width and height should be displayed here dynamically

Formats for living

De recent verschenen ARCAM-pocket Formats for Living, contemporary floor plans in Amsterdam is een monografische studie in enge zin: bestudeerd zijn de plattegronden van de woningen die in de afgelopen tien jaar in Amsterdam gerealiseerd zijn en die sinds 1992 door de Stedelijke Woningdienst in jaarboeken worden gepresenteerd. ARCAM vroeg zes commentatoren een selectie van ongeveer 15 plattegronden te maken en hun keuze toe te lichten. In tegenstelling tot de jaarboeken van de Stedelijke Woningdienst zijn in de ARCAM-pocket alle plattegronden op uniforme wijze getekend en op schaal 1:200. Een mammoetklus die voor de lezer het vergelijken echter uiterst eenvoudig maakt. De enige kink in de kabel is het kleine formaat van de ARCAM-pockets. Het commentaar en de afgebeelde plattegronden staan daardoor meestal pagina’s van elkaar verwijderd en belangrijke gegevens als opdrachtgever en vloeroppervlak van de woning zijn achterin de pocket verzameld. De indruk van een ‘overvolle’ pocket wordt nog versterkt door het aantal medewerkers. De zes commentaren worden voorafgegaan door een introductie en twee inleidende essays.

De commentatoren hadden het niet makkelijk. Ze verzuchten dat middelmaat troef is en konden met moeite vijftien goede plattegronden per jaar bijeensprokkelen. In hun toelichting mochten ze geen enkel beroep doen op circumstantial evidence. Tot onvrede van de meesten en met name architecte Vera Yanovshtchinsky. Zij zegt nog net niet dat ze het een onzinnige onderneming vindt om over een plattegrond te praten, en daarbij de context van het woonblok, de ontsluiting en de stedenbouwkundige ligging buiten beschouwing te laten. Toch schuilt de zeggingskracht van dit boekje juist in deze strikte benadering. Het boek stelt de blik scherp op de gebruiksmogelijkheden van de plattegrond.

Hoe moeilijk het ontwerpen van een goede plattegrond is voor een onbekende toekomstige bewoner (het aantal privéhuizen in de selectie is schaars) blijkt alleen al uit de ligging en het oppervlak van de keuken. Iemand wiens kooktalent zich beperkt tot het opwarmen van diepvriespizza’s stelt andere eisen dan een kookfanaat die permanent eters over de vloer heeft. In ieder geval zal de laatste groep het eens zijn met architecte Liesbeth van der Pol die zich kritisch uitlaat over de populariteit van de zogenaamde ‘natte cel’, een centrale kern voor de sanitaire voorzieningen en de keuken, die de woning een schijnbaar vrije indeling geeft. De keuken is in een dergelijk geval verworden tot een gang tussen voor- en achterkamer waar nog geen keukenkast kan staan.

Naast de populariteit van de centrale kern is het opvallend hoeveel architecten verzot zijn op vides. De vide lijkt wel symbool te staan voor ruimtelijke kwaliteit; de luxe van de overvloed. Hetzelfde geldt voor een grote woonkamer, het liefst met een zichtas over de hele diepte van het pand. Hoe groter het huis, hoe buitenproportioneler de woonkamer. Met deze interpretaties van ‘ruimtelijkheid’ zal niet elke bewoner blij zijn. Wie thuis werkt of kinderen heeft, is meer gebaat bij extra kamers van fatsoenlijke afmetingen, al zijn de woningen die de commentatoren selecteerden vrijwel allemaal bovengemiddeld groot zodat niet op een vierkante meter meer of minder hoeft te worden gekeken.

In Formats for living wordt het neusje van de zalm getoond en kritisch besproken. Als hier de gebruiksmogelijkheid soms al flink te wensen overlaat, hoe moet het dan gesteld zijn met de bulk van de Amsterdamse woningbouw? Niet bijster goed, zo blijkt uit de inleiding van Marinus Oostenbrink (werkzaam bij de Stedelijke Woningdienst). Terwijl de vraag naar een groot woonoppervlak met vier kamers het grootste is, bouwt de markt al jaren lang woningen van rond de 100 m2 met een open plattegrond die veel ruimte lijkt te bieden maar te weinig kamers heeft. In de sociale huursector is de oppervlakte nog krapper bemeten en is het aantal driekamerwoningen sterk toegenomen. Oostenbrink breekt een lans voor meer neutrale en daarmee duurzame woningen. Gelijkwaardigheid van de kamers laat volgens Oostenbrink veel meer keuzevrijheid aan de bewoners; ze kiezen zelf waar ze willen slapen, wonen of werken. Formats for living laat van de zelfgenoegzaamheid van architecten en ontwikkelaars, die vooralsnog elke woning kunnen slijten op de volledig overspannen Amsterdamse woningmarkt, weinig heel.

 

• Maarten Kloos en Dave Wendt (red.), Formats for living. Contemporary floor plans in Amsterdam, uitgegeven in 2000 door ARCAM en Architectura & Natura Press in Amsterdam, ISBN 90-71570-99-1.