width and height should be displayed here dynamically

Jacqueline de Jong. The Ultimate Kiss

Het kleurrijke, vaak figuratieve werk van de inmiddels 82-jarige Nederlandse Jacqueline de Jong (1939) is doorspekt met een fascinatie voor topologie: de wiskundige studie naar vormen en proporties die behouden blijven bij continue transformatie, of hoe ruimtes vervormen en verbuigen zonder dat ze scheuren of plakken. Een bekende topologische ruimte is de band van Möbius. Binnen en buiten veranderen in elkaar, punten die ver van elkaar verwijderd lijken, blijken nevenliggend te zijn. Tegelijkertijd is De Jongs werk vaak grotesk, erotisch en ironisch; een aantrekkelijke mix die nog steeds actueel aandoet. Wiels organiseert met The Ultimate Kiss de eerste institutionele solotentoonstelling van De Jong in België, vergezeld van een omvangrijke catalogus. De expositie hinkt op twee concepten: museaal retrospectief en non-lineaire dwaling, en blijft in het midden steken.

De Jongs carrière wordt getypeerd door productieve tegendraadsheid. Dit blijkt uit de stijlen en groepen waar ze zich de afgelopen zes decennia tot aangetrokken voelde – art brut, de Internationale Situationisten, Fluxus, expressionisme, nieuwe figuratie – maar ook uit het feit dat ze altijd in haar eigen idioom werkte, ongeacht wat men daarvan vond. Haar tijd bij de Situationisten, bijvoorbeeld, was formatief voor haar werk, maar ze had weinig op met de sobere esthetiek die zij propageerden. Tussen 1962 en 1964 publiceerde ze haar eigenzinnige tijdschrift The Situationist Times. Het blad werd opgemerkt door het Institute of Contemporary Art in Londen omdat het zo verschilde van andere kunsttijdschriften. Van 1966 tot 1967 omarmde De Jong popart. Ze had via haar netwerk acrylverf in fluorescerende kleuren bemachtigd en schilderde astronauten in de serie Private Life of Cosmonauts (1966). De ruimtevaarders worden omringd door grafische elementen – regenbogen, lijnen, dansvloeren, een schaakbord – terwijl kleine figuren op de achtergrond dagelijkse of banale activiteiten uitvoeren. Ze knuffelen, dansen, baden, vrijen, bellen en vermoorden elkaar terwijl de gigantische astronaut kleurloos en gewichtloos voorlangs stapt. Speelt het dagelijks leven zich af tegen een historische achtergrond, of de geschiedenis tegen de achtergrond van het dagelijks leven? De composities hebben letterlijk geen boven- of onderkant, maar vormen een netwerk van levendigheid.

De wederzijdse invloed van kunst en actualiteit was voor de Situationisten essentieel. Die relatie is bij De Jong soms expliciet politiek, zoals bij de posters die ze heeft gemaakt. Soms lijkt het eerder alsof er een televisie op de achtergrond aanstond terwijl ze schilderde, waardoor de actualiteiten toevallig op het doek terechtkwamen. Grote en kleine gebeurtenissen hebben dezelfde status. Zoals ze ooit over flipperkasten vertelde: ‘Ze waren om me heen, en dus belandden ze in mijn werk.’ Hoewel de flipperkasten ontbreken, bevat The Ultimate Kiss wel de serie Billiards (1976-1978). De vreemd vervormde groene velden van biljarttafels lijken soms oneindig lang. Het spel met de vingers, de keu en de ballen is een duidelijk erotische metafoor, maar gaat ook over macht: A doet iets met B, waarna C gebeurt – of F. Dit spel met causaliteit komt steeds terug in haar werk, in de vorm van auto-ongelukken, biljartspellen of flipperkasten. Materialen botsen op elkaar, en zetten elkaar in beweging.

Ook de structuur van detectiveverhalen volgt gewoonlijk dit causale narratief: het thema in Série Noire (1980-1982). De Jong maakte deze serie schilderijen aan de hand van populaire detectiveromans uit de Verenigde Staten, die in Parijs bij een intellectuele uitgeverij in vertaling werden uitgegeven. In de stijl van de uitgeverij hadden de boekomslagen geen afbeeldingen. De Jong besloot titels zoals L’âne du Liban en Rhapsodie en Rousse figuratief te verbeelden, met een surrealistisch aandoend resultaat. Ook hier lekte de actualiteit soms naar binnen. In het werk Prof. Althusser en étranglant Mme Nina K. (1981) versmelten de moord van Althusser op zijn vrouw en de moord op Nina Kandinsky twee maanden eerder bij een overval tot één fictieve misdaad. Op een ander schilderij wordt iemand vermoord terwijl er een detective met camera naast staat. In plaats van een lineair verband tussen de misdaad en het vinden van de moordenaar, of de kaft en het boek, maakt De Jong een topologische verbuiging. Niet A-B-C, maar achterstevoren, of A en C tegelijkertijd.

Tegenover het ‘structurele spel’ van de Jong is de opzet van de tentoonstelling nogal traditioneel. De Jong werkt in series, die elk netjes in zes zalen zijn ondergebracht. De tentoonstellingstekst verleidt met perspectief op een ‘niet-lineair parcours’ en dérives, maar dit blijft beperkt tot het chronologisch omwisselen van enkele zalen. In de achterste zaal lijkt de categorie ‘overig’ te huizen: enkele publicaties in een vitrinekast (zoals de Situationist Times), posters, de mixed-mediaserie Chronique d’Amsterdam (1971) en de meest recente werken. Het was mooier geweest als dit werk topologisch in de rest van de tentoonstelling was gevouwen.

Toch is The Ultimate Kiss niet te missen, vooral voor wie haar retrospectief in 2019 in het Stedelijk gemist heeft (De Witte Raaf nr. 198). De Jongs werk, of het nu in de jaren zestig, tachtig of recent is gemaakt, is steeds even humorvol en vitaal. De catalogus geeft bovendien een interessant inkijkje in haar veelbewogen leven, waarbij de hele Europese avant-garde de revue passeert. Op jonge leeftijd werd De Jong assistent van Willem Sandberg, ze had een relatie met Asger Jorn, maakte deel uit van de Internationale Situationisten en ze maakte posters voor de studentenopstand van ’68. Ze was bovendien bevriend met Hans Haacke, Hugo Claus, Jan Hoet en talloze anderen. De Jongs leven en praktijk lijken zelf een topologisch instrument waarmee bepaalde punten die ver van elkaar verwijderd waren naast elkaar komen te liggen.

Mijn persoonlijke favoriet is Chronique d’Amsterdam in de laatste zaal: een serie schilderijen in opengeklapte houten koffers. De Jong maakte de ‘schilderijen-in-een-koffer’ toen ze net terug naar Amsterdam was verhuisd, nadat ze in Parijs haar atelier- en woonruimte verloor. De koffers geven uitdrukking aan de enigszins ontheemde situatie van de kunstenaar, weg van het vertrouwde Parijs, en boden tegelijk een praktische oplossing voor haar gebrek aan werkruimte. De linkerkant van elk diptiek bevat een dagboekverslag van haar leven in Amsterdam, met vooral veel borrelen, flipperen en soms ruzie met haar partner over welke kant van het grillrooster boven hoort. Rechts zijn droomachtige narratieven geschilderd waarin motieven en beelden te zien zijn die uit de media afkomstig lijken: sporters, pikante seks, flipperkasten en oorlogstaferelen. Zoals in Private Life of Cosmonauts speelt een kleine geschiedenis zich af tegen een historische achtergrond, en is daar tegelijkertijd onderdeel van. In deze pretentieloze werken komt alles samen. 

 

• Jacqueline de Jong. The Ultimate Kiss, tot 15 augustus in Wiels, Van Volxemlaan 354, Brussel.