width and height should be displayed here dynamically

In memoriam Erik Eelbode (1959-2010)

Het is niet overdreven om te stellen dat De Witte Raaf zonder Erik Eelbode niet zou zijn wat het vandaag is. Op verschillende wijzen heeft Erik bijgedragen aan het tijdschrift. In de eerste jaren was hij ‘eindredacteur’, op dat moment een eufemisme voor duivel-doet-al: naast al zijn andere werkzaamheden (als organisator van cursussen kunstgeschiedenis van de vzw Amarant), leidde hij het blad, dat toen door Amarant werd uitgegeven. Hij schreef zelf teksten, maar stond ook in voor het enthousiasmeren van de medewerkers, het maken van de dummy, het corrigeren van teksten en — last but not least — het bezorgen van illustraties.

Een andere ‘bijdrage’ van Erik was cruciaal voor míjn verdere leven. Toen ik werd gevraagd wat ik eventueel nog zou willen doen voor de organisatie waarvoor ik me gedurende vierentwintig maanden had ingezet als gewetensbezwaarde, antwoordde ik spontaan: De Witte Raaf. Op het moment dat ik op die vraag dit — voor iedereen, ook voor Erik — abrupte antwoord gaf, gebeurde er iets wonderlijks, iets wat mijn leven heeft veranderd. Erik zei zonder verpinken dat hij dan zou terugtreden als eindredacteur (nogmaals: hij was feitelijk hoofdredacteur – maar hij noemde zich ‘slechts’ eindredacteur). Die reactie was ongelofelijk. Ik herinner me dat zijn collega’s opkeken toen hij dat totaal onvoorspelbare antwoord gaf op mijn even onverwachte plan. Het was het begin van een onwaarschijnlijk avontuur.

We hebben lange tijd samengewerkt. Erik verzorgde de fotografierubriek, in de tweede katern die Ondertussen werd genoemd. Met een enorme gretigheid schreef hij over de fotografie-actualiteit. Samen met Luc Van Acker bezocht hij ontelbare tentoonstellingen in eigen land en de steeds verder door hen opgerekte grensgebieden — ‘dit weekend naar Reims geweest’. Steeds kwam hij enthousiast terug, al was het maar omdat hij iets gezien had wat hij niet meer wilde zien. Hij wist wat hij zeer goed vond, zeker, maar onder die top van wat normaal een piramide is, lag in feite slechts één dragende balk: de fotografie in goede en kwade dagen, slecht, middelmatig, bijna excellent of zeer goed — zijn extreme nieuwsgierigheid bracht hem en zijn vriend overal. In die dagen verzorgde Erik ook de eindredactie van De Witte Raaf. Hij deed dat met een onwaarschijnlijke zin voor perfectie. De geredigeerde teksten — die steeds al door de auteurs waren gefiatteerd — las hij nog minstens tweemaal. Als ooit de kalligrafische notities op de A3-proeven worden geconsulteerd in het archief van De Witte Raaf, dan kunnen Eriks uiterst zorvuldige lectuur worden vastgesteld en zijn inspanningen om treffelijke alternatieven aan te bieden.

Als ik ’s zondags, rond 13.30 uur, aankwam bij Gauthier Dejonghe, die het ontwerp verzorgde, kreeg ik van Erik de eerste feedback over de essays: ‘prikkelend’, ‘moeilijk maar goed’, ‘straf’… Die zondagnamiddagen met Gauthier en Erik zijn onvergetelijk. We waren vogelvrij, zaten in een ondenkbaar pand in Gentbrugge (naast een coiffeur), vlakbij de gore Dendermondsesteenweg, Jupilers en een flesje rode wijn bij de hand. Het zijn jaren die ik onmiddellijk opnieuw wil beleven. Het waren wilde tijden waarin we veel ondernamen, nooit risico’s uit de weg gingen en geen cent verdienden.

Gevraagd naar een foto bij een tekst — De Witte Raaf bevatte nogal wat essays die zich niet makkelijk lieten illustreren (?!) — had hij meteen een stapeltje fotoboeken paraat. Tijdens de discussie die daarop volgde, werd dat stapeltje een stapel. Enzovoort. Ik heb zelden zo’n gulzig liefhebber van beelden gezien — die bovendien zo clement was ten opzichte van anderen die honderd of duizend keer minder hadden gezien (bij die soort reken ik vooral mezelf, niet Etienne Wynants, toenmalig redactiesecretaris, die ook een groot leverancier van beelden was).

Aan onze samenwerking kwam een abrupt einde door een conflict. Bij afwezigheid van Erik lijkt het me niet goed om mijn versie van de feiten te geven. Dat is ook niet meer nodig: niet omdat hij er niet meer is, maar omdat we elkaar — gelukkig — nog eenmaal zagen en spraken. We ontmoetten elkaar toevallig in het SMAK — ja, of all places in dat door De Witte Raaf heel af en toe geviseerde museum. De korte conversatie verliep volledig complexloos — ook het gesprek over de stopzetting van onze samenwerking, al sprak hij heel gevat en hoop ik van mezelf hetzelfde. Op tien seconden waren de plooien gladgestreken — een prestatie van formaat! Wat me ook is bijgebleven, is de onvoorwaardelijke liefde voor wat hij daar aan het doen was. Hij sprak over het beeld (‘L’origine du monde’) en over de beelddrager (‘papier van de prachtigste soort, Japans, maanden naar gezocht’), zoals alleen hij dat kon. Het was een onwaarschijnlijk mooi moment, een beeld waardig.

 

Bedankt, Erik.

 

Koen Brams

Hoofdredacteur De Witte Raaf 1991-2000