width and height should be displayed here dynamically

Het Vlaams Belang vrijt de ondernemers op

Oude wijn in nieuwe zakken

Ondernemend Vlaanderen: welvaart voor iedereen is de titel van het economisch congres dat het Vlaams Belang op zaterdag 26 november 2005 hield in het Internationaal Congrescentrum te Gent. Her en der werd beweerd dat dit het eerste congres was dat het Vlaams Belang over het thema economie hield, maar dat klopt niet. Het eerste economisch congres van het VB vond plaats in 1996, reeds tien jaar geleden dus. [*] Het is verontrustend dat zovele journalisten dat over het hoofd kunnen zien, en het doet vragen rijzen bij de mate waarin politieke redacties zich informeren en documenteren. In wat volgt wil ik beide congressen naast mekaar leggen. Een interessante oefening, want ook hier blijkt dat het nieuwe Vlaams Belang niet zoveel verschilt van het oude Vlaams Blok.

 

1996: het eerste economiecongres

Vlaanderen werkt! was de titel van het eerste economische congres. Het vond plaats op 1 december 1996 in het conferentiecentrum van Sunparks in De Haan. De slotzitting werd door 700 partijleden bijgewoond.

In 1996 was de politieke context helemaal anders dan in 2005. Het toenmalige Vlaams Blok woog electoraal maar half zo zwaar als het Vlaams Belang vandaag. Bij de Vlaamse verkiezingen van 21 mei 1995 kwam de CVP afgetekend als grootste uit de stembus met 1.010.505 stemmen (26,8%), gevolgd door de VLD (761.262 stemmen, 20,2%) en de bijna even grote SP (733.703 stemmen, 19,4%). Pas op de vierde plaats kwam het Vlaams Blok, dat net geen half miljoen stemmen haalde (465.239, 12,3%).

Vergeleken met de verkiezingen van 1991, toen het VB 405.247 kiezers wist te verleiden, won de partij slechts matig (+60.000 kiezers). Het VB had duidelijk op meer gehoopt (zo’n 15% winst was het streefdoel), vooral ten nadele van de destijds zwaar door omkoopschandalen geteisterde SP. Maar in tegenstelling tot wat toen algemeen verwacht werd, gingen de sociaal-democraten er niet op achteruit, en wonnen ze enkele tienduizenden stemmen bij. Het Vlaams Blok, dat met de slogan Nu afrekenen! gehoopt had de socialisten een kopje kleiner te maken, bleef 300.000 stemmen achter op de SP. Het VB trok er zijn lessen uit: de SP had zich kunnen handhaven dankzij zijn sociale profiel (“Louis Tobback: uw sociale zekerheid”), welnu: dan moest het VB zich hier ook meer in profileren.

Enkele maanden later volgde het antwoord: in maart 1996 lanceerde het VB een grootse campagne onder het motto Werk voor eigen volk eerst. Deze campagne moest haar een sociaal imago verschaffen en het gras voor de voeten van de socialistische partij wegmaaien. De partij trok 6,5 miljoen Belgische franken uit (ca. 160.000 euro) – op dat moment een recordbedrag – om haar boodschap verkocht te krijgen.

Het sluitstuk van deze campagne moest het economisch congres Vlaanderen werkt! worden. Het Blok verwachtte veel van dit congres. Bij de aankondiging ervan in het partijblad van januari 1996 schreef Gerolf Annemans: “Het Vlaams Blok heeft in het verleden op economisch vlak reeds heel wat standpunten ingenomen. Het Vlaams Blok is een volkspartij die bij de gewone mensen staat, die allemaal op een of andere wijze geconfronteerd worden met of zelfs getroffen worden door het economisch systeem dat nu nog altijd een Belgisch economisch systeem is. Wij willen een moderne en optimistische economische visie uitstralen die zonder Belgische of syndicale complexen een maximaal welzijn voor eenieder bereikt. […] Stof genoeg om naar buiten te komen met ingrijpende standpunten. Het is de bedoeling van het partijbestuur en van de partijraad van het Vlaams Blok om van dit congres een historisch congres te maken. Vanuit dergelijk congres zullen wij snel de maatstaven en de mogelijkheden krijgen, die zullen leiden tot stevig bewapende fracties en mandatarissen. Stevig bewapend, want naar alle waarschijnlijkheid zal de regering Dehaene opnieuw proberen de verkiezingen in te gaan rond het sociaal-economische thema. […] Onze uitspraken over de sociale aspecten van een Vlaamse economie zullen mogen gezien worden door vriend en vijand van het Vlaams Blok. Dat is de bedoeling.”

Wat bedoeld was als een hoogtepunt, draaide evenwel uit op een slag in het water. De werkgroepen die een jaar lang het congres voorbereidden, geraakten maar moeizaam uit hun discussies. Het gebrek aan eensgezindheid leidde ertoe dat het Blok voor het eerst in zijn geschiedenis een ideologisch congres moest houden waarop geen nieuwe standpunten werden vastgelegd. “Dit congres herneemt en bekrachtigt in grote mate wat de partij in het verleden reeds heeft verkondigd”, noteerde congresvoorzitter Jan Penris in zijn verslag in het partijblad van januari 1997. Het congres had met andere woorden evengoed niet kunnen plaatsvinden. “Er werd een aanvang gemaakt”, schreef Penris dan maar om zijn gezicht te redden.

Kamerlid Alexandra Colen, die zich in het interne debat niet onbetuigd had gelaten, had de maanden voordien meer dan eens haar twijfels geuit over de slaagkansen van dit congres. “Zal de partij haar sociaal-economisch programma wijzigen?” vroeg het weekblad Knack haar op 3 april 1996. “Er zijn tegengestelde opvattingen”, antwoordde Colen. “De partij heeft zich onvoldoende bezig gehouden met algemeen maatschappelijke thema’s. Daarom willen ze een breder programma maken. Hoe succesvol dat zal zijn, valt af te wachten. Moeilijk wordt het zeker. Het Vlaams Blok bestaat uit mensen die samenkwamen rond Vlaamse bewogenheid en migranten, en uit de meer ethisch- en gezinsgerichten. De meesten waren niet bezig met economische theorieën of sociale zekerheid.” Het loopt allemaal niet van een leien dakje, vertelde Colen drie maanden later aan De Morgen: “Er is een heel breed gamma van denkrichtingen in de partij aanwezig. Er zal dus nog heel wat gepraat en gelezen moeten worden.”

 

2005: het tweede economiecongres

Op het economisch congres van 2005 speelt Alexandra Colen geen rol van betekenis meer. Haar twee stokpaardjes – de vlaktaks en de privatisering van de sociale zekerheid – werden uit de congresteksten geweerd. Anno 2005 is het Vlaams Belang uitgegroeid tot de bijna grootste partij van Vlaanderen. Met 981.587 kiezers (24,2%) zit het VB het kartel CD&V/N-VA op de hielen (1.060.580 stemmen, 26,1%) en is de extreem-rechtse partij fors groter dan VLD-Vivant (804.578 kiezers, 19,8%) en SP.A-Spirit (799.325 kiezers, 19,7%).

Vandaag heeft extreem-rechts een nieuwe fase bereikt: als massapartij voelt het Vlaams Belang zich sterk genoeg om op de deur van de macht te kloppen. Ook letterlijk: in de maanden voor het congres hield het VB een Ronde door Vlaanderen waarin het bij bedrijfsleiders op de koffie ging om hun verzuchtingen te aanhoren.

Nochtans had de partij beloofd alle actoren uit het sociaal-economische veld te aanhoren. Zo stond het althans in het Ontwerp-manifest Ondernemend Vlaanderen dat in april 2005 werd voorgesteld. “Omdat het Vlaams Belang de politieke partij is die luistert naar Vlaanderen, willen wij aan de hand van deze discussietekst de economische actoren eerst raadplegen vooraleer wij in het najaar het economisch programma van de partij vastleggen”, zo begon het ontwerpmanifest. “Wij richten ons met deze discussietekst tot iedereen. Niet enkel tot werkgevers of tot werknemers die de één tegen de ander strijden of omgekeerd, maar tot iedereen die in de ondernemingen van Vlaanderen samen wil werken aan een nieuwe economische welvaart”, klonk het veelbelovend. “Wij zullen waar nodig en waar mogelijk tevens ondernemingen, ondernemers en werknemers bezoeken in een Ronde Van Vlaanderen, waarin mandatarissen en specialisten van onze partij met bedrijfsbezoeken en gesprekken ‘ten velde’ het materiaal, de klachten, de ideeën en de ervaringen zullen verzamelen waarmee we het programma willen inspireren. Kent u iemand, een bedrijfsleider, een onderneming, werknemers die willen inspireren, die een gesprek hierover willen voeren? Contacteer ons. Wij komen en luisteren.”

Luisteren heeft het Vlaams Belang inderdaad gedaan, maar dan uitsluitend naar de Vlaamse werkgevers. Van het voornemen om ook met werknemers in gesprek te gaan, valt geen spoor te bekennen in wat tijdens een colloquium op 18 juni 2005 werd voorgesteld als de resultaten van die “Ronde van Vlaanderen”. Volgens het Vlaams Belang Magazine van juni 2005 werden “een 3000-tal Vlaamse ondernemingen” bevraagd tijdens een “Ronde van Vlaanderen” in de maanden voor het congres. Al dient dat cijfer genuanceerd te worden. Het door de VB-studiedienst uitgegeven Financieel-Economische Commentaren (FEC) van juli 2005 meldt dat slechts 178 ingevulde vragenlijsten werden teruggestuurd; 1514 vragenlijsten werden door het VB verstuurd naar Vlaamse bedrijven uit de Trends Top-100.000, en nog eens 1288 vragenlijsten gingen naar “Vlaams-Belangleden actief als zelfstandige, bedrijfsleider of in een belangenorganisatie”. Er werden ook 224 bedrijfsbezoeken gepland.

Het is bij die economische belangengroepen dat het Vlaams Belang volop naar bondgenoten zoekt. Want het VB beseft maar al te goed dat wie de macht wil veroveren meer moet kunnen dan verkiezingen winnen. Vandaar trouwens ook het belang van het Manifest voor een zelfstandig Vlaanderen in Europa dat een 50-tal zakenlui, verenigd in de denkgroep ‘In de Warande’, geheel toevallig daags voor het VB-congres uitbrachten.

 

Vlaams Belang: de stem van het patronaat

Het Vlaams Belang mag zich dan wel met één miljoen kiezers de partij van het volk wanen, dat het meer oor heeft voor de verzuchtingen van de werkgevers dan die van de werknemers, is geen links verzinsel. De zakenkrant De Tijd komt tot dezelfde conclusie.

Het is interessant te kijken aan welke studies en onderzoeken het Vlaams Belang refereert in de vijf voorbereidende teksten van haar economisch congres van 2005. Uit een door Blokwatch gemaakte analyse blijkt dat het VB een wel heel eenzijdige luisterbereidheid aan de dag legt: VBO, VOKA, UNIZO… de ene na de andere werkgeversorganisatie of patronale denktank komt aan bod. Van de vakbonden geen spoor te bekennen. Dat de bonden, zoals het Vlaams Belang in haar Financieel-Economische Commentaren schrijft, niet wensten te reageren op de vragenlijst van de partij, doet daarbij niet ter zake. De studies van de vakbonden, bijvoorbeeld over stress op het werk, kunnen even gemakkelijk geraadpleegd worden als die van de ondernemers.

Op 11 augustus 2005 verstuurde het VB bovendien een FEC-nieuwsflits getiteld Vlaams Belang doet beroep op vakbondsafgevaardigden. Daarin schrijft de partij: “In het kader van de congreswerkzaamheden zoeken wij op grote schaal contact met vakbondsafgevaardigden die bereid zijn met onze partij na te denken over de relatie werknemer-werkgever. Heel wat afgevaardigden zegden ondertussen reeds hun medewerking toe.”

Niets van terug te vinden in de teksten. Neen, hier is duidelijk meer aan de hand. Wie het economisch verlanglijstje van het Vlaams Belang doorneemt, kan niet naast een opvallende gelijkenis met dat van de bedrijfswereld kijken. “De partij biedt de bedrijven alles waar ze van dromen: lastenverlagingen, een ontvette overheid en minder machtige vakbonden”, schrijft een in dezen toch wel onverdachte bron als De Tijd (23 november 2005). “Het Vlaams Belang mag dan al bestrijden dat het om een ultraliberaal werkstuk gaat, toch kan niet worden ontkend dat departij de werkmens minder lekkers te bieden heeft dan de bazen.”

 

Vakbonden

In 1996 organiseerde het VB een congres over Vlaanderen werkt! zonder dat de Vlaamse werknemer in beeld kwam. Die werknemer stond weliswaar op de congresaffiche (een vrouw in verpleegstersoutfit, een man met bouwvakkershelm en stropdas), maar kwam in de 202 pagina’s congresteksten niet één keer voor.

In 2005 is die werknemer zelfs van de congresaffiche verdwenen (nogmaals een aanwijzing dat de partij niet op deze categorie mikt). Goed, de “hardwerkende werknemer” komt wel enkele keren in de congresteksten voor, maar dan niet om bijvoorbeeld een verbetering van zijn arbeidsomstandigheden of minder stress op het werk te bepleiten. Waar het de partij om gaat is dat werknemers te veel kosten, dat arbeid te duur is (het VB bepleit een “substantiële lineaire daling van de fiscale en parafiscale lasten” met minstens 12,5 miljard euro).

Met de vakbonden van die werknemers – het christelijke ACV, het socialistische ABVV en het liberale ACLVB – wil het VB zo snel mogelijk afrekenen. “Het Vlaams Belang wil dat vakbonden zoals iedereen rechtspersoonlijkheid zouden aannemen”, luidt het in de congresresoluties. Vandaag zijn vakbonden feitelijke verenigingen zonder rechtspersoon (wat het dus onmogelijk maakt hen voor de rechtbank te dagen). De Belgische Grondwet garandeert immers de vrijheid van vereniging: burgers mogen zich verenigen zonder voorafgaandelijke formaliteiten. De overheid kan aan feitelijke verenigingen geen wettelijke verplichtingen opleggen. Het is trouwens een leugen dat, zoals het VB beweert, “iedereen” rechtspersoonlijkheid zou hebben: niet alleen de vakbonden, ook politieke partijen zoals het Vlaams Belang hebben geen rechtspersoonlijkheid, net zoals bijvoorbeeld de meeste werkgeversorganisaties of de katholieke kerk. Zo uitzonderlijk is dit dus niet.

Het VB diende al verschillende wetsvoorstellen in die vakbonden verplicht een vzw-statuut aan te nemen, zodat de overheid ze gemakkelijker kan controleren en desgewenst vervolgen. Het congres van 2005 sluit dan ook aan bij een traditie die van oudsher bestaat in de partij. Het is interessant er even de geschiedenis van te schetsen, omdat het veel vertelt over de ideologische aard van extreem-rechts.

Voorzitter-voor-het-leven Karel Dillen diende op 23 september 1983 voor het eerst een dergelijk wetsvoorstel in. Het was meteen het tweede voorstel waarmee het Vlaams Blok voor de pinnen kwam. Dat was overigens twee maanden vóór het wetsvoorstel over de terugkeer van migranten (dat dateert van 24 november 1983). Het geeft te kennen waar de partij al van in de prille beginjaren de prioriteiten legt.

De indiening van het bewuste wetsvoorstel ging destijds gepaard met een felle antivakbondscampagne. In een persmededeling op 14 september 1983 kondigde de partij het wetsvoorstel aan “dat de rechtspersoonlijkheid voor syndicaten verplicht, zodat werknemers, werkgevers en zelfstandigen hen kunnen verantwoordelijk stellen voor de opgelopen schade bij door hen erkende stakingen”. De dag voor Dillen het effectief indiende, verklaarde hij nogmaals in een persmededeling: “De vakbonden, welke in het verleden ongetwijfeld veel gedaan hebben voor het lot van de werknemers, zijn vandaag politieke instrumenten van desinformatie en destabilisatie, ophitsing en demagogie. Het is dan ook meer dan dringend dat de vakbonden een statuut krijgen, waardoor ze verantwoording voor hun beleid en daden moeten afleggen.”

Elke legislatuur werd het wetsvoorstel-Dillen opnieuw ingediend. Voor het VB gaat het hier dan ook om een princiepskwestie. Geen wonder dus dat de liquidatie van de vakbonden in de grondbeginselen van het Vlaams Blok stond ingeschreven. (In de nieuwe grondslagen van het Vlaams Belang van 2004 gebeurde dat niet, maar het economisch congres van 2005 zorgt opnieuw voor de nodige duidelijkheid.)

 “Als solidaristische partij wijst het Vlaams Blok de ongecontroleerde partijsyndicaten af”, luidde het in de oude grondbeginselen van de partij. Anno 2005 stelt het economisch congres in haast identieke bewoordingen: “Politiek gekleurde vakbonden hebben vaak een nefaste invloed op de relatie tussen werkgevers en werknemers. In plaats van de belangen van hun leden te verdedigen, verlagen ze zich soms tot platte partijpolitiek, het verwerven van allerlei profijten en het dienen van de partij waarmee ze zijn verbonden.” In het economisch model dat het Vlaams Belang voor ogen staat, en dat geïnspireerd is op het solidarisme, is er geen toekomst voor interprofessioneel georganiseerde vakbonden, maar moeten er bedrijf per bedrijf afspraken worden gemaakt.

Net zoals de vakbonden moet ook het stakingsrecht aan banden worden gelegd. “Het recht op staken mag niet verhinderen dat werkwillige arbeiders en bedienden hun werkplek vervoegen wanneer zij dat willen, ook in stakingsperiodes”, luidt het in een congresresolutie.

In oktober 2005, ten tijde van de nationale stakingsacties tegen het Generatiepact van de paarse regering Verhofstadt II, verspreidde het Vlaams Belang een persmededeling waarin het begrip toonde voor “de woede van vele werknemers”. Sommige journalisten meenden daaruit op te maken dat het VB zich achter de stakingsacties schaarde. Het volstond nochtans die persmededeling volledig te lezen om te begrijpen dat de partij zich nog steeds op de harde Bloklijn van weleer bevond dat “politieke” stakingen niet kunnen.

Want, zo luidde de laatste paragraaf: “Wij betreuren dat met de stakingsacties wellicht weer de grote en kleine Vlaamse bedrijven getroffen worden, terwijl de schuldigen eigenlijk bij de regering te zoeken zijn. Het mag trouwens ook niet dat stakingsacties leiden tot blokkades van KMO-zones of van werkwilligen. In een democratie bestaat trouwens een ander probaat middel om het wanbeleid en de gebroken beloftes van paars af te straffen: de stembus.”

In deze laatste paragraaf maakt het Vlaams Belang duidelijk dat het een staking als actiemiddel afkeurt (omdat dat de ondernemingen treft), dat blokkades van bedrijfsterreinen niet getolereerd worden en dat werkwilligen aan de slag moeten kunnen – staking of niet. Bovendien wordt geïnsinueerd dat om een regering te treffen een staking geen democratisch actiemiddel is. Daarmee zit het Vlaams Belang weer volledig op de lijn die ook door het Vlaams Blok werd gevolgd: politieke stakingen – die het regeringsbeleid viseren – moeten verboden worden.

 

Sociaal-economisch

Dat het Vlaams Belang een groot deel van zijn kiezers voor het hoofd zou stoten wanneer het dit al te luid zou roepen, beseft de partij ook wel. Stickertjes met slogans als “Staken schaadt, werken baat” durft het vandaag niet meer te verspreiden. Diezelfde bekommernis deed de partij ook besluiten een economisch en geen sociaal-economisch congres te houden.

Over wat het sociale programma van de partij moet voorstellen congresseert het Vlaams Belang zelfs niet, maar roept het meer dan een maand voor het tweede economisch congres simpelweg een persconferentie bijeen waarop het drie nieuwe brochures – Een socialer Vlaanderen, Vergrijzing en arbeidsmarkt en Op weg naar een Vlaamse gezondheidszorg – voorstelt. Als we Doorbraak mogen geloven, het ledenblad van de Vlaamse Volksbeweging (VVB), was dat een bewuste keuze om interne heibel te vermijden: “Het is duidelijk dat het VB aan een heel delicate evenwichtsoefening bezig is. Win de ondernemers en belastingbetalers zonder de arbeiders en de belastingconsumenten te verliezen. Verlaag de belastingen zonder de schijn te wekken dat je de sociale zekerheid afbreekt. Geef de ondernemingen meer ruimte zonder aan de rechten van de werknemers te raken. Het VB heeft daarom wijselijk besloten om het komende congres een ‘economisch’ congres te noemen. En dus geen sociaal-economisch. Dat laat de partij toe om zich te concentreren op het ondernemersklimaat, de lokale KMO’s, de zelfstandigen en andere interessante groepen van kiezers. […] Door zich nu te concentreren op het (bedrijfs)economische en pas later op het sociale, kan de partij allicht wegkomen met een programma dat niet echt hoeft te kiezen tussen economische groei of sociale gelijkheid, en kan ze allicht beide groepen kiezers aan zich blijven binden.”

Van de auteur van bovenstaand citaat mag op zijn minst vermoed worden dat hij enigszins op de hoogte is van het interne partijhuishouden. Zijn naam is namelijk Dirk Laeremans. Behalve dat hij de broer is van VB-kamerlid Bart Laeremans, was hij op 18 juni 2005 een van de sprekers op het startcolloquium ter voorbereiding van het VB-congres.

Wat Laeremans vertelt, verschilt niet zoveel van wat Filip Dewinter op 20 juni 2005 in De Tijd vertelde: “Ter linkerzijde probeert men het Vlaams Belang in het superliberale kamp te steken. Dat zal niet het geval zijn. Wij beseffen goed dat wij de eerste arbeiderspartij van Vlaanderen zijn geworden. Met de verdieping van ons economisch programma gaan we ons publiek niet met asociale maatregelen tegen de borst stoten.”

 

Gemeenschapsdienst

Op zijn weblog gaat ‘verruimer’ Jurgen Verstrepen er prat op dat hij het Amerikaanse Werk Eerst Project (Work First) bij het Vlaams Belang binnenloodste. Dat project wil van jongeren bruutweg gratis arbeidskrachten maken: in ruil voor niet meer dan hun stempelgeld worden ze verplicht om het even wat te doen. Zegt het Vlaams Belang in zijn congresteksten van 2005: “Jongeren tussen 18-25 jaar die voor het eerst een uitkering aanvragen moeten verplicht vanaf de 1ste dag werken en opleiding volgen. Centraal in dit project staat dat jongeren niet de kans moeten krijgen om te wennen aan een uitkering zonder tegenprestatie. Het verplichte werk bestaat uit voor de bevolking zichtbare jobs (onderhoud openbaar groen, reiniging, stadsverbetering, gemeenschapsdienst enzovoorts) over horeca, administratie, fabriekswerk tot bandwerk. Er kan een op maat uitgewerkte formule per ingeschrevene gemaakt worden: een voltijdse job, een deeltijdse job in combinatie met opleiding en/of stage of een verplichte stage.”

Wie weigert verliest zijn uitkering, aldus het VB: “Meedoen aan het ‘Werk Eerst project’ is niet vrijblijvend: jongeren die zonder goede reden onvoldoende medewerking verlenen aan ‘Werk Eerst’ krijgen een forse vermindering van hun uitkering tot een volledige stopzetting. Werk weigeren kan niet meer. De mentaliteitsverandering is: ‘Kom uit je bed en werk voor je geld. Een sociale uitkering is geen recht, maar een gunst’.”

Dat het Vlaams Belang dat maar eens aan de werklozen gaat vertellen! (Vandaag is het trouwens al zo dat schoolverlaters niet onmiddellijk een werkloosheidsuitkering ontvangen. Eerst doorlopen ze een wachttijd van 233 werkdagen. Pas na afloop daarvan kunnen ze een wachtuitkering aanvragen die varieert tussen 208 euro en 855 euro per maand. Een jongere heeft maar recht op een werkloosheidsuitkering na 312 dagen te hebben gewerkt. Beseffen ze dat bij het VB wel?)

Het merkwaardige aan bovenstaand voorstel is dat ‘verruimer’ Verstrepen hiermee, allicht onbewust, een omstreden Vlaams Blokvoorstel oprakelt dat de partij al stilzwijgend begraven had. In Van crisis en werkloosheid naar volledige werkgelegenheid in een organisch-solidaristische staat van Willy Smout, een brochure uit 1989 die als het sociaal-economisch programma van het Vlaams Blok gold, stelde de partij voor om alle werklozen na één jaar tot een gemeenschapsdienst te verplichten, in ruil voor niet meer dan hun dop. “Wie kan, maar niet wil werken in dienst van de gemeenschap moet zelf de financiële consequenties dragen. Om te leven in een gemeenschap moet men ook aanvaarden dat men werkt voor zijn inkomen. Werken is als zodanig een recht, maar ook een plicht. Een solidaristische maatschappij heeft geen nood aan parasieten en dient dit dan ook uit te drukken onder de vorm van een aangepaste wetgeving ter zake: ofwel heeft men een job in het klassieke economische circuit, ofwel niet. In het laatste geval dient men zich dan ook in te zetten voor de gemeenschap, wil men financieel gesteund worden. Voor gezonde mensen is er geen tussenweg.”

Op het VB-armoedecongres van 5 december 1993 werd “de invoering van een gemeenschapsdienst” nog in resolutie 32 goedgekeurd. “Bij weigering van deze gemeenschapsdienst zullen deze werklozen van hun uitkering afstand moeten doen”, luidde het nog. Het economiecongres van 1996 ontweek het thema van de gemeenschapsdienst evenwel. Anno 2005 komt het Vlaams Belang er dankzij Jurgen Verstrepen opnieuw mee op de proppen, in een nog strengere variant: de verplichting tot een gemeenschapsdienst geldt nu al vanaf de eerste dag in plaats van na één jaar.

 

Gastarbeid

Op het congres van 1996 was één werkgroep volledig gewijd aan het thema gastarbeid. In 2005 is dat niet het geval, maar dat betekent niet dat het thema uit de congresteksten verdwenen is. Al is ook daar iets hoogst merkwaardigs aan de hand.

 “Het Vlaams Belang wijst een politiek van immigratie om de leemten in ons arbeidsaanbod van werkkrachten op te vangen volledig af”, lezen we onder het kopje Geen arbeidsmigratie in de congrestekst van 2005. Maar wat verder in de tekst wordt de deur toch op een kier gezet: “Wij houden de mogelijkheid van jobs met een innovatief karakter voor vreemdelingen met arbeidskaart open. Vanzelfsprekend willen wij de migratiestop van 1974 behouden, maar het is mogelijk dat op lange termijn niet-EU-burgers jobs met een innovatief karakter kunnen helpen invullen. Dat moet dan telkens op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst gebeuren en moet een duidelijke win-winsituatie zijn voor alle betrokken partijen. Aan het contract moet bovendien een Vlaams examen in het land van herkomst voorafgaan. Dit examen moet peilen naar vakkennis, functionele taalkennis en noties van onze instellingen, waarden en normen. Mensen die een reëel gevaar betekenen voor onze samenleving zijn uiteraard niet welkom.”

Merkwaardig is dat het VB amper enkele weken voor dit tweede economisch congres hetzelfde standpunt lichtjes anders verwoordde. Dat gebeurde in de brochure Vergrijzing en arbeidsmarkt, van de hand van de parlementsleden Koen Bultinck en Guy D’Haeseleer en met partijvoorzitter Frank Vanhecke als verantwoordelijke uitgever – onmiskenbaar een officiële partijpublicatie dus. In deze brochure gaat het niet om “jobs met een innovatief karakter”, maar om het veel ruimere begrip “knelpuntvacatures”. Schrijft het Vlaams Belang: “Wij houden de mogelijkheid van ‘knelpuntvacatures’ voor vreemdelingen met arbeidskaart open. Vanzelfsprekend willen wij de migratiestop van 1974 behouden, maar het is mogelijk dat op lange termijn niet-EU-burgers ‘knelpuntvacatures’ kunnen helpen invullen. Dat moet dan telkens…” en de tekst gaat verder in dezelfde lijn. Knelpuntvacatures zijn jobs waarvoor geen of onvoldoende kandidaat-werknemers gevonden worden, vaak omdat het jobs met ongunstige arbeidsomstandigheden zijn, waarvoor Vlaamse werklozen hun neus ophalen of niet de juiste kwalificaties hebben. De VDAB hanteert een lijst van 238 knelpuntberoepen, die voor een equivalent staan van 40.682 jobs, en in de volgende twintig beroepsgroepen voorkomen: ingenieurs, verplegend personeel, tekenaars, technici, boekhouders, informatici, kaderpersoneel, gespecialiseerde bedienden, vertegenwoordigers, chauffeurs, arbeiders metaal, elektriciens, schrijnwerkers, arbeiders bouw, onderhoudstechnici, bakkers, beenhouwers, horecapersoneel, schoonmaakpersoneel en kappers. Dat zijn verre van allemaal hooggeschoolde jobs.

Op het VB-congres van 26 november 2005 is er dus plots geen sprake meer van knelpuntvacatures. Nu heet het om “jobs met een innovatief karakter” te gaan. De nieuwe generatie ‘gastarbeiders’ die het Vlaams Belang op het oog heeft, zijn dus hooggeschoolde Amerikaanse bedrijfsleiders en Japanse informatici, van wie de partij echter nog steeds “in het land van herkomst” zowaar “een Vlaams examen” zal afnemen, dat nog steeds “moet peilen naar vakkennis, functionele taalkennis en noties van onze instellingen, waarden en normen”. Een voorstel als dit verdient eigenlijk een ruime bekendmaking, want het Vlaams Belang prijst er zichzelf volledig mee uit de markt in internationale zakenkringen.

 

Liberalisme

Zowat alle journalisten die verslag uitbrachten van het economisch VB-congres van 2005 waren het erover eens dat de partij met wel erg ultraliberale recepten uitpakt: minder belastingen, minder overheid, minder vakbond, meer flexibiliteit voor de arbeiders. In VLD-kringen maakt men zich daar nogal ongerust over: ondernemers behoren traditioneel immers tot de liberale achterban. Vandaar dat de VLD er nogal op gebeten is het Vlaams Belang als een antiliberale partij af te schilderen. Hoewel de argumentatie die iemand als VLD-voorzitter Bart Somers daarvoor gebruikt niet steeds even correct is, heeft hij ten gronde wel gelijk dat het Vlaams Belang geen liberale partij is – zelfs niet met een ultraliberaal programma.

Tien jaar geleden zat het VB in de fase van de electorale uitbouw: waar het voor de partij toen op aankwam, was zoveel mogelijk kiezers los te weken van andere partijen, in de eerste plaats die kiezers die in een onzekere economische situatie verkeerden en daarom het meest gevoelig waren voor haar racistische boodschap. Wat de SP destijds in de volkswijken verloor, vormde telkens weer de winst voor het VB.

Vandaag is het VB sterk genoeg om te weten dat het niet alleen verkiezingen moet winnen, maar ook het ondernemersvertrouwen. Dát was de inzet van het congres van 2005. De economische plannen van het Vlaams Belang zijn vooral een tactiek om rechtse en conservatieve elites te paaien nu de partij staat te popelen om te regeren. De linkse vijver is leeggevist, nu is de rechts-liberale aan de beurt. Maar zijn sociaal-economische inspiratie haalt het VB niet uit het liberalisme dat de vrijheid van ondernemen verkondigt, wel uit het solidarisme dat de samenwerking tussen werknemers en werkgevers binnen één volksgemeenschap predikt. Ten gronde huldigt extreem-rechts trouwens een antiliberaal mensbeeld, omdat het ervan uitgaat dat niemand vrij wordt geboren, maar steeds geboren wordt als lid van een bepaalde volksgemeenschap. Daaruit vloeien automatisch bepaalde plichten voort, zoals de plicht een gezin te stichten (om zo het fysieke voortbestaan van het volk te garanderen).

Sommige concrete voorstellen van het VB worden ook door andere partijen geformuleerd. Zo kunnen nogal wat liberalen zich vinden in het VB-voorstel om vakbonden te verplichten rechtspersoonlijkheid aan te nemen. Maar achter dit voorstel gaat een solidaristische en nationalistische ideologie schuil, die weinig van doen heeft met liberalisme. Voor het Vlaams Belang primeert niet de vrijheid van het ondernemende individu, maar de eenheid en homogeniteit van het zogenaamde eigen volk dat werknemers en werkgevers broederlijk verenigt. De bestaande vakbonden zijn daarom volksvijandige instrumenten, want ze verenigen enkel werknemers – van een bepaalde politieke kleur dan nog wel – en stellen zich vaak vijandig op tegen werkgevers, die toch ook Vlaamse volksgenoten zijn. Uiteraard is die Vlaamse volkseenheid een mythe, maar het is wel die mythe waarop het programma van het Vlaams Belang – net zoals dat van het Vlaams Blok – geënt is.

Zie ook www.blokwatch.be

 [*]       Voor het economisch congres van 1996, zie ook Marc Spruyt, Wat het Vlaams Blok verzwijgt (Leuven, Van Halewijck, 2000). De resoluties van het congres werden gepubliceerd op www.blokwatch.be.