Fotografie en realisme in de 19de eeuw
Bij de tentoonstelling Fotografie en realisme in de 19de eeuw in Gallery Ronny Van de Velde hoort een gelijknamige verzorgde en toegankelijke publicatie van de hand van Herman Van Goethem. Centraal staan 182 foto’s van de stad Antwerpen in de periode 1847-1880, voornamelijk van de hand van Edmond Fierlants (1819-1869). Van Goethem schetst eerst een geschiedenis van de 19de-eeuwse fotografie in Antwerpen, die hij contrasteert met de geschiedenis van de fotografie in het algemeen en terugkoppelt naar het toenmalige debat over de artistieke verdienste ervan. Het tweede deel is een verzameling historische evocaties van het leven in Antwerpen in die periode. Alleen een appreciërende bespreking van de foto’s zelf lijkt te ontbreken.
De foto’s werden in 1860 in opdracht van het Antwerpse stadsbestuur gemaakt door de Brusselaar Edmond Fierlants. Door stadsuitbreiding en –sanering zou de middeleeuwse stad immers verdwijnen en wat beter gedaan dan de oude situatie, gebouwen en monumenten ten minste fotografisch te bewaren. In Frankrijk hadden fotografen als Baldus, Le Secq en Le Gray die weg gewezen, eveneens in opdracht van ministeries of industriëlen. Men denke ook aan het Parijs tijdens Haussmann, dat uitgebreid gedocumenteerd zou worden door Charles Marville, of aan de befaamde Mission héliographique, een opdracht van Monumentenzorg om het Franse architecturale patrimonium fotografisch vast te leggen.
Welke stad verschijnt in de foto’s van Fierlants? Uit welke verbeelding putten ze? Hoe onderscheidt de fotografische stad zich van de geschilderde en getekende versies? Die vragen komen in dit boekwerk eigenlijk niet aan bod. Dat is een gemiste kans, niet het minst omdat de antwoorden aansluiting zouden kunnen vinden bij een populaire interesse voor het lokale verleden dat samengaat met een notoir stedelijk zelfbewustzijn. Is er in Vlaanderen een stad die zo vaak haar trots en schaamte uitspreekt als Antwerpen?
Fierlants dramatiseert zijn onderwerp. Dat doet hij door de gebouwen te isoleren en ze aan de context van dat ogenblik te ontrukken. “Hij brengt perfect in beeld waar onze blik zich al kijkend op richt, terwijl al het omringende onverbiddelijk wordt geëlimineerd,” stelt Van Goethem. De straten zijn erg netjes – heeft hij zelf de paardenmest uit het blikveld verwijderd, vraagt de auteur zich af – en zelden zijn er mensen in beeld. Dat gebeurt niet om de concentratie louter op het architecturale oppervlak van de gevel te richten, maar om een ruimte rond het onderwerp te creëren. Soms is dat een deelruimte, een toegang tot andere ruimtes. Een binnenplaats met varkensstal, een open raam, een wenteltrap, of een stadspoort met zowel zicht op de brug ervoor als op de straat erachter. Vaak staat ergens een deur open. Die constructie, van zowel zichtbare als gesuggereerde plaatsen, geeft, net zoals het zich schuin opstellen ten opzichte van het onderwerp, een dynamiek in de beeldruimte. Het geeft richtingen aan waarin ze doorlopen kunnen worden. Het samenvallen van de grafische begrenzing, de randen van het beeld, met de randen van een architecturale ruimte maken het beeld tot een decor.
Fierlants fotografeert niet als een bouwkundige, ter documentatie van een zo franjeloos mogelijk gepresenteerde, transparante structuur. Hij dramatiseert de ruimte meer als een romanticus. Bij zo’n aanpak verwacht men personages in beeld, om samen met het decor een scène te vormen. Die zijn, zoals eerder vermeld, niet aanwezig. Een uitzondering zijn de stadswachters aan de Kipdorppoort. Toeval? Er is nochtans een verklaring te bedenken, die ook door Van Goethem wordt gegeven: de wachters waren, samen met de poort, gedoemd te verdwijnen. Ze mochten op de foto omdat ze weldra tot het verleden zouden behoren. Fierlants ensceneert een verleden. Wat hij fotografeert, is niet zomaar een gebouw of een buurt met een geschiedenis, maar een historische scène. Om dat besef van historische waarde in het beeld te integreren, moet het worden ontdaan van zijn eigentijdse details, die zich niet laten idealiseren. De foto’s willen teruggrijpen naar een monumentaler verleden, niet naar de al te actuele sloppenwijken. Zoiets lukt niet met paardenvijgen op de straatstenen.
De auteur prijst Fierlants voor de poëtische kracht van zijn foto’s, die zijns inziens vooral voortspruit uit een vermogen om te focussen op de essentie van het onderwerp en het bijkomstige te elimineren. Dat sluit mooi aan bij een picturale schoonheid die vele fotografen, vaak met een schildersopleiding, nastreefden. Het doet echter weinig recht aan een meer mediumspecifieke, minder poëtische esthetiek die zich toen ook manifesteerde, een esthetiek die zich niet louter ophield binnen de grenzen die oudere representationele conventies in de mogelijkheden van de fotografie aftekenden. Een van Fierlants’ foto’s – in het boek als minder geslaagd beschouwd – toont dit ander beeld van de stad. Niet alleen de (onvrijwillig?) vage impressie van een aantal visvrouwen, maar ook de in het perspectief samengedrukte straten en gebouwen, de in steigers staande toren van de Sint-Pauluskerk en het, door het lage camerastandpunt, ontbreken van een zichtbaar straatoppervlak, tonen een complex, onrustig en dynamisch geheel. Hier spreekt een andere visuele retoriek dan die van een theaterstad uit het verleden, wachtend op gefantaseerde figuranten. De levendigheid en de dynamiek van de foto spruiten voort uit het, al dan niet door de omstandigheden opgedrongen, niet willen toegeven aan rust en schoonheid. De kwaliteit ligt dan niet in het zo naadloos mogelijk laten aansluiten bij overgeleverde compositionele vaardigheden en andere gerespecteerde conventies, maar in het feit dat de ternauwernood bedwongen chaos van nog te ontdekken details toch zijn plaats vindt. De schimmige sporen van voorbijgangers zijn geen tekens van een gebrekkig procédé, maar weerspiegelingen van uit te buiten mogelijkheden voor de speurende blik.
• Fotografie en realisme in de 19de eeuw, Antwerpen: de oudste foto’s 1847-1880 door Herman Van Goethem werd in 1999 uitgegeven door Pandora & Ronny Van de Velde, IJzerenpoortkaai 3 in 2000 Antwerpen (03/216.30.47). ISBN 90-5325-176-6