width and height should be displayed here dynamically

Heilig vuur

Het Post CS is gesloten en het Amsterdams Stedelijk Museum is als een weeskind: geen huis, een onzekere toekomst en weinig kansen om de eigen identiteit te laten zien. Het was de verwachting dat het nieuwe museum eind 2009 klaar zou zijn, maar dat blijkt nu april 2010 te worden. Tot het zover is, probeert het Stedelijk Museum er onder de noemer Stedelijk in de Stad het beste van te maken. Voorlopige hoogtepunten hierin zijn een tentoonstelling van expressionisten en fauvisten in het Van Gogh Museum, en, sinds 13 december, de tentoonstelling Heilig Vuur: Religie en spiritualiteit in de moderne kunst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam.

Desondanks, of wellicht daardoor, is de identiteit van het Stedelijk Museum enigszins op de achtergrond geraakt. De collectie is al vrij lang uit zicht verdwenen. Heilig Vuur moet daaraan verhelpen en wordt gepresenteerd als een vernieuwende tentoonstelling die, met topstukken uit de collectie, een groot publiek kan aanspreken.

De Nieuwe Kerk is bij uitstek een locatie die publiek trekt. Met de bezoekersaantallen zal het waarschijnlijk wel goed komen. Ook met de topstukken is niets mis. Alleen al de prachtige werken van Barnett Newman, Yves Klein, Jackson Pollock, Piet Mondriaan, Ernst Ludwig Kirchner, Jeff Koons en Anselm Kiefer maken een bezoek aan de tentoonstelling absoluut de moeite waard. Bovendien is er werk te zien dat zelden uit het depot komt, maar nu vanwege het thema een plaats krijgt, zoals devote tekeningen van Jan Toorop of een subtiele St. Anna van Joseph Mendes da Costa.

Een heldere definitie en afbakening van het onderwerp ontbreekt echter op de tentoonstelling. Spiritualiteit en religie zijn brede begrippen, multi-interpretabel, maar blijken hier vooral de katholieke en joodse godsdienst te behelzen en het terrein van de westerse esoterie. Enkele verwijzingen naar het boeddhisme, een gezochte terzijde naar het hindoeïsme en een opmerking over sjamanisme maken het geheel, religieus gezien, niet echt alomvattend. Op zich geen obstakel, ware het niet dat het Stedelijk wél pretendeert exhaustief te zijn. De tentoonstellingsbezoeker ontvangt bijvoorbeeld een klein boekje met summiere informatie over elk werk en uiterst beknopte beschrijvingen van vijf ‘wereldgodsdiensten’, waaronder de islam. Echter, een islamitisch kunstwerk ontbreekt op de tentoonstelling. Ook het hindoeïsme komt er vrij bekaaid van af.

In de persberichten en catalogus van Heilig Vuur lees je dat religie en spiritualiteit weer volop terug zijn in de kunst. Zo actueel of nieuw is die tendens echter niet. Met The Spiritual in Art: Abstract Art 1880-1985 uit 1986, een samenwerking tussen het Los Angeles County Museum en het Haags Gemeentemuseum, werd voor het eerst tentoonstellingsbreed aandacht geschonken aan de spirituele inslag van veel moderne kunst; een aspect dat vanaf de jaren 60 al wel door Sixten Ringbom was beschreven, maar nog geen brede erkenning had gekregen. De belangrijke rol van occult gedachtegoed in de moderne kunst werd in 1995 verder benadrukt in Okkultismus und Avantgarde: Von Munch bis Mondrian, 1900-1915, in de Schirn Kunsthalle, Frankfurt. Afgelopen jaar borduurde het Centre Pompidou te Parijs op die ontwikkeling verder, met het grote en enigszins wisselvallige Traces du Sacré. Het Stedelijk Museum in de Nieuwe Kerk bevindt zich dus in goed gezelschap, maar het is de vraag of het er zich mee kan meten.

De tentoonstelling is door Mels Crouwel en Gilian Schofer vormgegeven als een aaneenschakeling van mooie, maar net te nauwe white boxes, opgebouwd in kruisvorm en volledig gesloten. Stedelijk Museum in de Nieuwe Kerk – het is wel zéér letterlijk genomen. Afgezien van enkele bruiklenen uit Museum De Pont, komen de werken uit de eigen collectie. Gezien de relatieve onzichtbaarheid van de collectie van het Stedelijk de laatste jaren is dat ook begrijpelijk. Maar het hypothekeert anderzijds meteen de ambities van de tentoonstelling.

Het brede thema is in de opstelling net zo breed aangepakt. De bezoeker meandert door verschillende perioden en stijlen, maar vooral door verschillende religieuze achtergronden. Er wordt daarbij weinig onderscheid gemaakt tussen persoonlijke religieuze opvattingen van de kunstenaar, religieuze interpretatie van de beschouwer, gebruik van religieuze vormentaal of kritiek op religie. Dat het onderwerp ‘religie in de moderne kunst’ door de vele kunstenaars fundamenteel verschillend is aangepakt, komt hierdoor nauwelijks naar voren.

Het Stedelijk wil alle gezichten van religie en moderne kunst (uit de eigen collectie) laten zien, wat op zich een waardig streven is. Een strakke lijn ontbreekt echter. Daardoor lijkt ‘Religie en spiritualiteit in de moderne kunst’ vooral een makkelijk label om met vele topstukken naar buiten te komen en in eenzelfde beweging aansluiting te zoeken met een reeds bestaande trend in de tentoonstellingspraktijk. Commercieel is het een winnend tentoonstellingsconcept. Om een bijdrage te leveren aan het discours over moderne kunst had het Stedelijk wel buiten de beperkingen van de eigen collectie moeten treden.

Heilig Vuur: Religie en Spiritualiteit in de moderne kunst, een tentoonstelling van het Stedelijk Museum, tot 19 april in de Nieuwe Kerk, Dam, Amsterdam (020/638.69.09; www.nieuwekerk.nl).