstand te kunnen vertellen.

Deze boeken over zowel de Brusselse als de Antwerpse galerie werden voornamelijk gepubliceerd (en uiteraard ook gefinancierd) als een terugblik voor de hoofdrolspelers zelf, en als een relatiegeschenk voor hun verzamelaars en sympathisanten. Zoals Baronian zelf aangeeft in het voorwoord van Albert comme Baronian: het staat je vrij om dit boek niet te lezen. En net zo zal niemand je verplichten het fotoboek over Galerie Ronny Van de Velde te doorbladeren.

 

Xavier Canonne, Albert comme Baronian, Brussel, Ludion, 2022, ISBN 9789493039704; Ronny Van de Velde (red.), Galerie Ronny Van de Velde. Fragmenten uit leven en werken, Brussel, Ludion, 2022, ISBN 9789493039674. In Fondation CAB in Brussel loopt tot 25 november de tentoonstelling Quinquagesimum naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van Galerie Baronian.