width and height should be displayed here dynamically

Freespace

Met Freespace is de architectuurbiënnale van Venetië aan zijn zestiende editie toe. Het is verwonderlijk dat er pas voor de tweede maal vrouwelijke curatoren aan het roer staan; enkel Kazuyo Sejima deed het hen in 2010 voor. Yvonne Farrell en Shelley McNamara leiden samen Grafton Architects, dat ze oprichtten in 1978. Beiden gaven haast veertig jaar les aan het University College Dublin, en waren gastdocent aan hooggewaardeerde architectuurscholen.

De twee architectes baseerden de biënnale op hun ‘Freespace Manifesto’. Met het manifest — acht zinnen lang — zetten ze het neologisme freespace uiteen als een aanmoediging om gevestigde denkpatronen te herbekijken, om ‘oplossingen te bedenken waarin architectuur voorziet in het welzijn en de waardigheid van elke burger van deze fragiele planeet’. Het begrip gaat echter alle kanten uit: van mentale ruimte, over de actieve impuls, tot de fysieke ‘vrijplaats’. Het problematische containerbegrip vertaalt zich dan ook naar een tentoonstelling van praktijken die aan de term erg uiteenlopende invullingen geven.  

Opvallend is de keuze om de Gouden Leeuw voor ‘Lifetime Achievement’ uit te reiken aan Kenneth Frampton, die zijn grootste faam verwierf met zijn essay Towards a Critical Regionalism (1983). De curatoren beklemtonen voortdurend het belang van geschiedenis, verwijzen in de biënnale verschillende keren naar Framptons regionalisme, en benadrukken het belang van generositeit en humaniteit.

Voor de hoofdtentoonstelling in het centrale paviljoen van de Giardini en de Corderie van het Arsenale nodigden de curatoren zowel praktiserende architecten als theoretici en historici uit. De curatoriële insteek komt al snel onder druk te staan bij het betreden van het centrale paviljoen. Zo is het uiterst verwonderlijk dat Atelier Peter Zumthor met een collectie maquettes een van de meest zichtbare plekken betrekt — de enige zaal waarvoor men moet aanschuiven. Het werk van Zumthor lijkt niet direct sociaal of politiek geïnspireerd en toont hier niet veel meer dan een boeiend onderzoek naar vorm en materialiteit. Het werk onder de geladen term freespace schuiven vereist echter toch meer uitleg dan ‘The process of finding the right form is full of insecurities, of despair, pleasure and joy. And it needs Freespace to move and think.’ Gelijkaardige bedenkingen kunnen bij veel andere inzendingen worden gemaakt, zoals de analyse van drie religieuze bouwwerken van Sigurd Lewerentz, de uitvergrote schets van Paulo Mendes da Rocha en de herneming van Scarpa’s Quattro progetti per Venezia uit 1972. Deze bijdragen tonen erg boeiende architectuurpraktijken, echter zonder veel maatschappelijk engagement.

De hoofdtentoonstelling bevat tevens twee ‘special projects’: thematisch gecureerde projecten, waarbij de twee curatoren niet alleen de deelnemers uitnodigen, maar hen ook een specifieker onderwerp aanreiken. Een daarvan is Close Encounter, in het hart van het centrale paviljoen. De curatoren vroegen zestien bureaus om elk een interpretatie te presenteren van een geselecteerd historisch project. De expositie omvat onder meer ontwerpen van usual suspects Eileen Gray, Luis Barragán, Jean Prouvé en Auguste Perret. Opnieuw staat hier het begrip generositeit centraal. Ruimtelijke configuraties, lichtinval of materiaalgebruik van de respectievelijke projecten worden uitgelicht aan de hand van grote schaalmodellen, gebouwfragmenten of interpretaties.

Enkelingen in het centrale paviljoen grijpen de stad aan als locus van freespace en positioneren zich in een maatschappelijk debat. Zo presenteert B.I.G. het project Humanhattan, waarin het laaggelegen gedeelte van New York wordt beschermd tegen de gevolgen van de klimaatopwarming door een lang parkgebied. Crimson Architectural Historians tonen met A City of Comings and Goings een engagement met migratieproblematieken en een onderzoek naar het omzetten ervan in opportuniteiten voor de samenleving. Amateur Architecture Studio onderzoekt freespace dan weer letterlijk door nieuwe prototypes te ontwikkelen vanuit ‘restruimtes’ in Hangzhou, China.

Niet zozeer de presentatie, als wel de inhoud van de bijdrage Useless Ever People: Caritas for Freespace van architecten de vylder vinck taillieu (i.s.m. BAVO en Filip Dujardin) is erg sterk. Met de inzending wonnen ze een Zilveren Leeuw voor jong en beloftevol werk. Op metershoge foto’s van Filip Dujardin, gemonteerd op een houten constructie, wordt hun interventie in het psychiatrisch ziekenhuis te Melle gerepresenteerd: een voormalige villa die aan de hand van minimale ingrepen tussen een ruïneuze en gerenoveerde toestand wordt gefixeerd. Er werd geen concreet programma aan het gebouw gekoppeld, zodat het personeel en de patiënten de plaats met een grote vrijheid kunnen beleven.

Hoewel in het langgerekte gebouw van de corderieën niet veel anders mogelijk is dan een lineaire opeenvolging van presentaties, lijkt, net zoals in het centrale paviljoen, ook hier de volgorde volstrekt willekeurig. Opnieuw is de keuze van deelnemers bedenkelijk: projecten met een uitgesproken sociale inzet zijn eerder schaars. Zo is het eindpunt van de lange ruimte een nogal banale installatie van Valerio Olgiati; een cluster witte kolommen die ‘in dialoog’ gaan met het gebouw. Interessanter is het scala aan tentoonstellingsstrategieën die gebruikt worden. Zo weet Marie-José Van Hee met weinig middelen — een lichtpeertje, een lessenaar met twee boeken, twee banken die ze voor de galerie Maniera ontwierp en twee foto’s van haar tuin door Dirk Braeckman — een rustpunt in de eindeloze reeks deelnemers te bieden, en zeer fijnzinnig te evoceren waar haar architectuur om draait.

Een tweede ‘special project’ is the Practice of Teaching, waarin de curatoren een pleidooi houden voor de uitwisseling van ideeën met studenten, om op die manier ook de erfenis van het gedachtegoed te verzekeren. Verspreid over de Corderie levert het ankerpunten op waarbij de titel Freespace terug enige relevantie krijgt. Architecten als Jonathan Sergison, Aires Matteus en Mario Botta vertellen over hun verhouding met de praktijk van het doceren, of tonen werk dat ze in samenwerking met studenten realiseerden

De nationale paviljoenen bevatten in verhouding veel interessante en vooral meer kritische projecten. Zo vergelijkt het paviljoen van Uruguay een historisch gegroeide met een recent ontworpen gevangenis, onderzoekt het paviljoen van Israël de heilige sites die door verschillende religies worden gedeeld, en verhoudt het Zwitserse zich kritisch tot de ingeburgerde praktijk van ongemeubelde architectuurfoto’s. De Verenigde Staten benaderen de Dimensions of Citizenship op zeven (!) schaalniveaus, wat resulteert in een boeiend, maar nogal uitvoerig verhaal te midden van de veelheid aan paviljoenen. België toont met Eurotopie, door Traumnovelle en Roxane Le Grelle, een lege blauwe arena en kiest in de begeleidende tekst duidelijk voor (een nieuw) Europa. Opvallend veel landen tonen onderzoek of (kritische) installaties, en er is bijgevolg betrekkelijk weinig ‘gebouwde architectuur’ te zien.

Op zich zijn er (zoals steeds) behoorlijk wat interessante inzendingen, maar als totaalbeeld levert de hoofdtentoonstelling in deze biënnale niet veel op. Het is jammer dat de verschillende insteken – freespace als gedachtegoed en creativiteit, als publieke ruimte, als ruimte voor kennisdeling – onvoldoende worden gearticuleerd en weinig met elkaar in verband worden gebracht. Als titel en manifest wekt Freespace veel verwachtingen, maar als biënnale gaat het over veel te veel dingen tegelijk. Hierdoor boet de biënnale aan inhoudelijk scherpte in. De manier waarop in tijden als deze op zulke luchtige wijze wordt omgesprongen met een geladen begrip als freespace, is teleurstellend en zelfs irritant.

 

• Freespace, de zestiende internationale architectuurbiënnale, tot 25 november in de Biënnale van Venetië, Venetië.