width and height should be displayed here dynamically

Het museum als etalage

U kon het al lezen in dit blad: het M HKA is na intense verbouwingswerken – ‘in samenwerking met Belgisch topdesigner Axel Vervoordt en Japanse architect Tatsuro Miki’ – terug open voor het publiek. De Vlaamse regering investeerde in totaal 1,3 miljoen euro in ‘een ambitieus transformatieproject dat van het M HKA een internationale ambassadeur van de Vlaamse beeldcultuur zal maken’. De helft van dat bedrag kreeg het museum van minister van Toerisme Ben Weyts in het kader van een projectoproep omtrent ’toeristische hefboomprojecten rond Vlaamse Meesters’; voor de andere helft zorgde minister van Cultuur Sven Gatz. De vernieuwingsoperatie is drieledig: ‘een permanente, gratis toegankelijke collectietentoonstelling met iconische topwerken van Vlaamse meesters en internationale kunstenaars’; een ‘inkomhal en de bibliotheek met leeszaal als centrale ontmoetings- en reflectieplaats’; en een ‘basisinfrastructuur voor het Centrum Kunstarchieven Vlaanderen’ dat op termijn in het M HKA zou worden gevestigd.

Al meteen bij het binnenkomen van het M HKA wacht ons een verrassing: de vormloze en smetteloos witte inkomhal van weleer is vervangen door een grote rechthoekige zaal die volledig met goed gevulde houten boekenkasten is bekleed. We staan midden in een bibliotheek! Tussen de boeken zijn kleine kunstwerken opgesteld. In de ruimte staat een lange leestafel met lampjes, een warme uitnodiging om met de aangeboden lectuur aan de slag te gaan. Vervelend is wel dat dit tevens de inkomhal is – de sluis waar iedereen doorheen moet, de allerdrukste ruimte van het museum. Mensen kopen er tickets en krijgen uitleg van het behulpzame onthaalpersoneel. De spreekwoordelijke kassa rinkelt volop en op dagen dat het M HKA veel schoolklassen ontvangt moet het hier een drukte van jewelste zijn. Waarom heeft het M HKA uitgerekend in de inkomhal een bibliotheek ondergebracht, vraag ik me af. Ik snuister wat tussen de boekenplanken. Algauw blijkt dat de uitgestalde lectuur uit diverse ‘deelcollecties’ bestaat die telkens verwijzen naar specifieke aspecten van de werking van het M HKA. Het grootste deel handelt over kunstenaars die in de collectie en tentoonstellingswerking van het Antwerpse museum centraal staan. Er zijn ingebonden exemplaren opgesteld van het tijdschrift Artefactum, dat destijds gesticht werd door Florent Bex, voormalig directeur van het M HKA. Je kan die banden aan de voorgeschiedenis van het museum relateren, maar je kan ze ook als een verwijzing lezen naar het ’tentoonstellings- en onderzoeksproject’ De Artefactumjaren dat het M HKA enkele jaren geleden over de raakpunten tussen het beleid van Artefactum en de collectievorming van het M HKA organiseerde (voor een uitgebreid kritisch commentaar, zie Koen Brams & Dirk Pültau in De Witte Raaf nr. 150, pp. 26-30). Een collectie artists’ novels – literair werk van beeldend kunstenaars — geeft aan dat het M HKA als host optreedt voor het onderzoeksproject The Book Lovers, dat onder leiding staat van David Maroto en Joanna Zielinska. Op de boekenplanken zijn boeken over film opgesteld naast voorwerpen uit de Vrielynck-collectie – laterna magica’s, oude camera’s… – die betrekking heeft op de voorgeschiedenis en vroege jaren van de film: zij herinneren ons aan het feit dat het M HKA niet enkel rond hedendaagse kunst werkt, maar zich ook – breder – als ‘centrum voor beeldcultuur’ manifesteert. Het even verderop gelegen Cinema Zuid (dat de objecten inmiddels verworven heeft) vormt immers een onderafdeling van het M HKA. De bibliotheek dient dus allicht niet zozeer om mensen tot lezen aan te zetten of aan te sporen tot een onderbouwde omgang met kunst. Ze dient eerst en vooral om de rijke en gelaagde werking van het museum voor het voetlicht te brengen. Eigenlijk dient deze bibliotheek vooral om te tonen dat het M HKA… de bibliotheek belangrijk vindt. ‘En kunst wil ook omgeven worden door gedachten, de uwe, die van de kunstenaar, die van vroeger en nu. De bibliotheek heeft daarom een centrale plaats in ons museum’, klinkt het parmantig in de Museumgids die de heropening van het M HKA begeleidt. Het mag dan ondoenbaar zijn om in deze bibliotheek te werken, dat het M HKA een geïnformeerde en studieuze omgang met kunst voorstaat, zullen we geweten hebben. De bibliotheek is een simulacrum van een bibliotheek. Ze moet het beeld uitdragen van een museum dat discursieve diepgang boven oppervlakkige kunstconsumptie verkiest. In dat opzicht is het volkomen logisch om deze bibliotheek in de inkomhal onder te brengen: hoe meer mensen deze reclameboodschap opsnuiven, hoe beter. Niet voor niets is de verkoopstand van het M HKA – met eigen publicaties, postkaartjes, t-shirts en andere gadgets en souvenirs – naadloos in dezelfde bibliotheekkast geïntegreerd.

Wie links van de kassa naar de rechtervleugel van het museum loopt, botst meteen op een vreemd plafondhoog volume dat in de ruimte van het M HKA is ingeplant. Het is hol vanbinnen; het omvat een ‘ruimte’. Door een beglaasde opening kan je naar binnen kijken. ‘Centrum Kunstarchieven Vlaanderen’ staat in drie talen op het glas geschreven, en inderdaad, een deel van de binnenwanden is met kasten bekleed waarin archiefdozen zijn opgesteld. Er staat ook weer een leestafel met stoelen, maar de glazen deur is potdicht; de ‘basisinfrastructuur’ van het ‘Centrum Kunstarchieven Vlaanderen’ moet nog in werking treden. Ik probeer me voor te stellen hoe het zou zijn om hier aan onderzoek te doen. Vermoedelijk zal ik onophoudelijk door bezoekers worden bespied, die net als ik niet aan de verleiding kunnen weerstaan om door het glas te turen, wellicht omdat ze veronderstellen dat zich aan de binnenkant een kunstinstallatie bevindt — niet onlogisch, de ruimte is immers dwars op het museumparcours neergezet. Mij bekruipt een ongemakkelijk gevoel dat me aan In the Closet doet denken, de ingebouwde bezemkast met bed en persoonlijke parafernalia van Ilya & Emilia Kabakov dat zich in de collectie van het M HKA bevindt. De blik die je in dit ‘Centrum Kunstarchieven Vlaanderen’ werpt, is van eenzelfde obsceniteit als de gluiperige, gluurderige blik waartoe de ingebouwde bergkast van de Kakabovs je verleidt. Het tentoonstellen van het archief maakt er een readymade van, en na ingebruikname zal deze basisinfrastructuur in een performance van het archief transformeren, met de toekomstige onderzoekers als figuranten. ‘[…] ook onze functie als beeldend kunstarchief voor Vlaanderen is zichtbaar’, lezen we in de Museumgids. Het scheppen van de juiste voorwaarden voor een archiefwerking maakt plaats voor de pure zichtbaarheid van het archief. De archiefruimte is een simulacrum.

Naar het derde onderdeel van deze vernieuwingsoperatie – ‘een permanente, gratis toegankelijke collectietentoonstelling met iconische topwerken van Vlaamse meesters en internationale kunstenaars’ – keek ik enigszins uit, ondanks het schrikwekkende Vlaams-nationalistische trompetgeschal waarmee deze primeur werd aangekondigd. (Voor een bloemlezing zie: Dirk Mertens, M HKA heropent met permanente tentoonstelling ‘Vlaamse meesters’, in De Witte Raaf nr. 186, Ondertussen, p. 3 – de webpagina van het M HKA waaruit daar geciteerd wordt is inmiddels van de site verwijderd.) De collectie van het M HKA omvat intussen vijfduizend werken, zo leert de Museumgids, en dus wordt het hoog tijd dat een substantieel deel van die verzameling permanent kan worden getoond.

Voor de permanente collectietentoonstelling moeten we naar de linkervleugel van het gelijkvloers. Het blijkt dat ze slechts een zeer beperkte oppervlakte in beslag neemt. Een vierkantig compartiment van een dikke tien bij tien meter is links van de onthaalruimte tegen de voorgevel van het gebouw aangezet. Daarbinnen zijn amper 26 werken in een labyrinthisch parcours ondergebracht. Zesentwintig van de vijfduizend kunstwerken die het M HKA rijk is! De wand is in een donker bruin-mauve geschilderd – door de kunstverlichting valt de juiste kleur moeilijk te achterhalen – en tegen die donkere, stijlvolle fond worden de kunstwerken een voor een uitgelicht, alsof het juwelen, kerkschatten of dure artikelen in de etalage van een luxezaak betrof. (Is het toeval dat de kleuren van edelmetaal zo vaak opduiken in de geëxposeerde werken? Goud treffen we aan in The Giant (1975) van James Lee Byars, het wandtapijt Infinite Yield (2015) van Otobong Nkanga, de ‘spijkerfiguur’ Ik, aan het dromen (1979) van Jan Fabre en de Zwitserse fiets (1967) van Panamarenko; zilver in Zilver van Raoul De Keyser.) Het harde etalagelicht is totaal ongeschikt voor deze hedendaagse kunstwerken en pakt soms ronduit desastreus uit – van de nuances in de verfhuid van Raoul De Keysers Zilver (1991-1992) schiet bijvoorbeeld niets meer over.

Sinds vijftien jaar heeft het Rijksmuseum Amsterdam een dependance op de luchthaven van Schiphol. Pas aangekomen passagiers krijgen er een handvol specimens uit de collectie van het Rijksmuseum geserveerd, in de verwachting dat ze zich tot de hoofdschotel in Amsterdam zullen laten verleiden. Aan dat ‘Rijksmuseum op Schiphol’ moet ik onmiddellijk denken als ik de collectiepresentatie van het M HKA bezoek. Ook op Schiphol gaat het om een vitrinepresentatie die slechts uit samples van een collectie bestaat, opgedist als borrelhapjes. Maar het verschil is dat de Antwerpse ‘vitrinepresentatie’ zich ín het aan te prijzen museum bevindt en dat de hoofdschotel nagenoeg ontbreekt – of althans behoorlijk mager uitvalt. Er zijn weliswaar her en der in het M HKA nog wat collectiestukken te zien, maar net als voordien wordt het grootste deel van de ruimte door tentoonstellingen in beslag genomen. Het ontsluiten van de verzameling wordt vervangen door haar publicitaire aanwezigheid. De permanente collectietentoonstelling van het M HKA is, opnieuw, een simulacrum.

1,3 miljoen euro heeft deze vernieuwing gekost. Dat bedrag is niet besteed aan een verbetering van de museumwerking – door bijvoorbeeld de uitbouw of een betere (digitale) ontsluiting van de bibliotheek of het archief – maar aan de publicitaire uitstalling van diverse museumfuncties. De heropening van het M HKA is een simulacrum van de museumwerking van het M HKA. Het is de duurste reclamecampagne ooit uit de geschiedenis van de Vlaamse kunstwereld.

 

De Collectie, tot 5 april 2020 in het M HKA, Leuvenstraat 32, 2000 Antwerpen (03/260.99.99; muhka.be).