width and height should be displayed here dynamically

Sturtevant. The Razzle Dazzle of Thinking

In het kader van de postmoderne opvattingen van de jaren 80 experimenteerden talrijke kunstenaars met wat men gemeenzaam appropriation is gaan noemen, ofwel het zich toe-eigenen van andermans werk door het te fotograferen of het na te maken. Aangezien originaliteit een modernistische mythe is, verwijst elke afbeelding naar een andere afbeelding en is elk kunstwerk een kopie van een kopie.

Kunstenaars als Sherrie Levine, Richard Prince en Mike Bidlo gebruiken deze strategieën om clichés te doorprikken en aan te tonen dat deze zogenaamde originele kunstwerken ook berusten op voorbeelden en conventies, die wat betreft ras, klasse, geslacht en seksuele geaardheid ideologisch bepaald zijn. Voorlopers van deze ‘toe-eigening’ worden gezien in het werk van Marcel Duchamp, die de Mona Lisa baard en snor aantekende (LHCOQ, 1919), en Robert Rauschenberg, die een tekening van Willem de Kooning uitgomde (Erased De Kooning Drawing, 1953).

Maar de oudste, meest consequente en merkwaardig genoeg minst gekende vertegenwoordiger van de appropriation art is ongetwijfeld de Amerikaanse Elaine Sturtevant (Ohio, 1930) die sinds de jaren 60 kopieën maakte naar werk van onder anderen Marcel Duchamp, Jasper Johns, Frank Stella, Joseph Beuys en uiteraard Andy Warhol, van wie ze reeds in 1969 zijn Flowers in haar oeuvre opnam. In 1972 maakte ze een remake van de film Empire. Op elke vraag die Warhol kreeg over het technische aspect van zijn werk antwoordde hij steevast dat hij daar niets van kende en ‘dat men dat beter aan Sturtevant kon vragen’. Op haar tachtigste krijgt ze eindelijk een belangrijke tentoonstelling in Parijs, waar ze al jaren woont.

In tegenstelling tot de latere appropriation-kunstenaars is het er haar echter niet om te doen de notie van originaliteit te ontluisteren, maar integendeel om het origineel dat door zijn ‘roem’ verworden is tot een cliché, nieuw leven in te blazen. Haar werken beschouwt ze dan ook als originele creaties. De replica is voor haar een kritische oefening. Haar retrospectieve in Frankfurt (MMK, 2004) kreeg dan ook als titel The Brutal Truth. ‘Ik gebruik kopieën van kunstwerken als katalysator om de onderliggende betekenis van het originele werk te reveleren. De geldigheid en de waarachtigheid van deze onderliggende betekenis was verrassend. Maar ook beangstigend in de mogelijke consequenties ervan, namelijk dat de originaliteit van het werk wel eens zeer beperkt zou kunnen zijn.’

Als introductie tot de tentoonstelling toont het museum bij de ingang onder de titel Elastic Tango (2010) een compilatie van Sturtevants belangrijkste videowerken, waaronder The Dark Threat of Absence / Fragmented and Sliced (2002), een verwijzing naar The Painter van Paul McCarthy.

De tentoonstelling begint met een gordijn van lampen dat verwijst naar het werk van Gonzalez-Torres, dat hier, ontdaan van zijn zowel autobiografisch als fetisjistisch karakter, wezenloos achterblijft. Verder zijn er een Beuys Fat Chair (1993) en de schilderijen Haring Untitled (1987) en Stella Union Pacific (1989).

Indrukwekkend is de reconstructie van de installatie die Marcel Duchamp maakte voor de Première exposition internationale du surréalisme, een tentoonstelling die hij in 1938 in Parijs organiseerde. Hiervoor hing hij boven een kolenvuur 1200 jutekolenzakken aan het plafond. Deze installatie, aangevuld met replica’s van zijn meest gekende readymades of objets-trouvés, waaronder het urinoir, de sneeuwschop en het fietswiel, roept wel degelijk vragen op over de pertinentie van dit werk heden ten dage, als men weet dat Marcel Duchamp al zijn gevonden voorwerpen verloren had en er pas in de jaren 60 replica’s op verschillende exemplaren van maakte, waardoor elk museum voor moderne kunst dat zichzelf respecteerde zijn eigen Duchampkamer kon inrichten. In Parijs alleen al zijn er twee (Centre Pompidou en Fondation Maillol) en met deze van Sturtevant erbij is er nu tijdelijk nog een derde.

Naast pure reproductie maakt Sturtevant ook allusies op bekende werken van hedendaagse kunstenaars. Haar House of Horrors (2010), dat ze speciaal voor deze tentoonstelling realiseerde, is een echt spookhuis waar men met een treintje door rijdt. Naast de verplichte geraamten en spinnenwebben plaatst ze er ook beelden die rechtstreeks verwijzen naar onder andere het werk van Damien Hirst en Paul McCarthy. Uiteraard is dit allemaal erg tongue in cheeck en, waar de kitsch zichzelf als kitsch en niet meer als conceptuele kunst presenteert (een simulacrum van kitsch is een non-sens), zelfs beter dan het origineel. Het grote verschil tussen Sturtevant en de latere ‘appropriationisten’ is dat zij niet de vorm van het kunstwerk imiteert om het een nieuwe (ideologische) betekenis te geven, maar ook de inhoud, of het gebrek eraan. Hierdoor wordt haar werk alleen maar schrijnender. In plaats van een voorloper van de appropriation art, zou ze ook wel eens een late volgeling van Greenberg kunnen zijn.

 

Sturtevant. The Razzle Dazzle of Thinking loopt tot 25 april in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris, 11 avenue du Président Wilson, 75116 Parijs (01/53.67.40.00; www.mam.paris.fr).