width and height should be displayed here dynamically

For the blind man in the dark room looking for the black cat that isn’t there

Met deze lange titel opende De Appel het tentoonstellingsseizoen in haar nieuwe onderkomen in de voormalige jongensschool aan de Jacob van Campenstraat in Amsterdam. Tot eind maart loopt er de expositie die de Amerikaanse curator Anthony Huberman in samenwerking met De Appeldirecteur Ann Demeester maakte. Het is een afwijkende tentoonstelling die niet helemaal voldoet aan de verwachtingen, wat voor de curator tamelijk desastreuze gevolgen kan hebben.

De opzet voor de expositie is afkomstig van Huberman. Met de lange titel haalt hij een uitspraak van Charles Darwin aan, die het onvermogen wilde schetsen van de abstracte wetenschapper die – en dit in tegenstelling tot de empirische onderzoeker die Darwin zelf was – niet van concrete en waarneembare gegevens uitging. Huberman wil hier nu vermijden om het kunstwerk als zichtbaar artefact te presenteren, als bron van kennis. De titel is bedoeld als metafoor voor de positie waarin hij het publiek wil brengen, vergelijkbaar met die van de wiskundige die datgene waarover hij nadenkt niet kan waarnemen. Hubermans streven is erop gericht kennis in twijfel te trekken. Hij wil ervaringen van het niet-kennen teweegbrengen en – in het verlengde hiervan en in zijn eigen woorden – de niet-kennis bij het publiek vergroten.

Huberman lichtte in Amsterdam zijn ideeën over tentoonstellingsformats toe, in een lezing op de dag na de opening. Ervaringen met het maken van exposities deed hij op als medewerker bij het Sculpture Center en PS 1, beide in New York, en nadien ook als curator bij Palais de Tokyo in Parijs. Na zijn aanstelling in 2008 als chief curator bij het Contemporary Art Museum in St. Louis ontwikkelde hij een meer structureel concept voor zijn exposities. Wat zijn ideeën precies behelzen, blijkt voor een deel uit wat hij met zijn exposities níet nastreeft. Huberman wil geen solo-overzichten aanbieden en evenmin groeps- of thematentoonstellingen samenstellen. Zijn afkeer hiervan hangt samen met zijn weerzin tegen het uitleggen van kunst, waarbij vooral tekstborden hem tegen de borst stuiten. Ook verafschuwt hij de geforceerde wijze waarop kunst aan een bepaald thema wordt gekoppeld. Hij is voorstander van een snelle en flexibele manier om kunst te tonen en van het samenwerken met kunstenaarscollectieven en non-profitkunstorganisaties, zoals in dit geval De Appel.

Op het eerste gezicht lijken in De Appel Jongensschool de preferenties van Huberman te zijn gevolgd. Vestibule, gangen, lokalen en bezemhokken zijn voor de expositie benut, de wanden zijn volgens zijn wens volkomen tekstloos gehouden. Het publiek wordt echter niet helemaal onvoorbereid de school ingestuurd. Buiten de onhandig grote catalogus die Huberman in samenwerking met Will Holder maakte, biedt De Appel iedere bezoeker een gratis boekje waarin (toch) tekst en uitleg over de werken is afgedrukt.

Mede op grond van die informatie blijken de gepresenteerde kunstwerken diverse vragen over de betekenis en zin van leven en kunst te stellen. Tot de hoogtepunten behoren de humoristische werken van Fischli & Weiss. Als rat en panda leverden ze zich in The Right Way uit 1983 over aan een filmavontuur, en in hun Order and Cleanliness uit 2003-09, brachten ze de mogelijkheden van hun levenswegen in kaart. Ook de nachtelijke tocht door het Metropolitan Museum die het duo Nashashibi/Skaer met behulp van een zaklantaarn filmde stemt tot nadenken, evenals de bizarre foto’s van de tot nu toe onbekende Bruno Munari (1907-1998) die zichzelf omstreeks 1950 vastlegde in de raarste houdingen in een kantelende fauteuil: Seeking Comfort. Van de keuzen die vermoedelijk door Demeester zijn gemaakt, verrasten Coal and Lace Trolley uit 1969, een vroeg werk van Ger van Elk, en het gefilmde, hilarische verslag van het Belgische duo Bryssinck en Peeters over een (mislukt) kunstproject in Mexico.

De keerzijde van de door De Appel geboden informatie is natuurlijk wel dat het onmogelijk is om het door Huberman beoogde resultaat te meten: het vergroten van de niet-kennis bij het publiek. En het blijft niet bij het vervallen van deze ene intentie. Ook de wijze waarop de expositie is samengesteld stemt niet overeen met Hubermans oogmerken. De tentoonstelling lijkt namelijk toch verdacht veel als thematentoonstelling in elkaar te zijn gezet. Voor het samenbrengen van de kunstwerken moet ook hier een concreet plan zijn gevolgd. Daarvoor blijkt zelfs een onderzoeksvoorstel te zijn ingediend dat door de Andy Warhol Foundation met een beurs (28.000 dollar) is gehonoreerd. Volgens het rapport bij de subsidietoekenning verplichtte Huberman zich daarbij om onderzoek te doen in archieven (onder andere in die van de wiskundige Kurt Gödel), in bibliotheken (naar vroege publicaties over rariteitenverzamelingen en wonderkamers), en om reizen te ondernemen naar New York en Europa waar overleg was gepland met kunstenaars, collega-curatoren en met wetenschappers buiten de kunsten.

Hoewel de expositie op zich dus wel degelijk een en ander te bieden heeft, mede dankzij de selectie kunstwerken, heeft Huberman enkele van zijn belangrijkste intenties ondergraven en geeft het subsidierapport pijnlijk duidelijk aan dat hij er niet in geslaagd is zijn ambitieuze plan waar te maken. Van de geplande locaties zijn bijvoorbeeld Berlijn, Parijs en België komen te vervallen. Misschien zijn die ingeruild voor Amsterdam en Lissabon? Je komt het niet aan de weet. Ernstiger lijkt me het achterwege laten van verklaringen voor het uitblijven van de in het rapport aangekondigde verslaglegging van zijn onderzoek en overleg. In plaats van de resultaten van de voorgenomen studies (naar Gödel blijkt helemaal geen onderzoek te zijn verricht) en gedachtewisselingen, is de al even genoemde grote catalogus uitgebracht. In dat onhandige boek dat het midden houdt tussen een strip- en kinderboek is wel een heel schrale verzameling van lukraak geplukte tekst- en beeldfragmenten over kennis en niet-kennis bijeengebracht. Het lijkt aannemelijk dat dit povere resultaat mede heeft bijgedragen aan het misnoegen van de directie van het Contemporary Art Museum in St. Louis, waar als consequentie thans zelfs het ontslag van Huberman wordt overwogen.

 

For the blind man in the dark room looking for the black cat that isn’t there was reeds te zien in het Contemporary Art Museum St. Louis (VS) en het ICA London, en loopt thans tot 28 maart 2010 in De Appel, Eerste Jacob Van Campenstraat 59, Amsterdam. In mei reist de tentoonstelling naar Culturgest, Lissabon.