Jan Mankes

Kalm en onbewogen staart de jongeman ons aan, net als de kleine uil die roerloos op zijn hand zit. Zelfportret met kerkuil (1911) is een ongewoon dubbelportret. Het schilderijtje, onlangs gerestaureerd, suggereert een innige verbondenheid tussen mens en dier. Het is een van de hoogtepunten op een tweedelige tentoonstelling van de Nederlandse realist Jan Mankes (1889-1920), georganiseerd door Museum Arnhem en Museum Belvédère in Heerenveen. Beide musea eren hiermee een kunstenaar uit de eigen regio. Mankes bracht zijn arbeidzame leven door op het weidse Friese platteland en sleet zijn laatste jaren in de bosrijke omgeving van het Gelderse Eerbeek. Hij werd niet ouder dan dertig. Arnhem toont zijn werk in combinatie met dat van tijdgenoten en enkele hedendaagse kunstenaars, Heerenveen selecteerde uitsluitend werk dat Mankes in Friesland heeft gemaakt. Samen geven de tentoonstellingen een goed overzicht van een bijzonder oeuvre dat in nauwelijks tien jaar tijd tot stand is gekomen.
Ik heb me weleens afgevraagd of je Mankes’ schilderijtjes van muizen, ganzenhoedstertjes en beukenlanen bij maneschijn serieus moet nemen. Hoort zijn werk niet thuis in de categorie sprookjesboekenillustraties? Muisje op boekje met schelpen, blaadjes en distels (1911) kun je met recht oubollig noemen. Wat echter bewondering afdwingt, zijn de opperste concentratie en de beheersing waarmee het is geschilderd, inclusief de subtiele weerschijn van de letters op de rug van het boek in het dof glanzende tafelblad. Mankes is geen fantast, maar een aandachtig waarnemer. En wat hij zag, wist hij onwerelds mooi weer te geven.
Van meet af aan is zijn werk van verrassend hoge kwaliteit. Ingetogen schilderijtjes als Perkamenten boekjes(1909), Olieflesje (1909) en Twee geitjes (1910) zijn afgewogen composities, haast doorschijnend, maar solide van vorm en tegelijk krachtig en fijnzinnig in hun lijnenspel. De onbenoembare zand- en leemkleuren herinneren aan die van een andere introverte meester, Giorgio Morandi.
Mankes leefde in roerige tijden van snelle modernisering, sociale onrust en oorlog op ongekende schaal. Hoewel hij zich ver hield van vernieuwende kunstexperimenten, ging de moderne tijdsgeest niet aan hem voorbij. Hij waardeerde het werk van Odilon Redon, verslond de brieven van Vincent van Gogh. Tot zijn excentrieke vrienden hoorden schrijver en bohemienkunstenaar Chris Huidekoper, de flamboyante, communistische schilder Chris Lebeau uit Den Haag en beroepszwerver Cornelis Gabes Gouma, een langharige antimilitarist en overtuigde veganist. Met archiefmateriaal en zelden getoonde depotstukken maakt de Arnhemse tentoonstelling de inspirerende contacten tussen deze provo’s avant la lettre inzichtelijk. Mankes’ doeken prijken naast nevelige nocturnes van Matthijs Maris, schrale stillevens van Floris Verster en vroeg, theosofisch geïnspireerd werk van Piet Mondriaan (waaronder een schilderij van een knalrood meisje dat er eerlijk gezegd een tikje belachelijk uitziet). De aandacht voor de cultuurhistorische context werpt een verhelderend licht op de vaderlandse kunstenaarskringen uit die tijd. Over Mankes’ uitzonderlijke talent zegt het echter weinig tot niets.
Mankes had belangstelling voor anarchisme, christensocialisme en voor het pacifisme dat door Tolstoj werd gepredikt, maar hij sloot zich nergens bij aan – niet bij de jonge socialistische partij van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, niet bij een commune als Walden, opgericht door Frederik van Eeden. Wel discussieerde hij eindeloos over de ethische waarde van weerloosheid met zijn vrouw Anne Zernike, de eerste vrouwelijke dominee in Nederland. Begeesterd was het jonge paar door Thomas van Aquino’s De navolging van Christus, een stichtelijke gids voor een spiritueel en fysiek heilzaam leven (Mankes was vegetariër en geheelonthouder). ‘Kunst,’ schreef de schilder in een brief aan zijn mecenas Aloysius Pauwels, ‘is uiting geven aan geestelijk leven.’
Hoe ziet dat eruit, dat geestelijk leven? Een veld bleke lelies in de avondschemering, een lijster op een tak, dopheide langs een zwarte sloot – de wereld van Mankes is zachtaardig, broos, verstild. Een avondstemming lijkt alles uit te tillen boven het dagelijkse rumoer. De beste werken onderscheiden zich door rijke, donkere kleuren, in dunne lagen aangebracht, zodat de gloeiende onderschildering nog langs en door de oppervlakte heen schemert. Contouren zijn zacht als dons, onscherp, diffuus. Het zwakke licht is omfloerst. Adembenemend zijn eenvoudige bloemstukjes als Vaasje met jasmijn (1913), Aronskelken (1912) en Gemberpot met chrysanten (1916). Hoogtepunten onder de landschappen zijn de voorstellingen van de hoge bomen langs de Woudsterweg bij het vallen van de nacht. Zelfs in een kinderportretje als Etend jongetje (1912) zijn herkenbaarheid en detaillering opgeofferd aan schemering en stemming. Kleur is Mankes’ kracht. Waar kleur ontbreekt, zoals in de tekeningen en de houtsneden, onderscheidt hij zich amper van minder bedeelde vakbroeders.
Jan Mankes is een publiekslieveling. Terecht. Niet omdat zijn onderwerpen net zo knus en nostalgisch zouden zijn als die van Anton Pieck, maar omdat in zijn schilderijen iets resoneert dat veel omvattender is, iets dat herinnert aan de contemplatieve kalmte van Adriaen Coorte of de ontzagwekkende stilte van Caspar David Friedrich. Neem Uitzicht uit het atelier in Eerbeek (1917), een van de mooiste werken op de tentoonstelling. Mankes, in zijn laatste jaren aan bed gekluisterd door tuberculose, kijkt uit zijn raam en schildert het uitzicht. Een besneeuwde voortuin, een kale haag, daarachter een wit veld dat zich uitstrekt tot het huis in de verte, aan de rand van het bos, onder een donkergrijze hemel die zwanger is van sneeuw. Hoe eeuwig kan een winternamiddag zijn?
Dat er eigentijdse kunst aan de presentatie in Arnhem is toegevoegd, lijkt vooral een wat geforceerde poging om de actualiteit van Mankes’ oeuvre te benadrukken. Met werk van Mariëlle Videler, Madelon Hooykaas en Sophie Steengracht wordt de aandacht verschoven naar ‘onze holistische verbinding met de natuur’, naar het antropoceen, klimaatopwarming en andere hete hangijzers. Tja, maatschappelijke relevantie… Het glijdt van Mankes’ werk af als water van een eend.
• Jan Mankes. Verstilling en strijd, tot 24 augustus, Museum Arnhem, Utrechtseweg 87; Jan Mankes. Uiting geven aan geestelijk leven, tot 24 augustus, Museum Belvédère, Oranje Nassaulaan 12, Heerenveen-Oranjewoud.