width and height should be displayed here dynamically

Marian Verstraeten & MTL & Artefactum

Middels het archief van Marian Verstraeten kunnen de twee belangrijkste dossiers van dit nummer – gewijd aan de Brusselse galerie MTL enerzijds, en aan het tijdschrift Artefactum anderzijds – met elkaar worden verknoopt. Wie is Marian Verstraeten en wat was haar rol in de geschiedenissen van MTL en Artefactum?

Marian Verstraeten, geboren op 31 mei 1951 te Gent en gestorven op 11 februari 1997 te Ukkel, behaalde in 1975 haar diploma als licentiaat in de kunstgeschiedenis aan de ULB, de Franstalige Vrije Universiteit van Brussel. Een jaar eerder was ze in dienst getreden als persattaché bij de Vereniging voor Tentoonstellingen in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Als stafmedewerker van Karel Geirlandt – op dat moment pas benoemd als directeur-generaal van de Vereniging voor Tentoonstellingen – stond ze niet alleen in voor de persrelaties, maar droeg ze ook vertalingen en teksten bij aan tentoonstellingscatalogi. Eveneens in 1974 ging ze aan de slag als redacteur van het Franstalig Belgische kunsttijdschrift +-0, uitgegeven door Elisabeth Rona in Genval, nabij Brussel.

In 1975 verliet Marian Verstraeten de Vereniging voor Tentoonstellingen om aan de slag te gaan als assistente van Fernand Spillemaeckers in de Galerie MTL. Op basis van een dagboeknotitie, aangetroffen in het archief van Marian Verstraeten, kan het begin van haar engagement voor MTL exact worden bepaald: 1 november 1975. In een brief van 13 februari 1976, gericht aan de Zwitserse kunstpromotor Urs Rausmüller, meldde Verstraeten dat ze MTL vaarwel had gezegd. Nauwelijks meer dan drie maanden heeft Verstraeten dus gewerkt voor MTL, maar haar archief omvat onschatbare informatie over deze turbulente periode in het bestaan van de Brusselse galerie.

Via MTL stond Marian Verstraeten in contact met Flor Bex, de toenmalige directeur van het ICC in Antwerpen. De contacten bleken in ieder geval duurzaam, want toen Bex in 1983 het tijdschrift Artefactum oprichtte, betrok hij Marian Verstraeten als ‘editorial contributor’ bij zijn blad. Verstraeten was niet alleen redacteur, zij trad ook op als vertaler en als auteur en columnist (zij het voor zeer korte tijd). In die laatste hoedanigheid wist Verstraeten haar passie voor kunst te combineren met een andere interesse die ze omstreeks die tijd had opgevat, de psychoanalyse. Net zoals bij MTL, omvat haar archief ook relevante stukken met betrekking tot Artefactum, zoals blijkt uit volgende brief van Marian Verstraeten, gericht aan Flor Bex, waarin we meer vernemen over de ‘taakverdeling’ tussen de stichter van het tijdschrift en de door hem samengestelde redactie.

 

Brief van Marian Verstraeten aan Flor Bex [Amerikalei 125, 2000 Antwerpen]

21 mei 1985

 

Beste Flor,

Dit is een brief in de zin van die van Georges, en hij gaat over iets dat wij samen uitvoerig besproken hebben. RESUME: Wil je asjeblief mijn naam niet langer publiceren onder die van de redactieleden van het tijdschrift ARTEFACTUM. Ik heb al een keer, twee jaar terug om precies te zijn, iets dergelijks geformuleerd. En sedertdien is er in feite niet zoveel veranderd aan mijn positie; niets eigenlijk. Niettemin denk ik, omdat ik je tenslotte graag mag, dat een en ander genuanceerd dient te worden. Dat we (en ‘we’ is breed) niet akkoord gaan met het feit dat jij er maar op los publiceert zonder ook maar rekening te houden met de vrij vaak unanieme opinie van je redactiecomité is per slot van rekening een begrijpelijke zaak en dat weten wij allemaal, want niet één van ons contesteert dat het jouw goed recht is je onderneming zo te behartigen dat ze een succes wordt: dat wensen we je immers allemaal, en wel van harte.

Ik stap af van de ‘wij’-vorm en over naar de ‘ik’-vorm. Het stoort mij dat ik mij de grootste moeite getroost om iedere twee maanden een week (one week, une semaine) te besteden aan het lezen van een pak teksten, om daarover een weloverdacht en eerlijk overwogen advies te geven… waarop daarna gespuwd wordt. Niet dat het erg is als men spuwt op iets van mij: dat kan me geen barst schelen als het ergens aarde aan de dijk brengt. Wel omdat het, voor meer dan de helft, teksten betreft die gewoon niet voor discussie vatbaar zijn. En jammer genoeg merk ik dat nu en dan (in tegenstelling tot de andere leden van de redactie, omdat ik eveneens vertaal voor jou), wanneer ik teksten bewerk of vertaal die enerzijds al ‘en cours d’impression’ zijn, en anderzijds nog niet eens voorgelegd aan de leden van je redactiecomité.

Hoe raar toch? Waarom niet gewoon zeggen tegen ons: ‘Kijk, jongens, dit komt erin hoe dan ook. Het is misschien slecht; als jullie het slecht vinden, gezien het feit (het FEIT) dat het er toch in komt, wat kunnen we ondernemen om het beter te maken (rewriting, nieuw interview, brief aan de auteur: het redactiecomité vindt uw tekst beneden alles maar heeft begrip voor onze overeenkomst en stelt voor…)?’ Denk jij nu echt dat wij niet snappen waarom een Philippe Vandenberghe er zó inkomt, of een Patrick Raynaud op zo’n (andere) manier??? En denk je dat wij jou, vanuit jouw standpunt, geen groot gelijk geven? Toch wel, maar in de mate dat jijzelf achter jezelf staat, en ons niet laat opdraaien voor ‘redactionele beslissingen’ waarmee wij hoegenaamd niks te maken hebben, of dan enkel wanneer het erom gaat ‘nee’ te zeggen, wat we trouwens bereid zijn te doen, als we het tenminste zo zien. Ik hang mezelf de keel uit met deze brief. Ik heb het al zo onvoorstelbaar vaak gezegd dat jij niet ‘echt’ wil te maken hebben met een ‘echt’ lectuurcomité, en ik heb het zelfs in bedekte termen, maar toch in ’t lang en in ’t breed, geschreven in nr. 1 van jouw eigen tijdschrift. En wat heb jij toen gedaan? Gepraat met mij misschien? O nee. Je hebt doodeenvoudig ‘mijn rubriekje’, nog voor het zelfs maar gestalte had, in de kiem gesmoord… en, daarenboven, zonder het mij ooit vlakaf te zeggen, vermits ik het – o zo vaag – van je assistente vernomen heb.* Ik zei dus dat ik mezelf de keel uit hing, en dat is waar ook. Herhalen dus maar: hoe raar toch? We weten allemaal dat je een olifantenvel hebt waar niemand tegenaan kan. En dat je je, als het er op aan komt, nooit of te nimmer zal generen om iemands reputatie in het gedrang te brengen. Dat heb je, om in onze Artefactische keuken te blijven, gedaan met Hilde Van Pelt indertijd, en ik beweer en hoop, jawel, dat niemand van ons dit is vergeten. Behalve misschien Hilde zelf, bij wie je ons allicht, als naar gewoonte, zult hebben ingeroepen ter rechtvaardiging van je flauwe kul. Hilde Van Pelt had namelijk heel wat persoonlijkheid; ze was dus ‘een droom van een assistente’, tenminste toch voor een tijdschrift met een redactionele optie. En dat heeft het jouwe niet, zoals ik je twee jaar geleden zei [op voorhand eigenlijk: waar haal ik het vandaan]. Maar ik ben toen uiterst discreet gebleven, en nu vind ik dat eigenlijk oneerlijk van mezelf. Hoewel… ik ben blij dat ik nu nog steeds vriendelijk uiting geef aan wat ik denk, in plaats van je gewoon af te schrijven, als iemand die niet honderd procent doet wat hij zegt. Ik denk dat je in feite veel meer op ons allemaal kan rekenen dan je denkt. Als je een serieus advies wil, waarom kan je het ons dan niet gewoon als een vriendendienst vragen? Je zal zien dat we het je heus gunnen, dat we dat graag voor jou, Flor, zullen doen. En als je ‘echte namen’ nodig hebt, dan kan je toch tientallen mensen vinden, die trouwens nu al tot je ‘auteurs’ behoren, die totaal onverschillig staan tegenover de grond van de zaak, als het maar KLINKT? Dus, waarom moet je ons tegen onze zin betrekken bij dingen die we niet willen? Wel Flor, je zult me wel eens te meer afschuwelijk agressief vinden. Het is mij nu eenmaal stuikeender hoe ik overkom, hoe langer hoe meer trouwens. Ik heb tenslotte bij uitstek niks niemendal te pappen en te brokken in jullie kunst-brij op basis van alles en nog wat. En dat precies, dat totaal ‘afwezig zijn’ van mij, zou je mogen tot denken aanzetten. Want ik heb niks, maar dan ook niks te bereiken, halen, verdedigen, vernielen of beschermen op dat vlak; noch voor mij, noch voor anderen. Zodus. En, ja, ik hou nu eenmaal van waarheid… gewoon. Liefs en groetjes, van Marian.

*Zodat ik vanzelfsprekend nog steeds beschouw dat mijn rubriek, onregelmatig bedoeld nietwaar, nog steeds bestaat, en bijgevolg opdracht heb gegeven aan Pierre Lootens van een review (een uitgebreide review) te maken over een recentelijk vertaald boek van Otto Rank. En nu sta je voor een – wat mijn persoontje betreft – authentieke keuze: je kan het niet publiceren, of het wel publiceren: onder BOOKS of onder [Fi-]FROTH, en dan zullen we zien.