width and height should be displayed here dynamically

Grid2010, United Artists of Italy.

In 1960 verschijnt Alexander Libermans The Artist in his Studio. Het boek documenteert, in woord en in beeld, Libermans bezoeken aan de ateliers van de vroegtwintigste-eeuwse Franse meesters en biedt een stiekeme blik op de private en creatieve wereld van de kunstenaars. De belangstelling voor Libermans foto’s van het verlaten, doch intact gehouden atelier van Cézanne, van de lelies in de achtertuin van Monet of van een rokende en in gedachten verzonken Georges Braque is meteen zo groot dat het boek in 1968 ook in een goedkopere paperbackeditie wordt uitgegeven.

De drang om het creatieve wordingsproces te ontrafelen, de idiosyncratische eigenschappen van het kunstenaarschap te documenteren en een beeld te scheppen van de leefwereld van kunstenaars kent een lange geschiedenis. Reeds sinds de publicatie van Giorgio Vasari’s Vite halverwege de 16de eeuw zijn schrijvers en historici erdoor gefascineerd. Die fascinatie heeft nog niets aan kracht ingeboet. Door de verspreiding van het fotografisch kunstenaarsportret sinds de tweede helft van de 20ste eeuw heeft ze overigens een sterk visueel karakter gekregen. Zo sterk dat Libermans The Artist in his Studio, Hans Namuths portretten van Jackson Pollock en Ugo Mulas’ New York: The New Art Scene (1967) ondertussen een cultstatus hebben verworven.

Op de vierde internationale fotografiebiënnale te Amsterdam, Grid2010 gedoopt, werd dit najaar speciaal aandacht besteed aan de representatie van de kunstenaar in de fotografie. In het kader van de Italiaanse inzending werd de tentoonstelling United Artists of Italy, in 2008 reeds te zien in het Musée d’Art Moderne de Saint-Etienne Métropole, in de Amsterdamse stadsbibliotheek en de Wijnhallen op de Cruquisweg hernomen. De tentoonstelling was het voorlopige resultaat van de verzameldrang van de Italiaanse galeriehouder Massimo Minini, die op zoek gaat naar kunstenaarsportretten, gefotografeerd door belangrijke Italiaanse fotografen. Zijn huidige collectie behelst ruim tweehonderd foto’s van tweeëntwintig fotografen, waarbij de nadruk voornamelijk ligt op Italiaanse kunstenaars uit de jaren 60 en 70. De collectie was in Amsterdam min of meer in zijn volledigheid te bekijken, zij het verdeeld over twee verschillende locaties.

Met zijn verzameling probeert Minini in de eerste plaats een beeld te scheppen van de Italiaanse kunstwereld tijdens haar ‘heropstanding’, met onder andere de arte povera. Michelangelo Pistoletto en Mario Merz behoren dan ook tot de meest gerepresenteerde kunstenaars in de tentoonstelling. Gezien de grote hoeveelheid beelden is het echter moeilijk de aandacht te richten op specifieke kunstenaars. Het beeld dat Minini met United Artists of Italy schept, is er eerder een van ruimtes en tendensen. In een reeks foto’s van Piero Manzoni door fotograaf Uliano Lucas valt bijvoorbeeld het koele, moderne interieur op, als een set van een James Bondfilm; in de beelden van Giorgio Colombo is het vooral de industriële schaal van kunstwerken en ruimtes die in de verf wordt gezet. Dit zijn niet de kleine, intimistische ateliers die Liberman tijdens de jaren 40 en 50 vastlegde, volgestouwd met parafernalia, schildersmateriaal en persoonlijke bezittingen; we zien integendeel anonieme werkplaatsen, steriele lofts en de straten van drukbevolkte steden. Van schildersmateriaal is er bovendien amper nog sprake. Slechts een vijftal foto’s toont de reguliere instrumenten van de kunstschilder, een schildersezel figureert slechts een enkele keer. In de plaats zien we autobanden, stalen frames, hoopjes kledij, opengereten canvassen en enorme installaties. United Artists of Italy schept een mooi – soms zelfs prachtig – beeld van een uitdagende periode in de moderne kunstgeschiedenis, alsook van de specifiek Italiaanse positie daarbinnen.

Desalniettemin wist de tentoonstelling op dit vlak niet lang te boeien. Dat de kunst in de jaren 60 en 70 een infusie van nieuwe technieken en materialen kreeg, wisten we immers al. Dat kleine studio’s werden ingewisseld voor industriële werkplaatsen evenzeer. Honderden illustraties daarvan, hoe sterk de foto’s ook mogen zijn, kunnen daar weinig aan toevoegen. United Artists of Italy intrigeert echter wél door de manier waarop ze functioneert als een document, niet van een bepaalde kunststroming, maar van de eigenlijke beeldvorming van kunstenaars in de 20ste eeuw en de tradities die daaraan verbonden zijn. De veelheid aan portretten toont ook een veelheid aan manieren waarop kunstenaars geportretteerd kunnen worden. Sommige fotografen gaan zelfs expliciet een dialoog aan met bestaande kunstenaarsportretten. Uliano Lucas heeft bijvoorbeeld goed gekeken naar de kunstenaarsportretten van Brassaï, en in het bijzonder refereert zijn reeks foto’s van Manzoni aan een reeks die Brassaï in 1939 van Henri Matisse maakte. Terwijl Matisse een naaktmodel schetste, bewoog Brassaï met zijn camera rond het paar, zodat hij de actie uit verschillende hoeken kon waarnemen. Lucas voerde een gelijkaardige beweging uit, al zijn zijn hoeken uitdagender en verschijnt Manzoni zelf amper in beeld. De afwezigheid van de kunstenaar in deze beelden is frappant, zeker in relatie tot de beelden van Brassaï. Op die manier stellen de foto’s van Lucas de klassieke relatie tussen kunstenaar en model in vraag.

Ook andere fotografen gaan met klassieke beeldtypologieën aan de haal. Zo kan je Mario Giacomelli’s portretten van Walter Bastari lezen als een regelrechte parodie op de topos van de kunstenaar als geniale gek. Toch lijken de meeste fotografen (en kunstenaars) zich zoveel mogelijk van de geromantiseerde beeldvorming te distantiëren en worden kunstenaars op een bijna pragmatische of alledaagse manier geportretteerd. In een portret door Attilio Maranzano drinkt Mario Airò gewoon een blikje cola, Remo Salvadori mengt verf als stond hij in een medisch laboratorium en Nicola De Maria en André Cadere slaan rustig een praatje op straat. Hoewel de notie van het kunstenaarschap ondertussen een heel ander karakter had gekregen, ontsnappen echter ook de Italiaanse fotografen niet volledig aan de klassieke, mythologiserende beeldvorming van de kunstenaar. Menig portret van De Chirico toont nog een duidelijke verwantschap met de romantische en mysterieuze beelden van Alexander Liberman, alsook Nanda Lanfranco’s portret van Giuseppe Penone uit 2000 en Nino Migliori’s foto van Virgilio Guidi uit de jaren 70.

De wijze waarop een kunstenaar geportretteerd wordt, is minstens even belangrijk als wat er effectief op de foto staat. Het sterkste voorbeeld hiervan is ongetwijfeld Ugo Mulas’ reeks over Lucio Fontana, waarin de fotograaf een cut van de kunstenaar in beeld lijkt te brengen. Mulas was echter nooit effectief getuige van Fontana’s snede in het maagdelijke canvas; tussen twee foto’s door verwisselde de kunstenaar een intact doek met een reeds besneden doek van dezelfde afmetingen. Hoewel het eigenlijke snijden op de foto niet te zien is, weet Mulas met zijn filmische opeenvolging van beelden en de Hitchcockachtige afwisseling tussen long shots en extreme close-ups wel die illusie te wekken. Ondertussen komt Fontana naar voren als een zelfzeker en gedecideerd kunstenaar. Mulas’ fotoreeks is een van de spannendste uit de geschiedenis van het fotografisch kunstenaarsportret en het is dan ook bijzonder jammer dat ze, als een van de enige in deze tentoonstelling, totaal versnipperd over de Openbare Bibliotheek werd gepresenteerd. Deze reeks en de bijhorende anekdote maken evenwel duidelijk dat het kunstenaarsportret niet noodzakelijk een waarheid over de kunstenaar openbaart, maar onze blik op kunstenaars op een specifieke wijze conditioneert. In United Artists of Italy was die kwestie ongetwijfeld aan de orde. Aan de hand van een kaleidoscopisch overzicht van de mogelijke representaties van kunstenaars legde deze tentoonstelling de complexe geschiedenis van die beeldvorming bloot, inclusief de onderlinge en onderliggende spanningen, tradities en tegenreacties.

 

United Artists of Italy liep in het kader van Grid2010, de vierde internationale fotografiebiënnale van Amsterdam, van 25 september tot 7 november 2010 in de Openbare Bibliotheek Amsterdam en de Cruquis Cultuur Creatie Strip (Wijnhallen) te Amsterdam-Oost. (www.gridphotofestival.com)