Jasper Johns
Na het Museum of Modern Art doet de Jasper Johns-retrospectieve nu het Museum Ludwig in Keulen aan: een logische keuze, want de inmiddels overleden Peter Ludwig, wiens collectie (althans een deel daarvan) het museum behuist, verzamelde reeds vroeg werk van Johns. Later is hij daar overigens mee gestopt, omdat Johns zelfs voor deze chocoladefabrikant te duur werd. Waarmee meteen een mysterie is aangestipt: het is onbegrijpelijk dat Johns, die in de late jaren ’50 zeer belangrijk werk maakte, naarmate hij artistiek verder aftakelde zijn mythische status en zijn marktwaarde wist te behouden en zelfs te vergroten. De kunstcriticus van de Berlijnse Tageszeitung suggereerde malicieus dat deze tentoonstelling wellicht moet worden gezien als een afrekening van de betreffende musea met hun voormalige lieveling Johns, die hun verwachtingen zo sterk heeft teleurgesteld: door ook zijn recente werk uitgebreid te tonen, wordt hij immers genadeloos gedemonteerd. De waarheid is natuurlijk dat Johns voor zijn trouwe volgelingen in de museumwereld en elders de grootste blijft, hoeveel afzichtelijke drollen hij ook produceert. De Flags en de Targets uit de late jaren ’50, toen Johns samen met zijn toenmalige minnaar Robert Rauschenberg de grondvesten van het abstract-expressionisme ondermijnde, blijven ook op deze tentoonstelling meer dan overeind. Deze werken zijn niet slechts een gewiekst spel met abstractie en figuratie: zeker in Target with plaster casts met de rij gipsen neuzen boven de schietschijf, maar ook in het algemeen door de verf die als een oneffen huid over de op zijn beurt vaak oneffen, met stukken krantenpapier beplakte ondergrond is heengespreid, is er een sterke suggestie van lichamelijkheid. In de jaren ’60 begint Johns’ neergang al. Vele werken zijn niet meer dan quasi-interessant gegoochel met kleur, woorden en objecten. Bij andere schilderijen is te merken dat Johns op zoek is naar een persoonlijke inhoud, naar drama en emotie, maar hiermee vertilt hij zich. Na een periode met veel streepjespatronen krijgt Johns in de jaren ’80 een gouden inval hoe schilderkunst met Diepgang en Inhoud te verwezenlijken is: door illustere voorgangers te citeren. In werk als Racing thoughts en de Seasons-reeks passeren onder meer Leonardo Da Vinci, Picasso, Munch, Barnett Newman en Matthias Grünewald de revue – zonder dat Johns echt in dialoog met deze groten gaat. Citaten uit hun werken worden veeleer bijeengehusseld in mislukte allegorieën vol geforceerde raadsels. Hoe meer Johns zichzelf als sfinx ensceneert, des te duidelijker wordt dat hij een sfinx zonder geheim is. Tot 1 juni in het Museum Ludwig, Bischofsgartenstrasse 1, 50667 Keulen (0221/221.23.82).