Goda Palekaité / Quinsy Gario
‘The Institute of Things to Come’, opgericht door curator Valerio del Baglivo en kunstenaar Ludovica Carbotta, schuift elk jaar een thema naar voren op basis waarvan kunstenaars worden uitgenodigd een tentoonstelling te maken, gecombineerd met een programma van lezingen, publicaties en workshops. De klemtoon van het project ligt op fictocriticism: het gebruik van fictie en speculatie als methode om bepaalde sociale mechanismen te bekritiseren, waarbij het in veel gevallen gaat om kritiek vanuit feministische of antikoloniale hoek. In Kunsthal Gent zijn tentoonstellingen van Goda Palekaité (1987) en van Quinsy Gario (1984) te zien. Beide kunstenaars bieden een intelligente, verrassende blik op de omgang met geschiedenis. Het onderwerp dit jaar is ‘The Convention of Restorative Anatomy and Prosopopeia’, welklinkend maar enigszins weinigzeggend. Centraal staat een kritiek op ‘othering’: de beoordeling van iedereen die niet binnen de dominante normatieve kaders past als ‘de ander’ of ‘afwijkend’. Via de stijlfiguur prosopopeia, waarbij een imaginaire of afwezige figuur, of een abstracte entiteit, een stem wordt gegeven, pogen de kunstenaars deze binaire visie aan te kaarten en te herzien.
Palekaitė creëerde in het Oud Huis, een kapel met een origineel fresco uit de vijftiende eeuw, de expositie The Strongest Muscle in the Human Body is the Tongue. Met de titel wordt de kracht van het vertellen van verhalen benadrukt. De kunstenaar onderzoekt hoe vrouwen erin slaagden om daarmee een eigen, vrije ruimte te verwezenlijken. Daarnaast heeft de tong een seksuele connotatie. Deze twee thema’s vormen samen de rode draad van de expositie.
De kapel is een toepasselijke locatie voor Palekaitė’s werk: ze verwijst regelmatig naar religieuze en mythologische narratieven, binnen een transchronologische aanpak waarin verhalen en personages uit verschillende momenten in de geschiedenis worden gecombineerd om een nieuw verhaal te bekomen. In de video I Write while Disappearing (2021) past ze dit principe bijna letterlijk toe: door een juxtapositie van tv-interviews uit diverse periodes creëert ze een fictionele conversatie tussen zichzelf en veertien vrouwelijke auteurs. De schrijvers reflecteren, soms humoristisch, dan weer melancholisch, op het kunstenaarschap. Ze benadrukken dat je als vrouw vaak geen stem krijgt en zodoende verdwijnt. Biographic Disobedience (2020), opgenomen in Kunsthal Gent, is gebaseerd op geschriften van vrouwelijke heiligen over hun religieuze extase. Hun ontmoeting met God of Jezus werd vaak op heel lichamelijke en zelfs erotische manier gepresenteerd. Doorgaans verbood de katholieke kerk boeken met een erotische inhoud, maar de verslagen van deze vrouwen bleken zich in een grijze zone te bevinden en werden getolereerd door de patriarchale christelijke maatschappij. De video refereert aan de ambiguïteit tussen het geestelijke en het lichamelijke. De gelaatsuitdrukkingen van performer Caterina Mora roepen het beeld op van Gian Lorenzo Bernini’s heilige Theresia van Ávila in de basiliek van Santa Maria delle Vittoria in Rome, dat vaak wordt gezien als een voorstelling van het vrouwelijk orgasme.
Een gordijn verdeelt de ruimte van de kapel, waardoor het vijftiende-eeuwse fresco niet meteen zichtbaar is. Op de wanden zijn ambigue tekstfragmenten te lezen, vormgegeven door Jonė Miškinytė, die een mythisch en religieus karakter hebben. De titel van het werk, The Blazing World (2021), is afgeleid van de gelijknamige roman van Margaret Cavendish uit 1666: een van de vroegste sciencefictionwerken waarin via het genre van utopische literatuur – gewoonlijk voorbehouden aan mannelijke auteurs – een feministische kritiek op de heersende zeventiende-eeuwse normen werd geformuleerd. Ten slotte bemerkt de bezoeker nog een klein mysterieus altaar tegen de muur, met daarin voorwerpen die lijken op stoffelijke resten. Volgens de tentoonstellingsfolder refereert het werk aan het verhaal van de heilige Thecla, die veroordeeld was om opgegeten te worden door wilde dieren, maar toch op miraculeuze wijze overleefde.
Quinsy Gario’s Tracing a Memory pt. 2 was oorspronkelijk bedoeld als performance, maar door corona wordt het werk nu als video tentoongesteld in de cinema van Kunsthal Gent. De link met het lichaam is, waarschijnlijk daardoor, enigszins zoekgeraakt. Maar ook is het onduidelijk hoe – en of – fictie een rol speelt. Gario’s werk wordt vaker getypeerd als een vorm van ‘dekoloniaal herinneren’: hij analyseert de rol van het geheugen in relatie tot de kennis en overdracht van koloniale verhoudingen en de discriminerende denkbeelden die daaraan verbonden zijn.
In de video geeft Gario een lezing over de Nederlandse koloniale geschiedenis, de gevolgen ervan en de hedendaagse vormen van (her)kolonisatie op de Caribische eilanden. Tegelijkertijd worden op de achtergrond twee films naast elkaar afgespeeld: een Nederlandse overheidsdocumentaire van de Rijksvoorlichtingsdienst uit 1947 over de voormalige kolonie Sint Maarten en een film uit 2019 waarin de kunstenaar samen met zijn moeder plekken uit de documentaire bezoekt. Door de combinatie van historische documenten en persoonlijke herinneringen ontstaat een nieuwe blik op de koloniale geschiedenis en op de propaganda die Nederland inzette om een koloniaal bewind te rechtvaardigen. Beschrijvingen van de veranderingen die het eiland doormaakte – van zoutwinning naar visvangst en van paardenfokkerij naar toerisme als belangrijkste economische activiteiten – smelten samen met verhalen over Gario’s moeder en zijn afkomst. Ook qua vorm, door middel van ritme, herhalingen, gestotter, of door de klemtoon te leggen op quasi onbelangrijke zaken (het getal 16 bijvoorbeeld), doorbreekt Gario het lineaire narratief. Het werk wil op die manier een alternatieve manier ontwikkelen om naar geschiedschrijving te kijken, en de relatie tussen kolonialisme en hedendaags structureel racisme blootleggen.
• Goda Palekaitė / Quinsy Gario. The Institute of Things to Come, liep tot 13 juni in Kunsthal Gent, Lange Steenstraat 14, Gent.