width and height should be displayed here dynamically

Het Nederlandse Landschap in 100 dagen

De Russische filmregisseur Andrei Tarkovsky (1932-1986) levert postuum het motto voor de eerste Internationale Triënnale Apeldoorn met de uitspraak: “Ik zie het landschap als een vraag en een uitdaging. In dit grensgebied tussen hemel en aarde zoeken we onze weg en vertellen we om ons leven in te kleuren en betekenis te geven.” Het motto legt de nadruk op het allesomvattende landschap, op het feit dat landschap nu eenmaal alles is wat zich boven en onder de horizon bevindt, maar het is tegelijkertijd een wel erg abstracte manier van praten over de alledaagsheid ervan. In De Verzegelde Tijd (1977) schrijft Tarkovsky dat hij zich, bij het filmisch verweven van landschap met de levens der gewone mensen, geïnspireerd voelt door bijvoorbeeld deze haiku van de Japanse dichter Basho: “De oude vijver/Er springt een kikker in:/Geluid van water./Voor het dak was riet gekapt/Op de vergeten stoppels/ Valt zachte sneeuw./ Vanwaar de loomheid?/Amper wakker vanochtend/Lenteregen ruist.” Het motto articuleert de uitgangspunten van de Triënnale in de zin dat de ervaring van het landschap centraal staat. Maar met de inhoud van de Triënnale valt eerder nog bovenstaand gedicht samen. Net zoals een haiku is het Nederlandse landschap immers kunstmatig en geconstrueerd. In de compactheid van dit gedicht liggen bovendien alle elementen van Herinnering en Transformatie besloten, de hoofdthema’s van deze 100-daagse manifestatie. Het evoceert de historie en het erfgoed, de aanwezigheid van dieren, het menselijk handelen, de invloed van het klimaat, de emoties, de vragen en de geluiden die een landschap kan oproepen.

Wie met deze haiku in het achterhoofd naar de Nettenfabriek gaat, staat meteen in de juiste gemoedstoestand in de tentoonstelling Onzichtbaar werk. De enorme zaal is leeg en donker, maar zodra iemand de ruimte betreedt glijden de beelden langzaam en zaalvullend over het kale beton. Het is een presentatie van de landschapsarchitecten Michael van Gessel en Patrick McCabe. De tekstuele toelichting is summier. De bezoeker staat midden tussen de beelden, die voluit zijn aandacht, zijn waarneming vragen, en hij kijkt naar de ontwikkelingsgeschiedenis van een project. Het is niet altijd duidelijk waar nu precies de ingreep ligt, wat nu precies het ontwerp maakt. Vandaar ook de titel, Van Gessel ingegeven door de vaststelling dat mensen vaak niet zien wát hij met zijn ontwerp heeft veranderd, “terwijl ik juist een kwart van de bomen heb weggehaald. Dat het er dan toch uitziet of het altijd al zo is geweest…” Een ontwerp ontstaat na lang kijken naar de aanwezige elementen, door die te gebruiken en te benadrukken. De lege betonnen ruimte die je verlaat, is uiteindelijk toch een heel andere dan de zaal die je betrad.

Een totaal andere benadering van landschap biedt de tentoonstelling Power of Place, eveneens in de Nettenfabriek. Een groep ontwerpers en theoretici doet hier verslag van een studiereis naar Amerika. Doel was het reflecteren op de relatie van kunstenaars en ontwerpers met het veranderende Nederlandse landschap, en het zoeken naar mogelijkheden om het landschap een “nieuwe dimensie te geven als collectieve belevingsruimte”. Met een dergelijke brede vraagstelling is het niet verwonderlijk dat het antwoord geheel duister blijft, maar enkele individuele presentaties geven wel een fascinerende kijk op de richtingen waarin naar een antwoord is gezocht. Vooral het project van Ester van der Wiel is wonderlijk en spannend. In de betonnen vloer zijn cilindervormige gaten geboord tot op de onderliggende zandlaag. Daarin zijn pioniersplanten gezet. Zo worden verschillende vragen over de relatie tussen bebouwde omgeving en natuur gesteld. Hoe kan een landschap bestaan in een geïndustrialiseerde omgeving? Maar ook: kan vegetatie vegeteren, hoe leeft een plant? Is het mogelijk om in de aangeboorde zandlaag, inmiddels decennialang verborgen onder de fabrieksvloer, oude zaden weer tot leven te brengen?

De “vergeten stoppels in de zachte sneeuw” van Basho hebben een bijna letterlijke verbeelding gekregen in het werk van fotograaf Gerco de Ruiter. Hij is een van de exposanten in Nature as Artifice, een fototentoonstelling in het Kröller-Müller Museum. Zijn beelden komen tot stand door een camera aan een vlieger te bevestigen, een procedure die leidt tot esthetische abstracties waarbij het landschap bijna niet meer te herkennen is. Het is deze feestelijke tentoonstelling met werk van onder anderen Frank van der Salm, Bas Princen, Theo Baart, Edwin Zwakman en Marnix Goossens die de ware verering van het Nederlandse landschap belichaamt. Eerder dan in de officiële Canon van het Nederlandse Landschap (60 archetypische Nederlandse landschappen, eveneens te zien in de Nettenfabriek) zijn hier bestaande (en gecomponeerde) tegenstrijdigheden, kunstmatigheden, schoonheden en variaties van het Nederlandse landschap in beeld gebracht.

De Triënnale omvat nog veel meer dan deze tentoonstellingen. Overal worden verhalen verteld, geschiedenissen geschetst, beelden getoond, vragen gesteld. “Is het mogelijk om landschap in al zijn facetten tot onderwerp te maken van een grote manifestatie”, vroeg de organisatie zich af. Het blijkt van wel. Een ongekende hoeveelheid materiaal werpt telkens een ander licht op het Nederlandse landschap, vanuit perspectieven variërend van een internationale context tot een individuele plant. Het levert theoretische beschouwingen op, rauwe of prachtige beelden, onvolgroeide gedachten en sluitende historische reflecties.

 

Internationale Triënnale Apeldoorn tot 28 september op diverse locaties in Apeldoorn (www.triënnale.nl). Het informatiepunt bevindt zich in de Vosselmanstraat 299. NAi Uitgevers gaf ter gelegenheid diverse publicaties uit waaronder Nature as Artifice, Landschappen van Verbeelding en Herinnering en Transformatie – 100 dagen Cultuur, Tuin en Landschap (zie www.naipublishers.nl).