width and height should be displayed here dynamically

Isa Genzken. Mach Dich hübsch

Zou de titel ironisch bedoeld zijn? De bezoeker wordt in ieder geval niet gevraagd om de tentoonstelling van de Duitse kunstenares Isa Genzken (1948) op zijn paasbest te bezoeken. Alle betekenissen van het woord ‘hübsch’ zijn hier toepasselijk: mooi, bevallig, maar ook leukjes – vaak wel al te leukjes, al te zeer bolstaand van een lichte en uitdagende spot. Dat laatste ligt niet helemaal in de lijn van de verwachtingen. Genzken is immers vooral bekend voor werk dat een andere sfeer ademt. Zo zijn er de serene architectonische modellen op hoge ijzeren sokkels, die op een fragiele manier de verhouding tussen binnen en buiten aan de orde stellen, en gemaakt zijn in ruïneus beton, speels in elkaar werden gezet met karton en gekleurd papier, of vervaardigd zijn van epoxyhars. Een andere groep werken vormen haar hybride bouwsels met objecten of aangeklede poppen. Het uiteenlopende karakter van deze twee soorten werk maakt al meteen duidelijk dat het oeuvre van Genzken zich niet zomaar op een gemeenschappelijke noemer laat brengen. De presentatie in het Stedelijk Museum, met tweehonderd werken haar grootste retrospectieve ooit, maakt de vraag naar de eenheid van haar oeuvre echter helemaal onmogelijk.

De werken dateren van de jaren zeventig tot nu, bestrijken uiteenlopende categorieën als schilderkunst, beeldhouwkunst, installatie en assemblage, en zijn gemaakt in de meest verscheidene materialen. Ze werden door Genzken – in samenwerking met curatoren Beatrix Ruf en Martijn van Nieuwenhuyzen – tot ensembles samengesteld, die telkens andere betekenissen oproepen. Bijzonder geslaagd is de ruimte met onder meer gekleurde en schuin op de grond liggende staven met een hyperbolische of elliptische kromming uit de jaren tachtig. Hun uitgekiende vormen zijn met behulp van computerberekeningen tot stand gekomen. Ze zijn zichtbaar samengesteld uit meerdere stukken met hier en daar inkepingen die verraden dat ze vanbinnen hol zijn. Door hun minimale en tegelijk uiterst complexe vorm dienen ze het Amerikaanse minimalisme van bijvoorbeeld Carl Andre van antwoord – denk aan diens vloersculpturen met simpele vierkante tegels. Opeens lijken ook vele andere werken van Genzken rebelse antwoorden op allerlei dominante richtingen in de recente en eigentijdse kunst. Ze neemt een buitenstaanderspositie in, soms als clown, soms als diepserieuze, eenzame kunstenaar. In tijden waarin de body art in zwang is, vraagt ze aan voetgangers in New York of ze een foto van hun oor mag maken. Net als de Ellipsoïden en Hyperboloïden vertonen deze oren, met of zonder versieringen, een complex gedraaide buitenkant en laten ze tegelijk een weg naar binnen zien – bestemd voor geluiden, die ook worden gesuggereerd door foto’s van popmuzikanten in dezelfde grote ruimte, en door een in beton afgegoten radio met antenne (Weltempfänger, 1982). Verder hangt er een kakelbonte reeks van hemden en vesten, die soms beschilderd zijn. Opgehangen met de armen open lijken deze kledingstukken een nonchalante echo van de uiterst precieze hyperboloïden op de grond. Zou die relatie bedoeld zijn of is die interpretatie te vergezocht? Het maakt niet uit, Genzken werkt zelf met een overaanbod aan associaties.

Met haar vele hybride torens van op elkaar gestapelde gebruiksobjecten, of haar ondersteboven gekeerde meubelen in plexiglas, lijkt Genzken een tegendraadse ode aan het vervlogen modernisme te leveren, speels en wars van enige logica. Als je verder zoekt, vind je nog meer toegangen tot haar werk. Zo wordt de bezoeker aan de ‘poort’ naar de erezaal ‘verwelkomd’ door een haast klassiek Romeins jongensbeeld met een ontbrekende voorarm. Het fungeert als aankondiging van de vele speelse of ernstige vormen van destructie in de tentoonstelling. Een echo ervan zien we onder meer in een losse cluster foto’s met zichten van gebouwen in Chicago en New York (het WTC is er nog bij). Enkel op de middelste foto komt een mens in beeld: hij loopt op krukken omdat hij slechts één been heeft, en toch lijkt hij te zweven van geluk.

De tekens van algemene destructie en weerbarstigheid worden ook met de biografie van de kunstenaar verbonden. In de eerste ruimte staat een groep torens van gestapelde holle en ingelijste bouwelementen. Ze lijken op speelgoed en vormen samen een soort ‘Delirious New York’ (om Rem Koolhaas’ befaamde boektitel te citeren). Maar zo uitzinnig en vrolijk is deze plek niet, want een van de bouwsels lijkt een persoonlijke memoriaaltoren te zijn. Genzken plakte er twee foto’s op van haar gezicht, genomen nadat ze in New York op straat was gevallen en haar neus en schedel had gebroken. Aan de zijkant van de toren is zelfs een bijsluiter van een zware pijnstiller aangebracht en achteraan vinden we krantenknipsels met fatalistische titels als ‘Alles endet in Grausamkeit’. Ondanks alles wordt de toren bekroond met een foto uit gelukkige tijden: de jonge Isa geflankeerd door Gerhard Richter, ooit haar leraar, en voor een korte periode ook haar echtgenoot. Ook elders zijn biografische elementen terug te vinden. Er is een aandoenlijke film te zien over haar ‘Grosseltern im Bayrischen Wald’. Je begint je als toeschouwer in te leven, krijgt aandacht voor het intieme in haar werk en gaat op zoek naar mogelijkheden om je eigen emotionele beleving eraan te spiegelen. Met des te meer aandacht observeer je de film waarin Genzken, verkleed als afgeleefde prostituee op middelbare leeftijd, met een aan alcohol verslaafde travestiet in gesprek gaat. Op een gegeven moment vraagt Isa: ‘Findest Du Dich hübsch?’ ‘Natuurlijk’, is het antwoord.

‘Mooi wezen’ blijkt de lachwekkende leuze te zijn voor een absurd verkleedspel. We treffen het verder nog op minder geslaagde wijze aan in de Nefertiti-bustes getooid met bril of zonnebril, pruik of mondbeschermer (Nofretiti, 2014), die meermaals terugkeren in de tentoonstelling. Het verkleden van deze hybride figuren lijkt eerder obligaat geknutsel. Vele andere werkensembles waarmee Genzken in de loop der jaren schitterde, zijn slechts met een of twee stukken vertegenwoordigd. Van de kinderwagens met vaak gekweld uitziende poppen onder kapotte zonneschermpjes zijn er slechts enkele opgenomen. Tijdens Skulptur Projekte Münster in 2007 stonden ze naast een kerk opgesteld waardoor een politieke betekenis werd gesuggereerd. In het Stedelijk Museum valt die associatie uiteraard weg.

Van de venstersculpturen uit epoxyhars worden er een paar getoond, waaronder een grote achter het ‘Romeinse’ beeld in de erezaal. In de kleine tekst uit het kunstenaarsboek op A3-formaat dat deze tentoonstelling begeleidt, worden de ramen en deuren in haar werk als een ‘breuk’ in de architectuur gekarakteriseerd. ‘Rupture’, dat is de term waarmee haar opvattingen over architectuur worden samengevat, en misschien kan die wel als kernwoord voor heel haar werk dienen. Ze speelt haar bijzondere liefde voor de barsten in de wereld, haar leven en haar bewustzijn uit om een andere toegang te scheppen tot kunst.

 

• Isa Genzken, Mach Dich hübsch, tot 6 maart in het Stedelijk Museum, Museumplein 10, 1071 DJ Amsterdam (020/573.29.11; stedelijk.nl).