width and height should be displayed here dynamically

Het is klimmen of dalen, naargelang je komt of gaat. Als je vertrekt, gaat het naar beneden, maar als je aankomt, gaat het omhoog

Een reeks interviews met antiekhandelaren in de Amsterdamse Nieuwe Spiegelstraat groeit uit tot een tocht doorheen verschillende tijden en plaatsen. Een antiekhandelaar is een bijzonder iemand. Hij kan beslissen wat waarde heeft, wat bewaard moet worden en wat kan uitgroeien tot een statussymbool. Het verhaal van de handelaars wordt verweven met een bijzondere gebeurtenis in de Mexicaanse archeologie. Eeuwenlang had het reusachtige stenen beeld van Tlaloc, een regengod, in een uitgedroogde rivierbedding in het dorpje Coatlinchan gelegen, ongeveer 50 km van Mexico City. Op 16 april 1964 werd het beeld daar weggehaald en op een speciaal daarvoor gebouwde trailer overgebracht naar zijn huidige locatie, bij de ingang van het Nationaal Antropologisch Museum in Mexico City.

Het regent in Mexico City. Tlaloc, de regengod, komt in de hoofdstad aan. Met de regenbui wil Tlaloc de mensen straffen die het hebben aangedurfd hem van zijn oorspronkelijke plek weg te halen. Tlaloc, een gigantische monoliet van 167 ton, lag 15 eeuwen lang in een uitgedroogde rivierbedding in het dorpje Coatlinchan, ongeveer 50 km van Mexico City. De sculptuur werd gemaakt tussen de 4de en de 6de eeuw en is de grootste monoliet van Amerika. Altijd heeft het beeld de aandacht getrokken van nieuwsgierigen, toeristen en buitenlandse onderzoekers. Aan het begin van de 19de eeuw identificeerden archeologen het beeld als Tlaloc, de regengod.

“Kun je me daarover faxen? Op hetzelfde nummer als dit… ja, oké… Het is erg moeilijk om nieuwe spullen te krijgen, maar als je in Amsterdam bent, moet je zeker eens langskomen in mijn winkel […] Men praat veel over oude culturen, maar de meeste mensen denken niet goed na: ze denken dat ik naar Egypte trek, om daar te graven en zo, en dat ik daarna met m’n schopje naar Mexico trek, en daarna naar Peru, weet je wel. En dan hoor je de verhalen van de musea, dat het allemaal illegaal is. Ze zeggen dat wel, maar ik wil graag het echte verhaal horen dat erachter zit, want ik weet nergens van af en ik zit toch ook in die business. Er gebeurt altijd iets, maar niet zo heel veel; misschien hier en daar wel eens wat, maar niet zo vaak als mensen denken. Want ja, waar is het, waar zijn de spullen? Ik zie ze niet. […] Dat is geen diefstal, ze noemden ons toen amateurarcheologen en we groeven in de grond, en het was allemaal erg leuk – misschien ben ik daarom wel antiekhandelaar geworden – maar voor het geld deden we het niet, want het was hard werken en schatten hebben we nooit gevonden, alleen wat aardewerk en zo. Veel van de dingen die ik gevonden heb, kun je nu in musea zien. Ga naar het Museum Boijmans Van Beuningen, afdeling archeologie: de helft van de dingen die je daar ziet, is door mijn handen gegaan.”

Op donderdag 16 april 1964 werd het beeld overgebracht naar het Antropologisch Museum in Mexico City. De overheid had in ruil voor het beeld een school, een gezondheidscentrum, een plaatselijk museum en een kopie van het beeld beloofd. Veertig jaar later blijkt dat die beloften bijna allemaal ijdel zijn gebleven.

“Als je echt gevoel voor kunst hebt, zo hoor je wel eens, vind je kunst ook op straat […] niet op straat, niet op straat; als je jarenlang in deze sector bezig bent, dan weet je waar je zijn moet, ik koop van privé-personen, op veilingen, van collega’s […] vooral via veilingen, via collecties of via mensen die hebben geërfd en die zelf niets hebben; occasioneel via Afrika, maar er is niet zo veel meer over, al toen ik ermee begon was dat zo, kon je alleen nog derderangs- of vierderangsvoorwerpen vinden […] Er zijn altijd families die de spullen willen verkopen die ze thuis hebben liggen, en we kijken of er iets waardevols bij zit; dan kopen we het en restaureren het.”

Vorige regeringen hadden diverse keren geprobeerd om de monoliet te verhuizen, maar eind 1963 kwam de hele machinerie op gang. Deze keer kwam de regering de steen echt halen. Na enorme manoeuvres werd de steen opgetild en was hij klaar om te worden getransporteerd.

Op dat ogenblik begon de rebellie.

Drie keer probeerden de inwoners van Coatlinchan te verhinderen dat de steen zou worden weggenomen. Ze vernielden de metalen structuur die de enorme monoliet overeind hield, zodat hij viel en weer lag waar hij altijd gelegen had. Ze hielden de trailer tegen en sloegen de chauffeurs, maar tevergeefs. Ze beschadigden de wielen van het platform; de kinderen gingen in het midden van de weg liggen om de voertuigen tegen te houden.

De volgende dag bezette het leger het dorpje en bleef er tot de operatie voorbij was.

“Mijn cliënten worden oud en kopen niets meer, en jonge mensen hebben geen interesse, ze kopen namaakmeubels die er leuk uitzien, en ze hebben een ruime flat waar ze enorme schilderijen aan de muur hangen, of reproducties of ander waardeloos spul, als het er maar leuk uitziet; en ze reizen graag – daar spenderen jonge mensen hun geld aan – ze reizen naar al die verschrikkelijke landen ver weg […] Ik ken acht landen: Marokko, Tunesië, Egypte, Kenia, Tanzania, Kameroen, Gabon […] Ik reis niet zo heel veel, de handelaars sturen me foto’s en ik zeg ‘breng het maar’, en als ik het niet goed vind, vraag ik dat ze het weer meenemen, dus is reizen niet meer zo belangrijk als vroeger. Je kunt zelfs dingen via het internet kopen; als je een autokoffer koopt, lukt dat wel, maar als je een kast wilt kopen, gaat dat moeilijker, omdat je ze eerst wilt zien, je wilt er even naar staan kijken. Ze maken er mooie leuke foto’s van, maar de realiteit is niet altijd zo mooi.”

Omdat het verzet bleef duren, bouwden ze in enkele dagen tijd een school en een gezondheidscentrum.

De krantenkoppen: “Tlaloc ontketent storm”.

Een van de inwoners getuigde: “Het is mogelijk dat in onze aderen nog het bloed stroomt van onze voorouders, de mensen die het beeld hebben gemaakt. Ik begrijp wel dat archeologie belangrijk is en zo, maar Tlaloc is van ons.”

“De echte interesse, die is weg: 20, 30 jaar terug had je zonen van artsen – om je een voorbeeld te geven – en als vader Rotterdams zilver had verzameld, dan deden die zonen dat ook, en ze wisten er alles over; maar dat is weg, nu willen ze één stuk, een echt sierstuk, en eigenlijk – ze herkennen het toch niet omdat je daar veel tijd voor nodig hebt – maar ze kunnen zich niet voorstellen dat het uit de 18de eeuw komt, zeg maar, uit de tijd van Louis XVI of Louis XV, en dat het toen een heel andere functie had. Dus die historische kant, die is verdwenen. Wij denken dat 2000 jaar heel lang is, maar als je even natelt is 2000 jaar gewoon 30 keer je vader en zijn vader en zijn vader en zijn vader. Dus als je het over de 17de eeuw hebt, dan moet je maar acht grootvaders teruggaan! Nog altijd wordt de geschiedenis verbrand, elke seconde […] Op school in Nederland leren ze sowieso niets meer, van geschiedenis weten ze niets af – als je het over een beroemde Nederlander uit de 17de eeuw hebt, vragen ze: ‘Wie is dat? Nooit van gehoord.’ Dus zijn ze al evenmin echt geïnteresseerd in die objecten. Als ze iets bekijken, zeggen ze: ‘Hoe kan het dat je die dingen nog kunt kopen, uit de 17de eeuw?’ Ze weten niet wat er in de wereld aan de hand is; ze willen alleen maar muziek en drugs.”

Op 16 april om 6 uur in de ochtend begon de god aan zijn reis.

Operatie Tlaloc duurde bijna 24 uur.

Bewaakt door 100 in slagorde opgestelde soldaten en aangevoerd door een heus leger van antropologen, ingenieurs en mechanici ging het transport van de reusachtige monoliet van start. De deskundigen die verantwoordelijk waren voor het vervoer van het 167 ton wegende beeld tilden het bovenop een robuust vehikel dat 72 wielen telde; de banden waren speciaal ontworpen om de enorme druk van die reusachtige massa te weerstaan.

Twee krachtige trailers met sterke dieselmotoren zorgden voor de trekkracht, en een krachtige bulldozer hielp het transport vooruitduwen, zodat een snelheid werd bereikt van 5 km per uur.

“Het is allemaal anders geworden, vroeger reisden veel verzamelaars om een welbepaalde reden naar Afrika: als hulpverleners, in het leger, met de kerk, noem maar op; maar ze hadden een persoonlijke relatie met Afrika en zo begonnen ze te verzamelen…

Nu kun je geen relaties meer opbouwen, ik zeg altijd ‘Goeiemorgen meneer’, en de volgende keer zeg ik weer ‘Goeiemorgen meneer’.

– Hoe heet u?

– Ik ben Nick.

– Ik ben Henk.

…en dan gaan ze weer. Tegenover mijn cliënten bewaar ik altijd een afstand, als het te vriendschappelijk wordt, ben ik de pineut, want dan moet ik ze alles voor een prikje verkopen. Op een veiling zeggen ze: ‘Dat wil ik hebben, laat dus maar’, maar dan ben ik hun slaafje en dat wil ik niet. Als ik op een veiling iets zie wat ik wil en jij wilt het ook, dan ken ik je niet, op die veiling ken ik je niet. Maar dan zijn ze woest: ‘Ik had je toch gezegd dat ik het hebben wilde!’ En dan zeg ik: ‘Ik wilde het ook.’

– Hoeveel vraag je ervoor?

– 300 euro.

– Kan ik geen betere prijs krijgen?

– 350 euro.

En dan kijken ze me vreemd aan en dan zeg ik: ‘Waarom moet het altijd beter zijn voor jou, waarom niet voor mij?’ Dan lachen ze even, en maken ze een grapje, en meestal kopen ze dan.

Dat is ongeveer de relatie die ik met mijn cliënten heb.”

In de bijtende ochtendkou namen de inwoners van Coatlinchan zwijgend afscheid van de god die eeuwenlang bij hen was gebleven.

Incidenten waren er niet, maar bij de inwoners van de streek heerste een melancholische sfeer.

“Als ze hun gezin een maand lang te eten kunnen geven door een stuk hout te verkopen dat ze ergens in een hoek hebben liggen, dan doen ze dat, omdat ze maar half in die dingen geloven. Ze zijn niet dom, als tien mensen zoiets willen kopen, dan maken ze het zelf. Dan maken ze zelf de dingen die Europeanen zo mooi of zo sterk vinden. Zo zien ze het misschien zelf niet, maar Europa wil het zo, dus maken ze het.

Er is een grens – maximaal 50 jaar – want al in de jaren 1950 begon alles ‘modern’ te worden, wat wil zeggen dat Europa meer invloed kreeg.

In de steden begon het al vroeger, maar in de dorpen begon het rond die tijd. Alles wat recenter is dan de jaren 1950 noem ik daarom een ‘vraagteken’. Werd het gebruikt, werd het niet gebruikt? Is het authentiek?”

Het transport verliep traag, over de 6 km lange weg die speciaal voor de god was aangelegd.

Het was al nacht toen Tlaloc in Mexico City arriveerde, maar op het centrale plein, de Zócalo, stonden 25.000 mensen hem op te wachten. Het was alsof de stad zich had voorbereid op een fiësta: overal waren de lichten aan, het verkeer was stilgelegd, in de straten waren drommen mensen. De ironie wilde dat de aankomst van de god werd begeleid door de zwaarste storm die ooit in dat droge seizoen werd geregistreerd.

Sinds het vertrek van de monoliet regent het niet meer in Coatlinchan, de wolken worden zwaar en grauw, maar dat is alles. In de hoofdstad daarentegen lopen zelfs de straten onder.

“Op school zouden ze mensen moeten leren om meer naar hun eigen smaak te luisteren, om stevig in hun schoenen te staan in plaats van te doen wat de anderen doen […] Alles waar ik van hou, is mijn specialiteit, ik ben geïnteresseerd in de dingen waar ik van hou, en om dingen waar ik niet van hou geef ik geen zier […] Als je echt iets hebt gerealiseerd, als je iets voor elkaar hebt gebracht, dan geeft je dat een goed gevoel, een gevoel van zelfrespect: ik ben iets, ik kan iets, maar veel mensen voelen zich slecht, ze missen iets maar ze weten niet wat, ze kunnen niets, en ze verliezen zichzelf in… shit, al die rommel. Ik denk dat het… ik denk dat de manier waarop mensen zich gedragen erop achteruitgaat.

Je ziet dat mensen zich de hele tijd willen profileren. Ze zijn op een feestje, met een glas wijn in de hand, en ze zeggen: ‘Ik ben net naar het Van Gogh geweest, en dat vind ik zo prachtig!’ Zo praten ze dan, en als je bij hen thuis komt, is daar absoluut niets! En daar heb ik een vreselijke hekel aan. […] Het risico bestaat altijd, je kunt niets voorspellen – het is ook een luxe als je de dingen kunt kopen waar je van houdt – als de economie het slecht doet, is dat ook een risico, maar als alles dan weer beter gaat? Ik kan niet in de toekomst kijken, ik kan alleen maar mijn best doen.”

De migratie neemt toe. Eerst trokken de jonge mannen weg, een voor een, naar ‘de overkant’. Alleen vrouwen, kinderen en oude mensen zijn achtergebleven. De lokale bewoners bevestigen dat er mensen ‘van buiten’ zijn gekomen. Mensen die geen herinneringen hebben aan de tijd toen alles groen was en het landschap nog vol bomen stond. De mensen ‘van buiten’ begrijpen niet waarom Tlaloc belangrijk was. Niet alleen omdat het beeld de gemeenschap wat geld opleverde, omdat het veel toeristen lokte, maar ook omdat het de mensen het gevoel gaf dat ze belangrijk en uniek waren, dat ze een identiteit hadden.

“Officieel heb je voor alles wat ouder is dan 50 jaar, en dat na 1973 naar Europa is gebracht, papieren van het land van oorsprong nodig. Maar… wie kan zeggen of iets in 1970 of in 1990 is aangekomen? Als iemand die dingen echt wil, hoeft hij maar twee namen tussen te voegen: collectie zus, collectie zo.

De wet bestaat, maar de wet wordt niet gecontroleerd, niet voor ons, niet voor hen.”

 

Vertaling uit het Engels: Eddy Bettens

 

Het is klimmen of dalen, naargelang je komt of gaat. Als je vertrekt, gaat het naar beneden; maar als je aankomt, gaat het omhoog maakt deel uit van een audioproject gerealiseerd in opdracht van de Appel voor de tentoonstelling Mercury in Retrograde. De tentoonstelling loopt tot 4 juni in De Appel, Centrum voor Beeldende Kunst, Nieuwe Spiegelstraat 10, 1017 DE Amsterdam (020/625.56.51; www.deappel.nl).