width and height should be displayed here dynamically

Assenkruis en windroos

Afscheid van de uitgemeten aarde

0. Hoe kan men over een verlammende ontdekking heenkomen? Door gewoon verder te gaan, alsof er niets gebeurd is? Door te blijven staan en terug te kijken? Door met de handen naar het hoofd te grijpen? – De ontdekking die verlamt en daardoor zowel de beweging als ook de waarneming verstoort, luidt: het assenkruis van de geometrie, een onheuglijk model voor de indeling van de ruimte, is hetzelfde als het kruis van Golgotha; en dat kruis is het teken voor de overwinning van de geschiedenis over de natuur, waardoor de aarde tot puur materiaal voor een collectieve hemelvaart werd. Nota bene: de dood van God aan het kruis is een gebeurtenis in de tijd die honderd jaar na Nietzsche nog altijd  niet tot de oren van de mensen is doorgedrongen. – De schrik kan overwonnen worden door een lichte draaiing waarmee de waarneming zich van het assenkruis naar de windroos toe beweegt, van het land naar de zee, van de ruimte naar de tijd. Want een roos kan niet naar verschillende kanten toe gedefinieerd worden. De opstelling van haar bloemblaadjes geeft veeleer een vijfde dimensie te kennen, die – zoals haar hele wezen – vergankelijkheid symboliseert. Misschien zou de kruisroos of het rozenkruis als oog van de naald kunnen dienen, omdat het van oudsher de samenhang van tijd en eeuwigheid voorstelt en vandaag, in een tijd waarin nauwelijks nog iemand kan sterven, vanuit een omgekeerd perspectief een laatste toegang tot het kunnen-sterven garandeert.

Twee dingen moeten dus verklaard worden: ten eerste, hoe ordinaten en abscissen meegewerkt hebben aan een cartografische registratie en het gebruiksklaar-maken van de aarde; ten tweede, hoe achter die kaart een crucifix machtig bleef en zich precies in die mate in de gebruiker van de kaart inschreef als deze, bij een toenemende ontdekking en verovering van de aarde, de bodem liet bloeden. Ook de meest seculiere meettechnieken staan nog altijd in dienst van een Heilige Geografie. Die bestaat nog altijd in een dwangsysteem dat een dood voor het leven verlangt of een eeuwige vorm van overleven, die per se dodelijk is. De hele inspanning om in de vergeten getuigenissen van de geschiedenis de symbolische orde van het kruis aan te tonen, heeft daarom maar één zin: haar te ruïneren. Dat betekent vrij te worden van de dwang om aan de waanidee van de onsterfelijkheid te moeten vasthouden.

1. Men kan niet direct over de aarde spreken. Dat zou verkeerd pathos en klinklare onzin zijn, onverschillig of men nu aan de opengebroken voren op de bruine velden in het voorjaar denkt of aan de blauwe planeet die boven de horizon van de maan uitstijgt. Veeleer komt de aarde tot uitdrukking in de manier van spreken, in het virtuose spel van metaforen die hun eigen materialiteit in naam van de oprechtheid uitbalanceren. Aarde is datgene, wat draagt zonder dat het gedragene deze omstandigheid ook maar bij benadering kan reflecteren. Aarde is datgene, wat gewicht heeft, waardoor de gewichtloosheid van de geest beperkt wordt. Aarde is echter ook het bodemloze, de afgrond, die aan elke grondlegging weerstaat, en ook het afval, de rest, datgene, wat in de vergelijking van mens en wereld niet opgaat. drek, vuil, afval. De aarde is heimat en eindstation van het grote project van de menswording dat na 3000 jaar geschiedenis klaarblijkelijk grondig mislukt is.

Wat tegenwoordig plaatsgrijpt, is een soort afscheid met de onvermijdelijke gevoelscomplicaties vandien. Sommigen vinden wat achtergelaten wordt plots zo oneindig kostbaar, dat ze in retrojecties een paradijselijke toestand willen lokaliseren die nooit bestaan heeft; voor anderen is deze verschuiving aanleiding tot een laatste heldhaftige attitude, ook al weet iedereen dat de heldenrol van de mens uitgespeeld is. Geen enkele instrumentele rede, ook de listigste niet, kan zich nog losmaken uit de duistere noodlottigheden, die in de loop van de tijd als zelfgemaakte vallen opgedoken zijn. Alle verworvenheden van de geest zijn bij de poging het hazenpas te kiezen en de moeilijkheden uit de weg te gaan, gemuteerd en allang slangennesten geworden, die noodgedwongen een pervers spel initiëren dat erin bestaat, catastrofale middelen ter mildering van de catastrofe te moeten inzetten: windaswerk.

2. ‘Your ground is my body’, zei de vrouw van de filosoof tegen de filosoof. De filosoof, die de laatste tijd niet meer naar laatste gronden gezocht had, enkel nog naar voorlaatste, wilde niet langer tegenspreken en vermeed het zijn denken als autopoëtisch te poneren. Zo moest hij het systeem van Hetzelfde niet eens en voor goed vastleggen en onveranderlijk maken. Hij stelde zich accepterend op ondanks de duizeling die zich van hem meester maakte. Hij accepteerde zo’n spreken van de aarde en nam de zin van de vrouw als de eerste zin van de afgrond op, als een zin of een sprong over de afgrond heen, zoals hij voor een spreken binnen de horizon van de transcendentale lichamelijkheid verbintelijk is. Want de kruisigingsgroep, die subjecten en object vandaag samen vormen, kan enkel maar hals over kop worden verlaten. Met transcendentale lichamelijkheid wordt nooit het eigen lichaam bedoeld, dat altijd nog als wapen kan worden gebruikt, maar wel het lichaam van de Andere, het Andere lichaam, dat altijd al een lichaam in stukken is.

Het accepteren van de zin van de vrouw brengt beweging en waarneming in het spel. De geschiedenis van het zittend leven kan aantonen hoe een ‘lichaam in een rechte hoek’ met een zekere dwangmatigheid tot zelfbegronding neigt. De kruisiging vindt namelijk in het ‘os sacrum’ plaats, in het kruisbeen. Van daaruit verspreidt zich de waan dat denken een poneren zou kunnen zijn, een poneren van ik en niet-ik. Pas met het zitten krijgen de landkaarten hun definitieve vorm, de tweedimensionale afbeelding van een overgedimensioneerd lichaam in de ruimte. Het wereldbeeld en het zittende subject zijn op elkaar afgestemd. De blik is vanuit tegengestelde ogen op een ondoordringbaar scherm gericht, waarop zich allerlei dingen afspelen. Maar de basisordening, die langzaam verdwijnt, is nog altijd overgecodeerd. Wie afstand neemt, ziet meer. Daar, op het beeldscherm, duikt namelijk een kruis op, dat tot een mateloze verharding van het kruisbeen heeft geleid. Daarmee zou de carrière van de zelfbekruising voorbij kunnen zijn. De afgesleten wereldkaart opent zich enerzijds naar de virtuele ruimte toe, die enkel ruimte is bij de genade van het vlakke beeld, en anderzijds naar de tijd toe, die het mogelijk maakt een ongelooflijke voorgeschiedenis te ontdekken. De dood aan het kruis was een dood voor zware misdadigers. Aan hun lijf moesten ze hetzelfde ervaren als wat ze de wereldorde aangedaan hadden. hoe zo’n markering in enkele eeuwen tot een soort heilig model voor de levensloop omgedraaid kon worden, is tegelijkertijd wonderbaarlijk en noodlottig. De menswording van God werd door zijn onuitstaanbare dood binnenstebuiten gekeerd in een godwording van de mens.

3. Sinds Isidorius van Sevilla, dus sinds ongev. 600 na Christus en voor de duur van een goede duizend jaar, is het T-kruis de verbindtelijke ordening van de aarde met Azië aan de bovenste rand, Europa links van de loodrechte balk en Afrika rechts. Op het snijpunt ligt Jeruzalem, hoofdstad van de christelijke wereld. Goed zichtbaar op de voorgrond werden op dit soort kaarten louter scènes met nadere informatie over de toestand van de verschillende landen, het empirische weten van die tijd, voorgesteld. Meer op de achtergrond, minder openlijk maar structureel dominant, werd het T-kruis gevormd naar het model van de gekruisigde Christus. Op de wereldkaart van Ebstorf uit 1224 werd deze dominantie nog een keer, tegen alle waarschijnlijkheid in, zichtbaar gemaakt. Het Christuslichaam als grond incorporeert de hele wereld op een vlakte en maakt duidelijk dat er een niet-willekeurige overeenkomst bestaat tussen enerzijds de spiegel van de heilsgeschiedenis van een mensheid, die al haar daden in één enkel beeld gevat weet, en anderzijds de onzichtbare ‘disiecta membra’ van een gemaltraiteerde aarde.

Het waren juist de kruistochten die als geen andere onderneming de detailkennis uitgebreid hebben. Maar ‘het kruis op zich nemen’ moet vandaag als toegangskaartje tot een geschiedenis van catastrofes verstaan worden. In de mate waarin het menselijk lichaam de kruisvorm aangenomen heeft, waarin hij de oprechtheid van een gehangene krijgt, waarin hij zich in een lijk verandert, dat allang in toestand van ontbinding verkeert, in die mate ook antwoordt de stem achter de spiegel. De aarde antwoordt, d.w.z. zij spreekt als een boek. Wie in dit boek van de natuur kan lezen, kan het identieke menetekelschrift op alle fronten van de geschiedenis waarnemen. het project ‘onsterfelijkheid’ door middel van zelfkruisiging is mislukt. De brokstukken van deze mislukking vormen een letter-alfabet van de toekomst. Het christendom bundelt het geweld tegen lichaam en aarde. Sinds de ‘mensenzoon’ bestaat, is de moederbinding het grootste probleem, maar pas sinds 500 jaar, sinds de verbintelijkheid van dit model opgezegd werd, eclateert het. Catastrofes zijn tijdbommen die op een later tijdstip exploderen. De haat van de mens op de aarde provoceert haar wraakzucht. Da aarde laat zich niet meer om de tuin leiden. Vroeger baarde zij monsters, nu dreigt ze met catastrofes en zadelt de mens, ‘dat wereldopen wezen’, met een catastrofaal milieu op. Daardoor wordt de trots op het aardse bestaan omgekeerd in een permanente dreiging van het noodlot. Een lichaam te hebben geldt nu als smet, als prometheïsche schaamte. Maar de plaats waar iets blootgegeven wordt, is tegelijk de plaats van een hardnekkige herinnering.

4. Het coördinatiekruis van ordinaten en abscissen komt uit de cultus verbonden met de stichting van steden. Het legt de grondslag, brengt een orde aan en maakt het verbrokkelde lichaam van de aarde onderdaan. Het is als het ware de matrix, het grondteken voor het moederlichaam. Het feit dat het opgericht kan worden, houdt de herinnering aan zijn vroegste herkomst in ere. Het is gemaakt uit het hout van de boom van kennis van goed en kwaad, die in het paradijs stond en waarvoor het bekende taboe gold. het kruis van Golgotha daarentegen is de omgekeerde boom van kennis van goed en kwaad. Door deze omkering worden echter in geen geval de gevolgen van de zondeval overwonnen. Het enige gevolg is dat de moederreligies door vaderreligies vervangen worden. Een vader offert zijn zoon in het teken van de oorspronkelijke ‘viering’ om zijn macht te vrijwaren en te verstevigen. Waar het kruis sindsdien ook gebruikt werd, keerde het zich woedend tegen het leven.

Eerst werd het in de handen van religieuze fanatici voor exorcistische doeleinden gebruikt, later deed het dienst als het subtiele instrument voor vrijwillige lichamelijke ascese en het pedagogische ‘experimentum crucis’, ten slotte werd het de obsessionele voorstelling van de ordening van de ‘res extensa’ zondermeer. De associatie van het kruis met geweld begon in het tijdperk van de onderwerping en beheersing van de aardse ruimte, bij het begin van de Nieuwe Tijd dus. Wie bijv. met open ogen de Camino de Santiago volgt, kan het zien: hoe het uit de cirkel losgemaakt werd en het – tot elke prijs langer gemaakt – ten slotte in een bloedrood zwaard veranderde, waarmee de overwinning bevochten kon worden: de overwinning van de dualistische logica over alles wat bestaat, met uiterste consequentie, het rampspoedigst in de Nieuwe Wereld. De catharen, die als enigen zo vroeg weerstand boden, moeten de dood gevoeld hebben, die zich met de kruistochten naar buiten en naar binnen als de ware meester van Europa begon op te dringen. Hun begrip van het kruis als een in een cirkel brandende bloem was een machteloze verzaking aan de beginnende cultus van de onsterfelijkheid, die in het teken van het Golgothakruis op aarde plaats vond om uiteindelijk met hecatomben van slachtoffers betaald te worden.

5. De Europese stamboom, assenkruis en kruis van Golgotha tegelijkertijd, heeft zelfs nog in kants suspecte bedenking dat uit zo’n krom hout (als dat waaruit de mens gesneden is) niets recht kan worden, zijn vèrrekijkende macht bewezen. Als men de vermolmde boom van kennis van goed en kwaad samenneemt met het overwinnigsteken, dan is het al geruime tijd evident om dit kruis te verlaten en zijn ordende kracht op te geven. Weliswaar heeft Kierkegaard in een herhaling van een zin van Shakespeare, het suggestieve moment van het offer nog eens beklemtoond. Zijn motto luidt: ‘Beter goed opgehangen dan slecht getrouwd’; het moet aan de eenzame man een vleugje waardigheid verlenen, maar het lachen van de vrouwen onder het kruis neemt hoorbaar toe. Wie dus moedig is en van Golgotha neerdaalt en zich vrijmaakt van de anthropomorfismen van de cartografie, die moet de ruimte voor de tijd wisselen, het eeuwige hangen in de noodlotsdreiging voor een nieuwe tocht met een nieuwe Argo. een ver voorgevoel hiervan geeft de overgang van land naar zee. Maar de transformatie zou zodanig versterkt moet worden dat men de fixering op ’templum’ opgeeft en op ’tempus’ met zijn hele beweeglijkheid kan omschakelen. Men zou aan boord van een tijdsschip moeten gaan.

De windroos, die als kompasroos uit China komt en via de Arabieren in de christelijke zeevaart bekend werd, is een beweeglijk instrument. Het lokaliseert met behulp van magnetische velden de noord-zuid-richting en geeft op zijn manier de hemelsrichtingen met de vier winden en hun mooiklinkende namen aan, maar het crucificeert de reiziger niet. Met het kompas kan men zich niet bekruisen. het dient voor de orbitale omschrijding. In het midden ervan bloeit het geslacht van de aarde, de mystieke roos van de tijd. In het spoor van het ruimtelijke assenkruis wordt echter nog steeds en voortdurend een vizier gevormd. een extern oog, dat zichzelf al heel precies naar het model van een schietschijf instelt, is uit op definitieve vernietiging. Als er werkelijk een liefhebbende blik bestaat dan is het die, die het kruis opgeeft voor de roos en de vergankelijke schoonheid als een constitutieve maatstaf voor de eigen sterfelijkheid aanvaardt. Dan kan het voor een leven genoeg zijn om ten minste één keer tot tederheid in staat geweest te zijn, tot tederheid voor de welkende bloemblaadjes van de materie, voor de mooiste incorporatie van de aarde. De windroos dient dan als oriëntering in de getijden van de tijdzee.

Vertaling: Henri Bloemen