width and height should be displayed here dynamically

Jeff Wall in het Stedelijk

Tableaux Pictures Photographs is een passende titel voor een monografische tentoonstelling van Jeff Wall. De keuze voor deze drie woorden dekt precies de lading van het veld waarbinnen zijn werken zich bewegen: het zijn zowel minutieus opgebouwde composities (tableaux), als afbeeldingen die als foto’s, dankzij hun technisch medium, maar vaak ook dankzij de ogenschijnlijk familiaire scènes, aansluiten bij onze hedendaagse (populaire) beeldcultuur. In de opzet van deze tentoonstelling is 1996 als cesuur genomen. Dit was het jaar waarin Wall naast zijn kenmerkende, aan de reclame ontleende lichtbakken metersgrote zwart-witfoto’s introduceerde, afgedrukt op traditioneel fotopapier. Negen van de 37 getoonde werken zijn zulke zwart-witfoto’s. Wall speelt in deze werken met de formele en thematische conventies van de documentaire fotografie. Hij toont daarbij een voorkeur voor marginale figuren, voor de onderzijde én de keerzijde van de samenleving, en voor schijnbaar toevallige scènes.

De tentoonstelling beslaat vijf zalen. Centraal, in de erezaal van het museum, is een selectie van Walls meest monumentale lichtbakken te zien, zowel qua formaat als qua inhoud. Hoewel enkele veelbesproken werken uit Walls oeuvre helaas ontbreken, omdat ze nu eenmaal van voor 1996 dateren, is de ervaring overweldigend. In een video-interview dat bij de tentoonstelling wordt getoond, hamert de kunstenaar erop dat zijn werk niets met ‘fictie’ te maken heeft. Desalniettemin vinden we hier minstens één werk dat rechtstreeks is gebaseerd op fictie: het magistrale After ‘Invisible Man’ by Ralph Ellison, the Prologue (1999–2001). We zien de verteller van het verhaal, een Afro-Amerikaanse man, in zijn armetierige, vooroorlogse New Yorkse kelderwoning, zijn ‘hol’, waar 1369 gloeilampen aan het plafond hangen. Het onderwerp sluit aan bij Walls oeuvre: de aandacht voor marginale subjecten en de voorliefde voor lampen. In Ellisons proloog vertelt de hoofdfiguur dat het licht voor hem de waarheid symboliseert. Hoewel het te ver gaat om die gelijkstelling klakkeloos over te nemen, is symboliek ook Wall niet vreemd. Maar nog belangrijker bij Wall is het ‘hoe’ van zijn werken, hun verschijningsvorm, hun minutieuze orkestratie.

Anders dan negentiende-eeuwse historieschilderstukken, waarmee Walls ‘tableaux’ wel zijn vergeleken, worden zijn lichtbakken altijd dicht tegen de grond opgehangen, waardoor de beschouwer erin wordt ‘opgenomen’. De lichtbakken creëren een atmosferisch effect, vergelijkbaar met sommige installatiekunst, en geven de beelden een verschijningsruimte die groter is dan hun oppervlak. In een interview met Yilmaz Dziewior in de catalogus (de interessantste van de drie tekstbijdragen) bespreekt Wall onder meer de manier waarop hij het kijken compliceert: om te voorkomen dat men direct naar de voorstelling kijkt, dat wil zeggen als het ware door het werk heen kijkt, fragmenteert de kunstenaar het beeldveld en verleidt hij de blik om het oppervlak af te speuren. De strategie is anders bij de zwart-witwerken, die vaak fascinerend duister zijn. Hier geen verleiding, maar een frustratie van de blik, die op het opake beeldoppervlak niet alle details van de voorstelling kan ontwaren.

De overige vier zalen zijn chronologisch noch thematisch ingericht, al ontstaan er allerlei formele en narratieve verbanden tussen de autonome werken (Wall werkt nooit in series). Ondanks het ontbreken van een ‘rode draad’ is de tentoonstelling prachtig opgebouwd. Met de ‘formalistische’ opstelling doet het museum de Fuchstraditie eer aan, al komt de verdeling van de zaalteksten – in de ene zaal wordt Walls onderwerpkeuze belicht, elders zijn werkproces enzovoort – wel enigszins geforceerd over. Het tentoonstellingsconcept slaat bovendien door wanneer een sculptuur van Jan De Cock in een aangrenzende zaal, zichtbaar vanuit de tentoonstelling, overduidelijk is gepaard met een van Walls haast geometrisch-abstracte stillevens, dat een smerige wastafel verbeeldt. Zowel compositie, kleur als materiaal (Walls beeld bevat een houten plint, het werk van De Cock ook) rijmen iets te nadrukkelijk.

De verstilling, de schoonheid van Walls beelden hebben uiteraard alles te maken met hun vorm, die altijd het resultaat is van een langdurig werkproces. Toevallige observaties en herinneringen ondergaan in de meeste gevallen een maandenlange herwerking, wat composities oplevert die op allerlei manieren boven het dagelijkse uitstijgen, terwijl zij daarin tegelijkertijd geworteld zijn. Veel van Walls getoonde beelden appelleren aan een collectief onbewuste van het Westen, dat zowel migratieproblematiek omvat als armoede en arbeid, als meer ‘persoonlijke’, maar voor velen herkenbare dagelijkse ervaringen, jeugdherinneringen of (familie)relaties. Zijn beelden tonen het onopvallende en het marginale, dat waaraan we bewust of onbewust voorbijgaan. Veel figuren in zijn werk zijn verwikkeld in ‘saaie’ of onopvallende handelingen – wachten, rondhangen, liggen, zitten, messen gooien, slapen – of bezig met huishoudelijk of anderszins vervelend, repetitief en traag werk, zoals schoonmaken of kippen plukken. Enkele figuren, mogelijk ‘illegalen’, lijken verwikkeld in criminele handelingen, maar het gaat om kleine, marginale misdaden zoals inbreken of benzine stelen.

Het hier getoonde werk van Wall laat zich wellicht voornamelijk kenmerken door het feit dat het de marge monumentaliseert, in de breedste zin van het woord. De schoonheid ligt in de manier waarop hij dat doet: compositie, vorm, kleur, details, beeldkwaliteit, afsnijding, materiaal. Een goed voorbeeld is Boxing (2011), dat twee boksende pubers in een burgerlijke zitkamer toont. De compositie en het verlichte gladde beeldoppervlak zijn zo perfect dat het onderwerp vervaagt en de blik wordt gevangen door details, zoals de adembenemende manier waarop de ijzeren poot van een witte bank in het wit tapijt zinkt. Walls ‘perfecte’ beelden bieden abstractie, en juist dat maakt het mogelijk om over de lelijkheid, de verfoeilijkheid, en wellicht ook de schoonheid van zijn onderwerpen na te denken.

 

Jeff Wall. Tableaux Pictures Photographs, tot 3 augustus in het Stedelijk Museum, Museumplein 10, 1071 DJ Amsterdam (020/573.29.11; www.stedelijk.nl).