width and height should be displayed here dynamically

Job Koelewijn. Loco Motion

Na een solotentoonstelling in De Paviljoens in Almere, toont nu – vier jaar later – ook De Pont een overzicht van het werk van Job Koelewijn. Verwonderlijk is die keuze niet. Wie enigszins bekend is met het Tilburgse museum, weet dat het werken in de collectie heeft die specifiek de aandacht vragen voor de zintuiglijke ervaring. De hallucinerende lichtinstallatie van James Turrell, de geurende bijenwasgang van Wolfgang Laib en de intieme installaties van Anish Kapoor zijn hier voorbeelden van.

Koelewijn staat als geen andere kunstenaar bekend om zijn projecten waarin de geïntensiveerde beleving en de associatie van het moment prevaleren op de daadwerkelijke ‘beelden’, in de zin van materieel en tastbaar eindproduct. Veel van zijn tot nu toe geëxposeerde werken waren vluchtig, ze bestonden uit een performance of waren gemaakt van zeer kwetsbare en tijdelijke materialen als talkpoeder, bouillon, suikergoed, spaghetti, groene zeep of eucalyptuszalf. Voor Koelewijns afstudeerproject aan de Rietveldacademie in 1992 liet hij bijvoorbeeld zijn moeder en drie tantes in Spakenburger klederdracht de ramen van het Rietveldpaviljoen schoonboenen. Wat restte van dit reinigingsritueel – waarmee hij een ode bracht aan Rietveld en afscheid nam van zowel zijn academiejaren als zijn jeugd in Spakenburg – was een boek met foto’s getiteld For Gerrit Rietveld.

Zijn wens om het geestelijke eerder dan het materiële op te roepen, wijt Koelewijn aan zijn achtergrond: “Ik ben opgegroeid in het streng gereformeerde Spakenburg en zit nu als protestantse jongen in een galerie die voor tachtig procent uit katholieken bestaat, inclusief Fons Welters zelf. Katholieken willen beelden om zich heen zien. Voor mij zijn beelden alleen maar ballast.” (Metropolis M, 1995, nr. 4) Het huidige overzicht in De Pont staat in schril contrast met deze uitspraak. Koelewijn laat er vier nieuwe en zeven bestaande werken zien. Met name een aantal nieuwe werken vertoont juist zeer beeldhouwkunstige trekjes.

Dit aspect domineert bij uitstek in het speciaal voor de tentoonstelling vervaardigde Horizon. Het sluit aan bij eerdere projecten die Koelewijn maakte over onze (en zijn) eindeloze drang naar kennis. Horizon bestaat uit een tientallen meters lange wand waarop de kunstenaar achter plexiglas duizenden boekomslagen heeft vastgeschroefd. Middels een pompsysteem, vloeit er onophoudelijk water over het plexiglas. En hiermee, metaforisch gesproken, over de ontelbare, lukraak gekozen boeken.

Ook The Clockshop is erg objectmatig. Voor deze installatie bouwde Koelewijn op ware grootte een klokkenwinkel uit Canal Street, Manhattan na. De met klokken gevulde winkelcabine beweegt als een slinger langzaam heen en weer. Het werk werd in 2003 voor het eerst vrij hangend in Den Haag gepresenteerd en blokkeerde in 2006 slingerend de doorgang tot de achterruimte van Galerie Fons Welters. In De Pont is die laatste setting gereconstrueerd – inclusief de zijwanden, het plafond en het achterliggende bedompte kantoortje dat Joep van Lieshout ooit voor de galerie vervaardigde. Deze installatie staat nu pontificaal in de ingang en dwingt hiermee de bezoeker de smalle doorgang als entree te gebruiken.

Naast The Clockshop en een aantal oudere fotowerken, is er nog een werk te zien dat eerder bij Welters getoond werd, The World is my Oister (1996). Koelewijn vroeg destijds het bouwbedrijf van zijn neef een gat ter grootte van een voetbalgoal te hakken in de achterwand van de galerieruimte. Het publiek kreeg hiermee voor de duur van de tentoonstelling zicht op de tuin van de achterburen. In de verder lege galerie lag voor deze ‘goal’ een voetbal gemaakt van pepermunt.

Na afloop werd Koelewijn veelvuldig gevraagd om elders een versie van The World is my Oister te maken. Maar omdat het werk – net als zijn afstudeerproject – zo contextgebonden was, heeft de kunstenaar deze verzoeken nooit ingewilligd. Voor het huidige overzicht is Koelewijn toch gezwicht. Hij maakte weliswaar geen nieuw gat, maar toont een soort remake van het werk. In de centrale zaal leunt een enorme foto tegen de wand waarop het oorspronkelijke gat in de galeriemuur op ware grootte is afgebeeld. Ernaast op de grond staat een monitor met een video van de making of in 1996.

Alhoewel deze remake ons opnieuw een intieme blik op de tuin gunt, is het niets meer dan een plat substituut dat zowel letterlijk als figuurlijk al zijn gelaagdheid heeft verloren. En dat blijkt meteen een van de manco’s van deze overzichtstentoonstelling in De Pont. Koelewijn toont vooral ‘beelden’ van ervaringen, maar genereert er daadwerkelijk weinig. Bovendien prikkelen veel werken – die wél een ervaring losmaken – lang niet alle zintuigen, zoals zijn oudere werk dat vaak deed. Hierin wist Koelewijn alleen al met geur en de kwetsbaarheid van zijn materialen een hele betekeniswereld op te roepen. Deze krachtige en poëtische stroom van associaties komt in De Pont niet op gang. De recente werken blijken te eenduidig. Ook de opstelling tussen de vaste collectie is problematisch; Koelewijns werk – dat om concentratie en misschien wel afzondering vraagt – komt er niet tot zijn recht. Gelukkig biedt ouder werk nog enig soelaas voor de recente, al te letterlijke en grootse gebaren. Cinema on Wheels (1999) weet het kijken bijvoorbeeld op bijzondere wijze te intensiveren. En fotowerken als Bonnet (1992), A Balancing Act (1998) en Untitled (1999) – hier heeft de kunstenaar zich op de plaats van zijn ogen hondenoren laten aanhechten als symbool voor zijn terugkerende ‘visuele vasten’ – zijn in hun maatvoering, complexiteit en poëtische fijngevoeligheid een sympathieke en welkome verademing.

 

Job Koelewijn, Loco Motion tot 22 juni in De Pont, Wilhelminapark 1, 5041 EA Tilburg (013/543.83.00; www.depont.nl).