Eulàlia Valldosera
Works: 1990 – 2000, de tentoonstelling van Eulàlia Valldosera in Witte de With, kan worden gezien als tegenhanger van de film Deux ou trois choses que je sais d’elle (1966) van Jean-Luc Godard, een visueel essay over de mutaties van het moderne leven en hun uitwerking op de mens. De film eindigt met een frontale opstelling van pakken wasmiddel in een landschap; een colonne van merknamen (Dash, Omo…) die de huishoudens in de jaren zestig zullen binnendringen. De vrolijke, kleurrijke wikkels in het licht van een zonnige dag, contrasteren des te sterker met het innerlijk van de heldin van de film: Juliette, een getrouwde vrouw met twee kinderen, wonend in een kale buitenwijk van Parijs, die we één dag lang bij haar bezigheden volgen, maar die we leren kennen door haar stille verzuchtingen…
De wasmiddelen verschijnen bij Valldosera in het donker. Zij laat het licht van een diaprojector schijnen op een plastic fles, waardoor op de muur een schaduw ontstaat in de vorm van een vrouw. Onpersoonlijke objecten, zoals een flacon afwasmiddel, ziet Valldosera als extensies van het lichaam, geladen met menselijke energie. Daarvan wil ze ons terug bewust maken. Ze verzet zich tegen het idee dat we minder gehecht zouden raken aan dingen. In haar werk in uitvoering Interviewing Objects (gestart in 1999) praten mensen bijvoorbeeld over hun emotionele band met bepaalde voorwerpen.
Bij Godard heet het: “Als we aan dingen meer aandacht schenken dan aan mensen, dan is dat omdat die dingen meer leven.” Bij Valldosera krijgen de dingen een ander leven. Een grote hoeveelheid peuken wordt een vloertekening van een vrouwelijke torso (The World’s Navel, 1990-91). Van opzij aangelichte glazen op roterende draaitafels creëren een schaduwspel dat in drie episodes een liefdesgeschiedenis vertelt (Love’s Sweeter than Wine, 1993-94). In draaiende spiegels komen meubels aanzweven of verdwijnen ze uit zicht; elders in de ruimte staan ze tastbaar voor ons (Provisional Home, 1999; het werk verwijst naar de droom van Vulcanus die objecten, louter door zijn geest erop te richten, naar zich toe kon laten vliegen).
Valldosera’s expositie bestaat uit reconstructies van environments uit de afgelopen jaren, uit kleurenfoto’s die als het ware sporen vastleggen van performances zonder publiek, en uit het werk Interviewing Objects. Op de tweede verdieping kunnen we het vrouwelijk lichaam volgen in zijn ontmoeting met de (vijandige) omgeving. Zo verschijnen in The Fall. Out of the Frying Pan into the Fire (1996) geprojecteerde, langs de wanden dwalende beelden van een man en een vrouw in een appartement bij nacht, vermengd met de schaduwen van voorwerpen. Het paar omarmt elkaar, laat elkaar los en dan, plotseling, is er het geluid van een klap en een lichaam dat valt. Op de derde verdieping beland je echt binnen, in de wereld van het huis, waar het erop aan komt de kwade geesten te bezweren en de goede te vriend te houden. Je betreedt hier onder meer een toilet met een poëtisch dubbelportret van flirtende tieners.
Volgens Sandra Grant Marchand is Valldosera’s thema de “verkenning van de notie van domestieke ruimte als metafoor voor psychische ruimte”. Een constante in deze tentoonstelling is alleszins het onderzoek naar de (conventionele) habitat van de vrouw. Valldosera vertelde me zelf dat Spanje op het gebied van de seksuele moraal en de vrouwenemancipatie achterop loopt – de ruimte voor de vrouw is er beperkt. Vandaar misschien dat ze in schriftelijke commentaren bij haar werk af en toe zwaar uit de hoek komt. In de tentoonstelling valt echter de lichtheid van het werk op. De habitat van de vrouw blijkt een ruimte met een groot sensueel potentieel. Daarbij slaagt Valldosera erin om de (vaste) constellaties waartoe dingen behoren als een breiwerk uit elkaar te halen, en nieuwe, verrassende verbanden te scheppen. Mujer Botella (1993-95) is een voorbeeld: we zien een foto van een bed met daarop een vrouw als fles. Is dit een droombeeld? Ziet deze vrouw zichzelf zo, of toont ze hoe ze eruit ziet in de ogen van anderen?
Works: 1990 – 2000 is een inspirerende tentoonstelling omdat de kunstenaar het instinctieve in onze omgang met de wereld weet over te dragen. Het is veelzeggend dat zij de resultaten van haar onderzoek in een wereld van schaduwen onderbrengt. Dit is wellicht haar antwoord op de huidige verzadiging van de culturele ruimte door het beeld (Fredric Jameson); het beeld dat in het volle licht verschijnt. Valldosera is naar de wereld van de schaduwen uitgeweken (een wereld waartoe overigens ook andere Spaanse kunstenaars zoals Cervantes, Goya en Bunuel zich aangetrokken voelden). Zij heeft het medium van de projectie opnieuw uitgevonden en naar haar hand gezet.
• Eulàlia Valldosera, works: 1990 – 2000 loopt nog tot 3 december in Witte de With, Witte de Withstraat 50, 3012 BR Rotterdam (010/411.01.44)