width and height should be displayed here dynamically

Ideaal!Wonen

Onder deze titel buigt het Centraal Museum van Utrecht zich gedurende vier maanden over de geschiedenis van de Nederlandse wooncultuur. Die ambitieuze opzet wordt op zeer diverse manieren ingevuld. Ideaal!wonen belicht niet alleen de geschiedenis van de avant-gardeproductie, de titel verwijst ook naar een reeks exposities, evenementen en congressen die andere facetten van de wooncultuur behandelen: het doe-het-zelffenomeen, het huiselijk interieur als persoonlijk museum, wonen en welzijnszorg, enzovoort. De spil van het hele aanbod is een overzichtstentoonstelling in De Stallen, Idealisme versus Realisme, die meubelen ‘van Rietveld tot IKEA’ presenteert. Daarnaast vond in september Eerste Hulp Bij Inrichting plaats, een expositie in de Leidsche Rijn – de grootste VINEX-locatie in Nederland – waar het kunstenaarsduo ORGACOM de resultaten van een bewonersproject voorstelde. In De Overkant, een andere gedeelte van het Centraal Museum, vindt tegelijkertijd Smart Alice plaats, een presentatie rond de nieuwste technologische ontwikkelingen voor het huis en het huishouden. Verder worden in het Centraal Museum gedurende deze vier maanden ook een zevental projectkamers ingericht met als thema ‘ideaal wonen in vroegere eeuwen’. Eén van die vertrekken laat de 19de-eeuwse inboedel van een Utrechtse patriciërswoning zien, inclusief gietijzeren haard en Chinees porselein. Tussen de verschillende projectkamers in, staan enkele aan het wonen gerelateerde collectiestukken extra in de kijker. Intrigerend is bijvoorbeeld het 17de-eeuwse poppenhuis van Petronella de la Court: een uiterst gedetailleerde maquette, in de vorm van een vitrinekast, van een ‘ideale’ woonsituatie in een Amsterdams herenhuis. Vanaf 18 oktober gaat vervolgens, recht tegenover het beroemde Schröderhuis, een tweede ‘modelwoning’ van Gerrit Rietveld open voor het publiek.

Deze opsomming is onvolledig, maar geeft onmiddellijk de reikwijdte van het project ideaal!wonen aan. Net als de in 2000 verschenen publicatie Honderd jaar wonen in Nederland 1900-2000 (Jaap Huisman, Irene Cieraad, Karin Gaillard, Rob van Engelsdorp Gastelaars), en meer nog dan de tentoonstelling Thuis in Rotterdam (2001) wil het project de veelzijdige problematiek van het wonen en de complexe relatie ervan met onder meer binnenhuisinrichting en design bestrijken. De affiche van ideaal!wonen spreekt al boekdelen: in tegenstelling tot wat de titel suggereert, werd er geen vooruitstrevend ‘modelvoorwerp’ maar een commercieel massaproduct op afgebeeld, namelijk de bekende witte plastic tuinstoel waarvan in Europa ongeveer veertig miljoen exemplaren in omloop zijn. Ook de format van de catalogus geeft weinig blijk van hooggestemd ‘idealisme’: de publicatie is geen designboek, maar – letterlijk – een woonbijlage (op 85.000 exemplaren) bij het tijdschrift Elle Wonen. Onder de titel ideaal!wonen wordt dit populaire lifestylemagazine heel even – en niet zonder ironie – tot een product van ‘hoge cultuur’ verheven. Hiermee wordt niet alleen verwezen naar het enorme succes van populaire woontijdschriften – Feeling Wonen, Actief Wonen, Eigentijds Wonen… – maar ook naar (ver)bouwen en interieurinrichting als een van de meest gehypete vrijetijdsbestedingen. “Anno 2002 is wonen een nationale sport geworden,” stelt Ida van Zijl in een van de catalogusteksten. Wie wil spreken over wooncultuur, moet ook spreken over wonen als hobby.

Wanneer een museum het wonen op een dergelijke veelzijdige manier aan de orde stelt, rijst onvermijdelijk de vraag hoe de woonmodellen van de avant-garde – waaronder gekende museumstukken – zich verhouden of verhouden hebben tot de nationale meubelindustrie en woonconsumptie. Dit heikele vraagstuk komt aan bod in de overzichtstentoonstelling in De Stallen. Idealisme versus Realisme stelt op het eerste zicht een aantal bekende designmeubelen tentoon, geordend volgens elf min of meer onafhankelijke thema’s uit de designgeschiedenis. ‘Buismeubilair’ toont onder meer stoelen van Mart Stam, ‘volkshuisvesting en inrichting’ de Bruynzeel-keuken van Piet Zwart, ‘stoelen-uit-één-stuk’ de tulpstoel van Eero Saarinen… Deze klassiekers worden aangevuld of geconfronteerd met een aantal hoofdzakelijk recente massaproducten zoals de witte plastic tuinstoel (inderdaad een ‘stoel-uit-één-stuk’) en verschillende IKEA-producten. De verankering in de realiteit of de verhouding met de eigenlijke wooncultuur wordt verder in beeld gebracht door een aantal video’s en videostills van tv-programma’s. “Als je goed spul koopt en er goed op past, dan kun je er jaren mee toe,” beweerde een man in 1996 in een uitzending van de VPRO. “Ik kan zonder heel veel, zonder dat het mijn leven kaler maakt,” staat onder een andere still geschreven.

Deze eerder boude confrontaties tussen avant-gardeprojecten, massaproducten uit de meubelindustrie en beelden van de actuele wooncultuur in Nederland, maken zonder meer duidelijk dat niet alleen vernieuwend meubilair en ‘ideale’ woonmodellen een belangrijke rol hebben gespeeld in de nationale woongeschiedenis. Hoe een huis ingericht wordt en hoe er op een bepaald moment in geleefd wordt, heeft uiteraard met veel meer factoren te maken. Toch blijft de nadruk in Idealisme versus Realisme op de avant-gardeproductie liggen, vooral omdat de structuur van de tentoonstelling rechtstreeks uit de designgeschiedenis is afgeleid. Verwonderlijk is bovendien dat er, in tegenstelling tot wat de modegevoelige catalogus doet vermoeden, nergens expliciet wordt ingegaan op de huidige lifestyletrend die opvallend veel meubelen uit Idealisme versus Realisme – designklassiekers naar ontwerp van Bertoia, Saarinen of Eames – als cultuursymbolen annexeert. Verschillende ‘ideale’ voorwerpen die in De Stallen zijn verzameld, hebben, geplaatst in een eigentijds interieur, op zijn minst een tweevoudige identiteit: als privé-collectiestuk én als trendy gebruiksvoorwerp. Zonder een dergelijke reflectie wordt het verschil tussen de expositie in het Centraal Museum en een zondagse woonbeurs voor woonhobbyisten soms bijzonder klein.

 

• Ideaal!wonen loopt tot 21 januari 2003 in het Centraal Museum, Nicolaaskerkhof 10, Utrecht (030/236.23.62).