Heimo Zobernig. Stellproben
Voor zijn eerste individuele tentoonstelling in België heeft de Oostenrijkse kunstenaar Heimo Zobernig vijf kleurrijke houten constructies opgesteld in de publieksfoyer van deSingel. Deze Stellproben, die de bezoeker op diverse punten in het gebouw aantreft, zijn in essentie modellen op ware grootte. Zij zijn verdubbelingen van enkele architecturale componenten in wat curator Moritz Küng omschrijft als ‘de ambivalente ruimte zonder tentoonstellingsruimte’ van deSingel. De zogenaamde ‘patattengevel’ en enkele raampartijen werden met recuperatiemateriaal van vorige tentoonstellingen nagebouwd en een slordige veertig centimeter voor het origineel neergezet. Ook van de kubus 35m3, die zich tot voor kort leende voor architectuurtentoonstellingen, werd een replica gemaakt. Zobernig, in het verleden onder meer actief als typograaf, decorontwerper, performer, schilder en beeldend kunstenaar, zet deze installaties vervolgens in om vroeger werk te tonen, wat het geheel op het eerste gezicht een retrospectief karakter geeft. Zo fungeert een van de raamduplicaten als kijkkast waar een belangrijke selectie uitgestald wordt van catalogi van en/of door Zobernig, en wordt in de kubus een registratie geprojecteerd van de eenmalige performance uit april 2008 Heimo Zobernig erklärt seinem Double, wie man eine Performance macht.
Basis voor de installatie vormt een 3D-simulatie die een virtuele wandeling door het gebouw van architect Léon Stynen beschrijft. Qua vormgeving en benadering vertoont dit beeldmateriaal, dat subtiel in de tentoonstelling is ingepast, opvallende gelijkenissen met de beelden die simultaan worden afgespeeld naar aanleiding van de uitbreiding van deSingel naar een ontwerp van architect Stéphane Beel. Alle ruis is weggefilterd, de ruimtes zijn leeg met witte of grijze wanden en plafonds en de buitenruimte is een eindeloos blauw vacuüm. De architectuur profileert zich in haar perfectie als enige en onaantastbare protagonist. Dergelijk medium is dan ook zeer doeltreffend om de architectuur van een gebouw te representeren en de ruimtewerking ervan in haar totaliteit aan de beschouwer te communiceren.
Heimo Zobernig doet in deSingel evenwel expliciet het tegenovergestelde. Zijn ingrepen zijn zeer efemeer, plaatselijk en specifiek. De generische en virtuele aard van het 3D-model, waarin het gebouw van alle materialiteit en contextualisering ontdaan wordt, staat in schril contrast met het tastbare, punctuele, tijdelijke, vergankelijke en schetsmatige aura dat de bijna ambachtelijke ingrepen van Zobernig typeert. Zijn sculpturen zijn een ineengetimmerd amalgaam van houten planken, vezelplaten en balkjes, soms bloot, soms kleurig beschilderd, dan weer bekleed met vilt- of rubbertexturen, of met afbeeldingen van texturen, onder andere de kiezels die de binnenwanden van deSingel sieren. Het vlakkenspel en de zoektocht naar de juiste textuurcombinaties doen aan als een picturale denkoefening, een compositievoorstel, en profileren zich als open vraag voor de beschouwer.
Ondanks de grilligheid in het materiaalgebruik bij zijn eigen constructies, respecteert Zobernig met de grootste zorg en precisie de ritmering en de proporties van de oorspronkelijke raamtraveeën, venstertabletten, plinten en kozijnen. Zelfs de aanwezige kabelgoten worden in Zobernigs reproducties in acht genomen. Doordat hij slechts enkele ramen namaakt, en nergens over de volledige lengte van de ruimtes werkt, blijven zijn structuren zich voordoen als objecten, en doen zij eerder een uitspraak over de objectwaarde van deze architecturale elementen dan dat zij de architecturale articulatie van de ruimte manipuleren. Zobernig behoudt uitdrukkelijk de grondvorm van de ramen en de kubus; hij stript ze van alle materialiteit die oorspronkelijk aanwezig was en bekleedt ze vervolgens opnieuw naar eigen goeddunken. De ingrepen van Zobernig zouden in die optiek bijna gelezen kunnen worden als typografische operaties op het origineel, waarbij een typograaf die een nieuw lettertype ontwerpt ook gebonden en schatplichtig is aan de moedervorm van de letters. Deze indruk wordt nog versterkt wanneer in de catalogus een isometrisch interieurbeeld van El Lissitzky geciteerd wordt als compositorisch principe voor een afficheontwerp uit 1997, waarin Zobernig de wanden en de vloeren van de isometrie vervangt door de woorden Raum Kunst Farbe Tekst Modern.
Het lijkt er dan ook op dat Zobernig de grammatica van de architectuurtaal van Stynen respecteert en focust op de individuele potenties van de objecten die hij kopieert. Vooral de keuze van de objecten is in deze cruciaal. Zowel de raampartijen, de ‘patattengevel’ als de kubus vormen de buitenschil van een ruimte. Daardoor moeten ze, net als de bladspiegel en de cover van een tijdschrift of een boek, hun inhoud representeren en presenteren tegelijk. Door hun verdubbeling creëert Zobernig een complexe frictie tussen de functie van kunstobject en van tentoonstellingsscenografie.
En deze verdubbeling zet zich niet enkel door in het letterlijke nabouwen van de raampartijen en van de kubus. De nagebouwde ramen van Zobernig manifesteren zich enerzijds als kunstwerk, maar krijgen vervolgens een functionele invulling en moeten dienst doen als kijkkast om vroeger werk tentoon te stellen. Heimo Zobernig schudt zo de rolverdeling voortdurend dooreen. Eenzelfde rolverwarring wordt gethematiseerd in de kubus, tegelijk creatie van de kunstenaar en black box voor de performance Heimo Zobernig erklärt seinem Double, wie man eine Performance macht. Daarin speelt een vrouw het personage van een man, die zich laat uitbeelden door een vrouw die een man speelt.
Als klap op de vuurpijl is er de catalogus, waarvoor Zobernig opzettelijk de spelfout Stellproblemen als titel overnam. Die verzamelt covers en beelden van de tentoongestelde catalogi, drie facsimiles van vroegere publicaties over Zobernig en een uitgebreide bibliografie. De enige letterlijke verwijzing naar de ingreep in deSingel zijn enkele beelden uit het 3D-model. De catalogus profileert zich zo op zijn beurt als verdubbeling van de tentoonstelling en doet dit op dezelfde ambigue wijze als de houten constructies. Rest de vraag of deze verdubbelingen, deze absolute nevenschikkingen van naar elkaar verwijzende ingrepen, de twijfel incorporeren die karakteristiek is voor het werk van Zobernig, dan wel twijfel zaaien en de ‘ruimte zonder tentoonstellingsruimte’ van deSingel nog ambivalenter maken dan ze al is.
• Stellproben van Heimo Zobernig tot 8 februari in deSingel, Desguinlei 25, Antwerpen (03/248.28.28; www.desingel.be).