width and height should be displayed here dynamically

Ik wil niet conservatiever zijn dan nodig is

een gesprek met Rob Smolders, voormalig hoofdredacteur van Metropolis M

Na 13 jaar redacteurschap van het Nederlandse kunsttijdschrift Metropolis M, neemt Rob Smolders sinds kort de functie van conservator waar in het museum De Wieger in Deurne (gelegen in de provincie Brabant, tussen Eindhoven en Venlo).

Aanleiding voor dit gesprek met Rob Smolders is “De onmogelijke ontmoeting van journalistiek en beeldende kunst”, de laatste tekst die hij in Metropolis M publiceerde. Deze tekst houdt net als vele van zijn andere teksten een oproep in tot gesprek en discussie. Met Rob Smolders spraken we over twee onderwerpen die hem na aan het hart liggen: schilderkunst en de kwaliteit van de kunstkritiek (in de jaren ’80).

Bart Meuleman: In uw afscheidsbrief had u het over de literaire ambities die Metropolis M oorspronkelijk had, en ook over het feit dat die literaire ambities na een tijd losgelaten werden.

Rob Smolders: We hadden inderdaad literaire ambities, maar niet de literaire vaardigheid om het blad die kant op te sturen. Daarom hebben we gekozen voor een kunsthistorische benadering en geleidelijk aan is dat historische er weer uit verdwenen en werd het een blad dat puur op kunstkritiek gericht was. Ik heb zelf wel een aantal stukken geschreven die een bijzondere vorm hadden, bijvoorbeeld een artikel over Marlene Dumas dat ik enkele jaren geleden schreef. Het begon met een gefingeerde brief aan haar. Met dat soort dingen was ik toen heel erg bezig: hoe kan je een vorm bedenken waarin je je direct op het onderwerp richt. Critici nemen te weinig vrijheid om hun eigen verhaal te schrijven, en dan heb ik het echt over critici, de mensen die schrijven over kunst en niet de schrijvers die sowieso verhalen schrijven, zoals Dirk Van Weelden.

Koen Brams: De brief lijkt me een zeer juiste vorm om over het werk van Marlene Dumas te spreken omdat het eigenlijk een vluchtig medium is.

Rob Smolders: Dat element van noteren zit zeer sterk in haar werk. Zij heeft ook werken gemaakt met brieffragmenten, losgescheurde regeltjes uit brieven. Ze is heel sterk bezig met de manier waarop mensen met elkaar omgaan en met elkaar communiceren.

Koen Brams: Metropolis M verleent ook het woord aan de kunstenaars zelf.

Rob Smolders: Dat een kunstenaar schrijft, is weer een van die vele signalen die je krijgt. Bijvoorbeeld die tekst van Jan Vercruysse over Jan Hoet, waarin hij een duidelijk standpunt inneemt dat ook alleen maar in woorden te formuleren is en niet uit zijn werk afgeleid kan worden. Omdat we niet in de mogelijkheid waren om de tekst in zijn geheel af te drukken, publiceerden we een stuk uit die tekst.

Bart Meuleman: Is het geen probleem om slechts een fragment van de tekst van Vercruysse te publiceren? Op die manier lijkt hij meer pamfletachtig. Ik vind het een zeer subtiele tekst, ook heel duidelijk langs de andere kant. Het afdrukken van de verkorting gaar daar eigenlijk tegen in.

Rob Smolders: Dat argument kan ik wel volgen, maar we hadden geen andere keuze. We hebben geprobeerd om het netjes te doen, dat wil zeggen in overleg met Jan Vercruysse zelf. Hij ging ermee akkoord en dan vind je elkaar daar toch in. Dat is een moeilijk punt, dat je dat zo belangrijk moet vinden dat je er andere teksten voor opzij zet, want daar zou het dan toch op neer komen.

Bart Meuleman: Het is wel zo dat deze tekst een zeer fundamentele kritiek formuleerde teen de documenta en dat je dat soort kritiek nooit meer op die manier hebt aangetroffen.

Rob Smolders: Ik heb andere kunstenaars gesproken die de tekst hadden gelezen en die vonden dat de documenta enkel maar een aanleiding was, en die het erg belangrijk vonder dat er nu eens eindelijk iemand aangaf hoe er wordt gesold met kunstwerken door tentoonstellingsmakers. Eerst vragen ze aan kunstenaars of ze zin hebben om mee te doen aan tentoonstellingen en als ze eenmaal geconfronteerd worden met een negatief antwoord stappen ze naar particuliere verzamelaars om werken bij elkaar te lenen waardoor het lijkt dat die betrokken kunstenaar zich toch achter het programma van een tentoonstelling schaart.

De rol van de taal binnen de kunst(kritiek) is veel te overheersend geworden.

Koen Brams: Als we uw artikels van de afgelopen drie jaar overschouwen, valt op hoeveel aandacht u hebt besteed aan de schilderkunst. In de afgelopen drie jaren hebt u zich nauwelijks over andere kunstvormen ontfermd binnen Metropolis M.

Bart Meuleman: Was u zich bewust van de verdedigende positie die u innam?

Rob Smolders: Ik heb niet geprobeerd me als specialist van de schilderkunst op te werpen. Dat ik dan toch veen over schilderkunst geschreven heb, heeft veel te maken met het feit dat andere mensen het niet deden, met het opvullen van een lacune. Als je Metropolis nu openslaat dan zie je dat vele mensen willen schrijven over installaties en allerlei tussenvormen. Het is veel moeilijker om auteurs te vinden die over schilderkunst willen schrijven en als je daar dan zelf ideeën over hebt, wat ligt er dan meer voor de hand dan dat je dat zelf op papier zet.

Koen Brams: Er waren en zijn maar weinig mensen die over schilderkunst willen spreken. Waaraan wijt u dat?

Rob Smolders: Mensen hebben het gevoel dat de schilderkunst niets nieuws meer te bieden heeft.

Koen Brams: Dat klopt toch eigenlijk niet want als we nu kijken naar de grote groepstentoonstellingen dan zie je toch steeds een grote aandacht voor schilderkunst, zowel vanwege het publiek als vanwege de tentoonstellingsmaker. Maar niet vanwege de kunstkritiek.

Rob Smolders: Dat is inderdaad een paradox, die ik trouwens ooit ook gesignaleerd heb in een publicatie naar aanleiding van de uitreiking van de koninklijke subsidie voor vrije schilderkunst van 1991. De grootste tekortkoming is dat mensen niet meer willen of durven schrijven over hun ervaring van de beelden op zich. De rol van de taal binnen de kunstkritiek is veel te overheersend geworden. mensen denken dat kunst pas betekenis krijgt nadat er over geschreven is.

Koen Brams: Ook bij kunstenaars is dat een sterk levende gedachte.

Rob Smolders: Een aantal kunstenaars krijgt door dat de taal belangrijk is geworden en laten de beeldende kwaliteiten steeds meer achterwege. De kunstcritici komt dat goed uitwant die wisten toch al niet wat ze met die beeldende dingen aan moesten, die krijgen de woorden aangereikt. Het is vaak het jargon van de kunstenaar dat je aantreft in de kritiek.

Bart Meuleman: In uw artikel over de documenta schrijft u over enkele schilders dat ze niet deelnemen aan het “feestgedruis”, maar het feestgedruis op zich is de zaak van betrekkelijk weinig kunstenaars vind ik, dus eigenlijk isoleert u de schilders in dat artikel.

Rob SMolders: Mijn kritiek op de documenta is, dat die te groot is en te veel wil. Als je 600.000 mensen wil trekken in de zomer, heeft zo’n installatie van Kapoor helemaal geen zin. Je mocht er met zijn vijven in, wat urenlange wachttijden opleverde. Dat zijn absurde dingen. Het publiek kan de concentratie niet opbrengen die nodig is om dat werk goed te bekijken.

Bart Meuleman: Is het toch niet de moeite, want ik heb dus ook in de rij gestaan en ben dat wachten namelijk al vergeten, en de installatie zelf niet. U lijkt bepaalde breekbare en kwetsbare werken te willen weren. “Wat hebben goede schilder als Per Kirkerby, Raoul de Keyser en Eugène Leroy hier nog te zoeken,” schrijft u letterlijk.

Rob Smolders: Dat betekent niet dat je ze weg zou moeten laten. Mijn voornaamste kritiek op de documenta was dat je je niet meer kon concentreren op de afzonderlijke werken.

Wat in mijn artikels onvrede was, dat is onrust geworden.

Koen Brams: De toon, die in een aantal teksten van u is geslopen, is bitter. Er spreekt onvrede uit.

Rob Smolders: Welke teksten?

Koen Brams: Bijvoorbeeld uw afscheidsbrief, de tekst over de toekenning van de Pierre Bayleprijs aan Anna Tilroe, de tekst over de tijdschriften Pose en Toonbeeld, de verslagen over de symposia die u heeft bijgewoond. Een ontevreden man. Kunt u me enig zicht verschaffen in het verhaal achter die onvrede?

Rob Smolders: In zijn algemeenheid gaat het bij mij om het zich afzetten tegen gemakzucht op alle gebied. Ik schrijf niet alleen over kunstenaars, maar ook over critici, en over mensen die symposia organiseren. Omdat er zoveel mensen zijn die gewoon slecht schrijven. Slecht in de van: slecht over nagedacht. Zullen we inderdaad weer eens gewoon kwaliteitsnormen stellen. Voor de kritiek, voor de gedachtewisseling waar we allemaal zo op hopen.

Bart Meuleman: Anderzijds bent u wel een aantal jaren hoofdredacteur geweest van een van de twee belangrijkste tijdschriften over beeldende kunst in Nederland. U was dus eigenlijk in een zeer goede positie om serieuze verandering te bewerkstelligen. Betekent die onvrede in uw afscheidstekst dan dat u met enige teleurstelling terugkijkt op uw werk van de afgelopen jaren?

Rob Smolders: Teleurstelling is een te groot woord. Meteen nadat ik het stuk had geschreven, dacht ik: het is precies wat ik vind maar mensen zullen zeggen dat juist ik daaraan iets had kunnen verhelpen. Maar er waren juist heel veel factoren waar ik niets aan kon doen.

Koen Brams: Welke?

Ron Smolders: De verhouding tussen de verschillende redacties, het feit dat er geen discussie is tussen alle mensen binnen de kunstkritiek. De situatie is met de jaren zo gegroeid en dat verander je niet zomaar. Aan de andere kant zijn er grote beperkingen wat betreft de auteurs. De redactie is steeds kritischer geworden wat betekent dat we steeds meer teksten gingen afwijzen maar toch ook steeds weer moesten constateren dat we teksten moesten afdrukken omdat we het onderwerp belangrijk vonden. Soms waren wij er al bij voorbaat van overtuigd dat een tekst net zou beantwoorden aan onze kwaliteitseisen.

Bart Meuleman: Speelt die onvrede mee om het conservatorschap te aanvaarden?

Rob Smolders: Nee, dat conservatorschap biedt mij nieuwe mogelijkheden. Schrijven over kunst brengt ook een soort ontevredenheid met zich mee. Je kan alles schrijven over kunst zonder dat het wat uitmaakt en zonder dat je het werk zelf in handen krijgt. Als je een tentoonstelling maakt, zeker met werk van levende kunstenaars, dan moet je in de eerste plaats met hen in gesprek treden. Dat is een produktief argument tot mijn beslissing.

Bart Meuleman: Kan u een beeld schetsen van De Wieger, het museum waar u naartoe gaat?

Rob Smolders: Het museum heeft een collectie Nederlandse schilderkunst uit de periode 1915-1940. Hendrik Wiegersma, huisarts in Deurne en zelf schilder, had een grote vriendenkring van kunstenaars. Die man werkte als een soort magneet op de kunstwereld in die tijd. Op een gegeven moment is er een conservator aangesteld, zijn zoon, die bewust is begonnen met het aankopen van schilderijen uit die periode waarin zijn vader een belangrijke rol heeft gespeeld. Ik beschouw het als mijn taak vanuit die basis verder te denken, na te gaan wat voor dwarsverbanden die collectie heeft met hedendaagse kunst, met andere kunst. Mijn eerste tentoonstelling heette “Onrust”, en die titel dat is mijn vrije bijdrage. Wat in mijn artikels onvrede was, dat is onrust geworden. Onrust heeft ook betrekking op het expressionistische werk, het gaat om schilderkunst die een uitdrukking is van onrust, zoals ik dat voel. het is ene poging om hedendaagse kunst en wat oudere kunst met elkaar te … Confronteren wou ik zeggen, maar het gaat niet om confronteren, maar om bij elkaar brengen.

Koen Brams: Kent u de wijze waarop het museum Dhondt-Dhaenens functioneert?

Rob Smolders: nee, maar ik heb de vergelijking al van meer mensen gehoord.

Koen Brams: In die eerste tentoonstellingen zijn hedendaagse schilders vertegenwoordigd die u ook gevolgd hebt in Metropolis M, over die oudere kunst hebt u nog nooit geschreven. Waarom hebt u er binnen Metropolis M niets aan gedaan om niet alleen de barrière van de genres maar ook de barrière van de tijden te slechten?

Rob Smolders: Daar hebben we veel over gediscussieerd binnen de redactie, de conclusie was min of meer dar we daar niet principieel op tegen waren, maar als je je jarenlang heb gespecialiseerd in een bepaalde formule, dan heb je om te beginnen de auteurs al niet die daar over zouden kunnen schrijven. Nog los van de vraag hoe je dat aan zou pakken. Eén keer een artikel over Rembrandt helpt niet. Dan moet je zeggen, dat moet evenwichtig verdeeld worden. De stap was te groot. Nog los van het feit dat het een beperking is van de redacteuren, dat geldt ook voor mijzelf. Als ik over Rembrandt zou schrijven, dan zou me dat toch teveel studie kosten. Je zou veel moeten lezen, veel moeten kijken.

Koen Brams: Ik denk vooral veel kijken.

Rob Smolders: Kijken is inderdaad belangrijker dan lezen. Je moet je eigen kijken durven vertrouwen, daar gaat het om.

Koen Brams: Ik vraag me af of bij jou niet de behoefte zal blijven bestaan om schriftelijk te reageren op wat er zich in de actualiteit voordoet?

Rob Smolders: Dat verwacht ik wel ja, maar ik heb er nog geen idee van hoe en waar. In die zin beschik ik ook niet meer over een medium. In Metropolis had ik de absolute vrijheid. Daar had ik al de voorkeur voor de meer marginale plekken. De meeste dingen van mij zijn verschenen in “het reservoir” en bij de boekbesprekingen. Soms een recensie. Een paar grote artikelen. Dat vond ik op een bepaalde manier ook wel een prettige positie. Als hoofdredacteur heb je toch wel een goed overzicht over het blad. Dan let je meer op lacunes. Ik vond het belangrijk dat “het reservoir” versterkt werd. Toen ik hoofdredacteur werd, zijn we begonnen met die rubriek waarin veel meer dingen kunnen, waarin je het klassieke stramien van een blad kan doorbreken.

Koen Brams: Heb je daar een aparte rubriek voor nodig?

Rob Smolders: Je hebt binnen elk medium een bepaalde structuur nodig. Een avondje televisie is ook gestructureerd. Het is niet om af te zonderen van de rest maar om structuur te scheppen. Je zegt: dit gebied maak ik vrij voor dat soort bijdragen.

Koen Brams: Wat gebeurde er toen u het eerste nummer zag waaraan u niet had meegewerkt?

Rob Smolders: Nou, er gebeurde niets, nee. Toch een blik van herkenning. ik kan me goed voorstellen dat ik eraan meegewerkt zou hebben. In die zin is er geen breuk. Als ze maar geen internationale editie gaan maken.

Koen Brams: Dat vind ik een eigenaardige opmerking. Ik zou het jammer vinden mocht Metropolis niet meer in het Nederlands verschijnen, maar niet dat dit blad een Engelstalige editie zou krijgen om de ideeën die hier leven te exporteren.

Rob Smolders: Ik kan niet zeggen dat ik het daar niet mee eens ben, maar ik merk wel dat de buitenwereld van je verlangt dat je grootschalige dingen doet, veel publiek, veel uitstraling. Ik ben bang dat als je daar je energie in gaat steken, je het blad niet meer kan maken. Dat je alleen maar bezig bent met Engelse vertalingen, en dat je de interessante standpunten uit het oog verliest. Ik zeg niet dat je geen dingen moet doen voor een groot publiek, maar dingen met een beperkt bereik kunnen even goed zijn. Het moet niet altijd Flash-art zijn. Flash-art bestaat al, en het is geen goed blad. Nou goed, ik wil niet conservatiever zijn dan nodig is. Mocht er een Engelse editie van komen, prachtig, maar … Archis is sinds vorige editie tweetalig, ik vind het een uitstekend blad, maar ik heb sinds lang niet zo’n slecht nummer van Archis gelezen als dit.

Metropolis M, een uitgave van de gelijknamige stichting, verschijnt zesmaal per jaar. Het redactieadres: Postbus 19263, 3501 DG Utrecht (030/34.21.25).